ECLI:NL:GHSHE:2014:3989

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
2 oktober 2014
Zaaknummer
20-003987-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met dienstvuurwapen door politieambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, een politieambtenaar, was eerder veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, omdat hij zijn dienstvuurwapen op een collega had gericht. Het hof heeft het beroep van de verdachte tegen het eerdere vonnis behandeld, waarbij de advocaat-generaal bevestiging van het vonnis vorderde, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 13 tot 14 april 2012 in Heerlen zijn dienstvuurwapen op de aangever heeft gericht, wat door getuigen is bevestigd. De verdachte stelde dat het een misplaatste grap was, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden zodanig waren dat de aangever zich daadwerkelijk bedreigd voelde. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd.

De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 40 uren, met een subsidiaire hechtenis van 20 dagen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor zowel de verdachte als de aangever. De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003987-13
Uitspraak : 24 september 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 19 november 2013 in de strafzaak met parketnummer 03-866228-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1966],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2012 tot en met 14 april 2012 in de gemeente Heerlen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zijn, verdachtes, dienstvuurwapen op die [slachtoffer] gericht en/of gericht heeft gehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 13 april 2012 tot en met 14 april 2012 in de gemeente Heerlen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zijn, verdachtes, dienstvuurwapen op die [slachtoffer] gericht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat geen sprake was van een bedreiging, nu [slachtoffer] zich geen moment bedreigd heeft gevoeld, althans hij zou zich in redelijkheid niet bedreigd hebben kunnen voelen. Het gebeuren speelde zich af in een professionele setting, er was sprake van een gemoedelijke sfeer en cliënt heeft onmiddellijk ingezien dat hij een fout beging en heeft het wapen weer in de holster gestopt. Dit alles leidt tot de conclusie dat de bedreiging niet van dien aard was en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen, respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Cliënt dient dan ook te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Met de raadsman stelt het hof vast dat het gebeuren plaats vond in een professionele setting, dat wil zeggen dat een aantal politieambtenaren bijeen was, vermoedelijk voor het nemen van de benodigde rust tijdens de nachtdienst, en dat verdachte en [slachtoffer] daarbij in een woordenstrijd verwikkeld waren, het hof begrijpt dat zij elkaar min of meer aan het “afzeiken” waren. Ook in een dergelijke setting, of die nu direct professioneel mag worden genoemd gelet op wat zich daar afspeelde, geldt de ambtsinstructie die inhoudt dat een vuurwapen slechts gebruikt mag worden in de in die instructie genoemde situaties. Het wapen uit de holster halen, ter hand nemen en met enige kracht op de tafel doen neerkomen en met dat vuurwapen richten in de richting van een ander in het kader van een, zoals verdachte dat noemt: misplaatste grap, is uitdrukkelijk niet toegestaan. Verdachte is een politieman die getraind en geschoold is in het gebruik en hanteren van een (dienst)vuurwapen en is als geen ander bekend met de regelgeving ter zake en de gevaren die kleven aan het gebruik van dat wapen. Aan hem als professional mogen derhalve op dat gebied hoge eisen worden gesteld.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat verdachte het wapen uit zijn holster haalde, met enige kracht het op tafel deed neerkomen en in zijn hand hield in de richting van [slachtoffer].
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte het wapen uit de holster haalde en het met opgeheven, maar gebogen arm, in zijn beleving op hem richtte. Hij was verbijsterd en vond het te ver gaan. Hij had, nadat verdachte het wapen op hem had gericht, verdachte eigenlijk over de tafel heen willen aanvliegen, maar heeft dat niet gedaan omdat er een vuurwapen op hem gericht was. Door het aanvliegen, zou het wapen wel eens af kunnen gaan. Als er een wapen op je gericht is, is er altijd een risico dat het misgaat, aldus [slachtoffer]. Hij omschreef de situatie in die zin als gevaarlijk en belemmerend.
Dat het moet worden gezien als een misplaatste grap, zoals verdachte stelt, waarvan hij direct daarna al spijt had, is moeilijk te verenigen met een uitlating van verdachte enige maanden later toen hij en [slachtoffer] kennelijk weer in een soort woordenstrijd waren verwikkeld, waarbij hij [slachtoffer] toevoegde: “[slachtoffer], ik heb al eens een pistool op je gericht”.
Het hof concludeert:
- dat verdachte het vuurwapen, tegen de ambtsinstructie in, uit zijn holster heeft gehaald;
- dat verdachte het vuurwapen ter hand heeft genomen en met enige kracht op de tafel heeft doen neerkomen;
- dat verdachte het vuurwapen heeft gericht op [slachtoffer];
- dat het feit dat het vuurwapen op hem gericht was [slachtoffer] ervan weerhield om verdachte aan te vliegen;
- dat [slachtoffer] zich op dat punt belemmerd voelde in zijn vrijheid.
Dit zijn naar het oordeel van het hof wel degelijk omstandigheden waardoor bij [slachtoffer] de redelijke vrees kón ontstaan dat het wapen zou kunnen afgaan en dat hij het leven zou kunnen verliezen. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is ernstig in de fout gegaan door (als politieambtenaar), in strijd met de ambtsinstructie, zijn dienstwapen te trekken en op een collega te richten. Aangever [slachtoffer] heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven nog steeds last te ondervinden van de gevolgen van deze bedreiging.
Het hof ziet dan ook geen aanleiding om, zoals door de advocaat-generaal geëist, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof houdt bij de bepaling van de hoogte van de staf wel rekening met het feit dat het bewezene ook voor verdachte de nodige gevolgen heeft gehad, in die zin dat hij is overgeplaatst naar een andere eenheid en aan hem een rechtspositionele straf is opgelegd door de korpsbeheerder.
Alles overwegende acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf voor het hieronder te vermelden aantal uren passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. drs. P.TH. Gründemann en mr. R.W.J. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder, griffier,
en op 24 september 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.W.J. van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.