In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven, van 3 januari 2013 en 16 mei 2013. [Appellant] vorderde in eerste aanleg een bedrag van € 3.385,00 van [geïntimeerde], dat hij zou hebben geleend. [Geïntimeerde] betwistte de geldleningen en stelde dat de bedragen die [appellant] aan hem had overgemaakt, vergoedingen waren voor klussen en autoritten. De kantonrechter oordeelde dat beide partijen niet in hun bewijslevering waren geslaagd, wat leidde tot afwijzing van de vorderingen van [appellant] en compensatie van de proceskosten.
In hoger beroep heeft [appellant] vier grieven aangevoerd, maar het hof oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen. Het hof onderschreef het oordeel van de kantonrechter dat de bankafschriften en sms-berichten niet voldoende waren om de geldleningen te bewijzen. Ook de vordering tot terugbetaling van de aankoopprijs van een laptop werd afgewezen, omdat [appellant] niet had aangetoond dat hij de laptop had teruggegeven en dat hij recht had op terugbetaling. Het hof bekrachtigde de vonnissen van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in civiele zaken, vooral bij vorderingen die gebaseerd zijn op geldleningen en koopovereenkomsten. Het hof concludeerde dat de door [appellant] overgelegde stukken niet voldoende waren om zijn claims te onderbouwen, en dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat er geen bewijs was geleverd voor de gestelde geldleningen en de terugbetaling van de laptop.