ECLI:NL:GHSHE:2014:388

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2014
Publicatiedatum
18 februari 2014
Zaaknummer
HV 200 138 586_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling na tekortkomingen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, hebben appellanten, een man en een vrouw, in hoger beroep beroep aangetekend tegen vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 3 december 2013 geoordeeld dat de schuldsaneringsregeling van appellanten eindigde omdat zij toerekenbaar tekortgeschoten waren in de nakoming van hun verplichtingen. De appellanten verzochten het hof om de vonnissen te vernietigen en de schuldsaneringsregeling te verlengen, of hen alsnog een schone lei te verlenen. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 januari 2014, waarbij de appellanten en hun advocaat, M. Theunissen, aanwezig waren, evenals de bewindvoerder K.M. van Korlaar. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere processtukken en de argumenten van de appellanten, die stelden dat er geen benadeling van schuldeisers was en dat de nieuwe schulden niet bovenmatig waren.

Het hof oordeelde dat de appellanten toerekenbaar tekortgeschoten waren in hun verplichtingen, maar dat deze tekortkoming van geringe betekenis was. Het hof heeft vastgesteld dat appellanten diverse betalingsregelingen hadden getroffen voor de nieuw ontstane schulden en dat zij deze stipt nakwamen. Gezien de omstandigheden heeft het hof besloten dat de tekortkoming buiten beschouwing moest blijven en heeft het de vonnissen van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd. De appellanten kregen alsnog de schone lei verleend, met de bepaling dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 6 februari 2014
Zaaknummer: HV 200.138.586/01
Zaaknummer eerste aanleg: R10/443
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
en
[de vrouw],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: [appellant] respectievelijk [appellante],
advocaat: M. Theunissen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant van 3 december 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 december 2013, hebben appellanten ieder voor zich verzocht voormelde vonnissen te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te oordelen dat:
  • Primair: de schuldsaneringsregeling van appellanten eindigt op 16 augustus 2013;
  • Subsidiair: de schuldsaneringsregeling van appellanten wordt verlengd tot een door het hof in goede justitie te bepalen periode, waarna opnieuw kan worden bezien of aan appellanten een schone lei kan worden toegekend.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 januari 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- appellanten, bijgestaan door mr. Theunissen;
- de heer K.M. van Korlaar, hierna te noemen: de bewindvoerder.
[appellant] is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting in hoger beroep verschenen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 5 november 2013;
- de door de advocaat van appellanten op 13 januari 2014 toegezonden producties 11 tot en met 16;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 20 januari 2014;

3.De beoordeling

3.1.
Bij vonnissen van 16 augustus 2010 is ten aanzien van beide appellanten de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.2.
Bij vonnissen waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) vastgesteld dat appellanten toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft verstaan dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. Aangezien inmiddels de looptijd van de schuldsaneringsregeling was verstreken, heeft de rechtbank tevens haar eindoordeel gegeven. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan appellanten geen “schone lei” is verleend.
3.3.
Appellanten hebben in het beroepschrift - kort samengevat - het volgende aangevoerd:
- van benadeling van schuldeisers is geen sprake, nu de schuld van € 2.500,-- is voldaan uit het vrij te laten bedrag van appellanten;
  • er is ook geen sprake van doorbreking van het gelijkheidsbeginsel;
  • er zijn door de keuze van appellanten inderdaad nieuwe schulden ontstaan, doch deze schulden zijn niet bovenmatig te noemen, omdat ze voor het grootste deel zijn ingelost.
3.4.
De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep bepleit dat aan appellanten alsnog de schone lei moet worden verleend.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenaar aan de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.
3.5.2.
Gebleken is dat [appellant], zonder de bewindvoerder daarvan tijdig en spontaan op de hoogte te stellen, van zijn salaris een bedrag van € 2.500,-- heeft betaald ter zake van een van vóór de toelating tot de wettelijke schuldsanering daterende schuld aan een schuldeiser uit het justitieverleden van [appellant]. Mede als gevolg van de handelwijze van [appellant] zijn vervolgens nieuwe schulden ontstaan voor een totaalbedrag van € 2.545,--. Deze schulden bestaan onder meer uit achterstallige huur.
Zowel uit de inhoud van de processtukken als uit hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep door [appellante], de advocaat van appellanten en de bewindvoerder naar voren is gebracht is het hof gebleken, dat appellanten ter zake van deze nieuw ontstane schulden diverse betalingsregelingen hebben getroffen die stipt door hen worden nagekomen. Enkele van deze regelingen lopen op dit moment nog. Het hof verwijst in dat verband naar productie 16, behorende bij de door de advocaat van appellanten op 13 januari 2014 toegezonden bescheiden. Daaruit blijkt dat appellanten van een aantal nieuw ontstane schulden inmiddels een substantieel deel hebben ingelost.
3.5.3.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat appellanten toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van een uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichting. Het hof ziet op grond van het voren overwogene echter aanleiding om te bepalen dat deze tekortkoming gezien haar geringe betekenis buiten beschouwing blijft.
Aan appellanten dient derhalve alsnog de “schone lei” te worden verleend.
3.6.
Het vonnis waarvan beroep zal gedeeltelijk worden vernietigd en aan appellanten zal alsnog de “schone lei” worden verleend.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep doch uitsluitend voor zover daarin geen toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 354 lid 2 Fw en de “schone lei” aan appellanten is geweigerd;
en opnieuw rechtdoende:
stelt vast dat:
[appellant],
geboren op [geboortedatum] 1963,
en
[appellante],
geboren op [geboortedatum] 1964
beiden wonende te [postcode] [woonplaats], [woonadres];
weliswaar toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van één van hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen - door het laten ontstaan van nieuwe schulden -, welke tekortkoming echter wegens haar geringe betekenis buiten beschouwing behoort te blijven;
verleent aan
[appellant]en
[appellante]
alsnog de “schone lei”;
verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal eindigen na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst met toepassing van artikel 358 lid 1 Fw;
Dit arrest is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, Th.A. Pouw en J.F.M. Pols en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2014.