3.1.In overweging 3.1. heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Deze vastgestelde feiten zijn niet betwist en vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt:
- [Vastgoed] BV is eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [woonplaats];
- [Vastgoed] BV heeft met ingang van 1 november 2009 de begane grond (bedrijfsruimte) en de eerste verdieping (onzelfstandige woonruimte en magazijn) verhuurd aan de heer [huurder 1];
- medio april 2011 zijn de rechten en plichten uit de huurovereenkomst door [huurder 1] overgedragen aan [huurder 2], met goedvinden van [Vastgoed] BV;
- [Vastgoed] BV heeft sindsdien gefactureerd aan [huurder 2] die tot en met oktober 2011 diens huurverplichting heeft voldaan;
- op 3 november 2011 heeft [huurder 2] aan [Vastgoed] medegedeeld dat hij zijn onderneming had verkocht aan [appellant];
- [appellant] heeft de huurpenningen van de maand november 2011 (per bank) en de maand december (contant) voldaan;
- bij brief van 28 november 2011 heeft [Vastgoed] BV aan [huurder 2] te kennen gegeven dat [huurder 2] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door het gehuurde in gebruik aan een derde af te staan. Daarbij heeft [Vastgoed] BV ook aangegeven de huurovereenkomst te willen beëindigen;
- het onderling overleg tussen [Vastgoed] BV en [huurder 2] over de beëindiging van de huurovereenkomst heeft niet tot overeenstemming geleid;
- [Vastgoed] BV heeft vervolgens [huurder 2] gedagvaard (zaak-/rolnr. 700304 CV EXPL 12-485) en de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd;
- op 7 april 2012 (tijdens de lopende procedure tussen [Vastgoed] en [huurder 2]) heeft een geweldsincident plaatsgevonden in het gehuurde;
- in het gehuurde werd ten tijde van het geweldsincident een horeca-inrichting genaamd “[horeca-inrichting]” geëxploiteerd;
- bij besluit van 9 augustus 2012 heeft de Burgemeester van [woonplaats] het gehuurde voor een termijn van drie weken gesloten op grond van art. 34 van de Algemene Plaatselijke Verordening, die gebaseerd is op art. 174 van de Gemeentewet;
- bij exploot heeft [Vastgoed] BV op 4 september 2012 een tweetal brieven van 3 september 2012 laten betekenen, één aan [huurder 2] en één aan [appellant], in welke brieven [Vastgoed] BV de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbindt op grond van 7:231 lid 2 BW;
- bij vonnis van 30 januari 2013 heeft de kantonrechter te Tilburg in gemelde zaak tussen [Vastgoed] BV en [huurder 2] de vordering van [Vastgoed] BV afgewezen, omdat hij van oordeel is dat [appellant] per 1 juli 2011 huurder is geworden.
In dat geding is de vraag of [appellant] door contractoverneming huurder is geworden. [Vastgoed] BV gaat daar veronderstellenderwijze vanuit (32 inl. dagv.).
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [Vastgoed] BV in eerste aanleg gevorderd:
- te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst met betrekking tot de horecabedrijfsruimte, gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde), op basis van de buitengerechtelijke ontbinding bij brief van 3 september 2012 is ontbonden, althans deze huurovereenkomst te ontbinden;
- [appellant] te veroordelen het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen;
- [appellant] te veroordelen om aan [Vastgoed] BV te betalen:
a. een bedrag van € 3.445,19 inzake achterstallige betalingen;
b. een bedrag aan € 2.000,-- aan reeds verbeurde contractuele boetes berekend (vermeerderd met rente);
c. een bedrag van € 2.853,99 voor iedere maand vanaf 1 juli 2013 tot de dag van de ontruiming, te vermeerderen met de contractuele boete van art. 26.2 van de algemene voorwaarden, althans vermeerderd met de wettelijke rente handelsrente en te vermeerderen met contractuele indexeringen;
d. een bedrag van € 469,52 ter zake buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot die van de voldoening;
- [appellant] te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 15e dag na de vonnisdatum.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [Vastgoed] BV, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Met het besluit van de burgemeester van [woonplaats] van 9 augustus 2012 tot sluiting van het gehuurde, is volgens [Vastgoed] BV, voldaan aan het criterium van art. 7:231 lid 2 BW om buitengerechtelijk te mogen ontbinden. Aldus is sprake van een rechtsgeldige buitengerechtelijke ontbinding bij brief van 3 september 2012.
3.2.3.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.3.In het eindvonnis heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat de huurovereenkomst op basis van de buitengerechtelijke ontbinding bij brief van 3 september 2012 is ontbonden. Voorts heeft de kantonrechter de overige vorderingen van [Vastgoed] BV, met uitzondering van de boetes en de buitengerechtelijke incassokosten, toegewezen.