ECLI:NL:GHSHE:2014:3900

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
HD 200.154.544_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verkoop van de echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding, waarbij de vrouw, appellante, verzoekt om vervangende toestemming voor de verkoop van de echtelijke woning na de echtscheiding van partijen. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en woont met haar meerderjarige dochter in de echtelijke woning, terwijl de man, geïntimeerde, de woning vijf jaar geleden heeft verlaten en in het Verenigd Koninkrijk woont. De vrouw heeft een achterstand in de betaling van de hypotheeklasten en wenst de woning te verkopen. De man is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. Het hof heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de betekening van de appeldagvaarding en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Het hof oordeelt dat de betekening op de juiste wijze heeft plaatsgevonden en dat de Nederlandse rechter bevoegd is. Het hof bevestigt dat het Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen. De vrouw heeft in eerste aanleg gevorderd om de man te veroordelen tot medewerking aan de verkoop van de woning. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw toegewezen, maar de vrouw is in hoger beroep gekomen omdat zij zich niet kon verenigen met onderdelen van de beslissing. Het hof oordeelt dat er een spoedeisend belang is bij de verkoop van de woning, gezien de achterstand in de hypotheeklasten en het feit dat de man niet bereikbaar is voor overleg. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de kostencompensatie, maar vernietigt het vonnis voor het overige en veroordeelt de man tot medewerking aan de verkoop van de woning, onder bepaalde voorwaarden. Het arrest is uitgesproken op 30 september 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.154.544/01
arrest van 30 september 2014
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te '[woonplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als de vrouw,
advocaat: mr. L.A.L. Westerwoudt te Amsterdam,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats], Essex (Verenigd Koninkrijk),
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de man,
tegen de man is verstek verleend.
op het bij exploot van dagvaarding van 28 mei 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 30 april 2014, gewezen tussen de vrouw als eiseres en de man als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/273445 / KG ZA 14-29)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven;
- het tegen de man verleende verstek.
De vrouw heeft arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Partijen zijn met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen.
De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en de man heeft de Britse nationaliteit.
Tot de huwelijksgemeenschap behoort onder meer de echtelijke woning staand en gelegen aan de [adres] te ’[plaats]. Voor de financiering van deze woning zijn partijen een hypothecaire geldlening van in totaal € 287.500,- aangegaan bij (thans) De Federale (Zwitsersleven).
Op 4 februari 2010 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
De vrouw is thans samen met de meerderjarige dochter van partijen woonachtig in de echtelijke woning. De man heeft de woning reeds 5 jaar geleden verlaten en is thans woonachtig in het Verenigd Koninkrijk.
Partijen hebben geen contact meer.
Er is een achterstand in de betaling van de hypotheeklasten van € 5.115,49 per 20 december 2013.
De vrouw wenst tot verkoop van de echtelijke woning over te gaan.
3.2.
Alvorens aan een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep van de vrouw toe te komen, dient het hof eerst een oordeel te geven over de betekening, de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en het toepasselijke recht.
Betekening
3.3.
De man heeft geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland. Dit brengt met zich dat de betekening van de appeldagvaarding dient te geschieden overeenkomstig de Verordening (EG) nr. 1393/2007 van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 (EBetVo II) en – ingevolge artikel 56 lid 1 Rv – met inachtneming van het bepaalde in artikel 56 lid 2 tot en met lid 5 RV. Nu de man niet in de procedure is verschenen dient het hof op grond van artikel 19 lid 1 EBetVo II zich ervan te vergewissen of de man voldoende in de gelegenheid is gesteld verweer te voeren.
3.4.
De vrouw heeft de appeldagvaarding zowel op de voet van de artikelen 4 tot en met 11 EBetVo II in samenhang met artikel 56 lid 2 Rv als ook conform artikel 14 EBetVo II in samenhang met artikel 56 lid 3 Rv op 28 mei 2014 laten betekenen.
3.5.
Allereerst is op 28 mei 2014 op formele wijze langs de weg van decentrale verzendende en ontvangende instanties in de lidstaten met gebruikmaking van standaardformulieren, de deurwaarder in het Verenigd Koninkrijk opdracht gegeven tot betekening over te gaan. Dat daadwerkelijk tot betekening aan de man in het Verenigd Koninkrijk is overgegaan valt niet uit de stukken op te maken.
3.6.
Daarnaast heeft de deurwaarder op 28 mei 2014 de appeldagvaarding aan de man betekend als bedoeld in artikel 14 EBetVo II (betekening per post). Uit de overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van het hof dat die betekening op de juiste wijze conform artikel 14 EBetVo II aan de man heeft plaatsgevonden. Weliswaar is de laatste in artikel 56 lid 3 Rv genoemde melding – ter zake de mogelijkheid tot weigering van het stuk ingeval van ontbreken van een vertaling – niet gedaan, echter uit de overgelegde stukken is op te maken dat een vertaling in de Engelse taal is meegezonden, zodat het hof geen gevolg verbindt aan het ontbreken van deze melding. De man is blijkens de appeldagvaarding gedagvaard tegen de roldatum van 26 augustus 2014. Het hof is van oordeel dat de man gelet op deze omstandigheden voldoende in de gelegenheid is gesteld om verweer te voeren. Dat de man ervoor heeft gekozen de stukken welke hem door UPS op 29 mei 2014 zijn aangeboden te weigeren, dient voor zijn rekening en risico te blijven.
Bevoegdheid Nederlandse rechter
3.7.
Het geschil heeft internationale aspecten, zodat moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen.
De EEX-verordering is ingevolge artikel 1 lid 2 sub a niet van toepassing op het huwelijksvermogensrecht. Ook de Brussel IIbis-verordening is niet van toepassing. Nu ook geen andere verdragen of verordeningen van toepassing zijn, dient aan de hand van de commune bevoegdheidsregels, neergelegd in Rv beoordeeld te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat deze rechtsmacht voortvloeit uit artikel 6 aanhef en sub f Rv.
Toepasselijk recht
3.8.
Vervolgens is de vraag welk recht van toepassing is. De rechtbank heeft overwogen dat die vraag dient te worden beantwoord op grond van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978. De rechtbank heeft geoordeeld dat aannemelijk is geworden dat partijen na hun huwelijk in Nederland hebben gewoond en dat aldus ingevolge artikel 4 van het verdrag hun huwelijksvermogensregime beheerst wordt door Nederlands recht. Tegen deze overwegingen zijn in hoger beroep geen grieven gericht zodat het hof evenals de rechtbank Nederlands recht zal toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
3.9.
De vrouw heeft in eerste aanleg gevorderd om de man te veroordelen tot medewerking aan verkoop en levering van de woning aan de [adres] te ’[plaats] en te bepalen dat de uitspraak van de rechtbank in de plaats treedt van de medewerking van de man aan het tekenen van de koopakte en de leveringsakte en alle eventuele overige handelingen die nodig zijn om de verkoop en het transport van voornoemde woning te bewerkstelligen, zulks onder de voorwaarde dat de in de nog te sluiten koopovereenkomst genoemde koopsom is gelegen boven de getaxeerde executiewaarde, zoals blijkend uit een NVM- of NWWI-taxatie, welke taxatie niet ouder mag zijn dan drie maanden, te rekenen vanaf datum ondertekening van de koopovereenkomst en de man te veroordelen in de kosten van het geding.
3.10.
De rechtbank heeft overwogen dat enkel uit de omstandigheid dat er thans serieuze kopers zijn voor de woning van partijen (ter zitting in eerste aanleg is door de vrouw een koopovereenkomst overgelegd tussen de vrouw als verkopende partij en waarin als kopers zijn opgenomen de heer [koper 1] te [woonplaats] en mevrouw [koper 2] te [woonplaats]), het spoedeisend belang van de vrouw voortvloeit. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw toegewezen met dien verstande dat dit enkel geldt ten aanzien van de kopers die in de door de vrouw ter zitting overgelegde (voorlopige/concept) koopovereenkomst zijn opgenomen.
3.11.
De vrouw kan zich met onderdelen van deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.12.
De vrouw heeft in hoger beroep één grief aangevoerd. De vrouw heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen.
De vrouw voert daartoe aan dat het vragen van vervangende toestemming voor een nog te sluiten koop als voordeel heeft dat snel doorgehaald kan worden op het moment dat een koper zich aandient en dat het halen van vervangende toestemming nadat een koper is gevonden als groot nadeel heeft dat de procedure dermate vertragend werkt, dat het potentiele kopers afschrikt. Voorts stelt de vrouw dat potentiele kopers geen hypotheekaanvraag kunnen doen omdat banken een ontbindende voorwaarde voor wat betreft de vervangende toestemming in het koopcontract niet accepteren. Tenslotte stelt de vrouw dat de notaris pas zal leveren nadat de verzet termijn van 8 weken is verstreken en het formulier als bedoeld in de Betekeningsverordening is ontvangen.
De vrouw stelt dat de kopers als bedoeld in het beroepen vonnis gebruik hebben gemaakt van hun wettelijke bedenktijd en dat de verkoop van de woning aan deze kopers derhalve niet is doorgegaan.
3.13.
Nu tegen de man verstek is verleend, dient de vordering van de vrouw ingevolge artikel 139 Rv te worden toegewezen, tenzij deze het hof onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
3.14.
Voorop wordt gesteld dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang is aangenomen. Het gaat erom of ten tijde van de uitspraak in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig is.
De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak.
3.15.
Het hof acht een spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering aanwezig. De rechtbank heeft op 4 februari 2010 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtelijke woning maakt onderdeel uit van de huwelijksgemeenschap van partijen. Daar de vrouw de hypotheeklasten van de woning niet kan betalen en de man klaarblijkelijk ook niet tot betaling van de hypotheeklasten van de woning is overgegaan, wenst de vrouw de woning te verkopen. Er is sprake van een achterstand in de betaling van de hypotheeklasten welke op 20 december 2013 € 5.115,49 bedroeg. Beide partijen zijn erbij gebaat dat deze achterstand niet verder oploopt en dat er een einde komt aan de onverdeeldheid van de gemeenschap, zodat partijen aldus beiden gebaat zijn bij verkoop van de echtelijke woning. Tenslotte is de man kennelijk niet bereikbaar voor overleg.
3.16.
Het hof komt de vordering van de vrouw niet onrechtmatig of ongegrond toe zodat deze voor toewijzing gereed ligt.
3.17.
Gelet op de omstandigheid dat partijen gewezen echtgenoten zijn, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing met betrekking tot de compensatie van kosten;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de man tot medewerking aan verkoop en levering van de woning aan de [adres] te [plaats] aan een derde, zulks onder de voorwaarde dat de in de nog te sluiten koopovereenkomst genoemde koopsom gelegen is boven de getaxeerde executiewaarde, zoals blijkend uit een NVM- of NWWI-taxatie, welke taxatie niet ouder mag zijn dan drie maanden, te rekenen vanaf datum ondertekening van de koopovereenkomst;
bepaalt dat, indien de man in gebreke mocht blijven aan het in de vorige alinea bepaalde te voldoen, dit arrest in de plaats treedt van de handtekening van de man op de koopovereenkomst en de notariële overdrachtsakte en van alle overige handelingen die nodig zijn om de verkoop en de overdracht te bewerkstelligen;
compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.T.M. Raab, O.G.H. Milar en M.J. van Laarhoven en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 september 2014.