ECLI:NL:GHSHE:2014:4099
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Erfbelasting en dividenduitkering na overlijden: fiscale gevolgen voor nalatenschap
In deze zaak gaat het om de fiscale behandeling van een nalatenschap na het overlijden van de heer [F] op 11 maart 2006. De belanghebbende, een van de erfgenamen, heeft in hoger beroep de uitspraak van de Rechtbank Breda aangevochten, die eerder een aanslag in het recht van successie had opgelegd. De discussie draait om de vraag of de inkomstenbelastingschuld, die voortvloeit uit een na het overlijden uitgekeerd dividend van € 400.000, voor de heffing van successierecht op 25% kan worden gesteld, of dat deze moet worden berekend op basis van de latente belastingschuld van 6,25%. De belanghebbende stelt dat de helft van de nominale inkomstenbelastingschuld in mindering moet worden gebracht op de nalatenschap, terwijl de Inspecteur van mening is dat dit niet mogelijk is.
De Rechtbank had eerder geoordeeld dat de erfgenamen niet voor afrekening van de aanmerkelijkbelangclaim hebben gekozen, waardoor de belastingschuld niet op 25% kan worden gesteld. Het Hof bevestigt deze uitspraak en stelt dat de Wet geen ruimte biedt voor een dergelijke afrekening na het overlijden. De erfgenamen waren zich bewust van de fiscale gevolgen van de dividenduitkeringen en hadden kunnen kiezen voor een andere fiscale behandeling.
Daarnaast wordt het beroep van de belanghebbende op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit verworpen, omdat de BV ten tijde van het overlijden geen onderneming meer uitoefende. Het Hof concludeert dat het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.