ECLI:NL:GHSHE:2014:386

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 januari 2014
Publicatiedatum
18 februari 2014
Zaaknummer
HV 200 138 469_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakoming sollicitatieverplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante, een vrouw die in financiële problemen verkeerde. De rechtbank Oost-Brabant had eerder op 28 november 2013 besloten om de schuldsaneringsregeling te beëindigen op verzoek van de bewindvoerder, omdat de appellante haar verplichtingen niet naar behoren nakwam. De appellante had in haar beroepschrift verzocht om het vonnis te vernietigen en de schuldsaneringsregeling in stand te houden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2014 heeft de appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. De bewindvoerder heeft zijn verzoek tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling gemotiveerd gehandhaafd. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante, ondanks eerdere waarschuwingen en verplichtingen, gedurende een lange periode geen sollicitatie-activiteiten heeft ondernomen. Dit was in strijd met de voorwaarden van de schuldsaneringsregeling, waarin was opgenomen dat zij minimaal vier keer per maand moest solliciteren.

Het hof heeft geconcludeerd dat de appellante niet voldoende heeft aangetoond dat zij aan haar sollicitatieverplichtingen heeft voldaan. De stelling dat haar computer was gecrasht en zij daardoor geen bewijs van sollicitaties kon overleggen, werd niet als voldoende onderbouwing gezien. Het hof oordeelde dat de appellante, ondanks de geboden gelegenheid, niet heeft voldaan aan haar verplichtingen, wat leidde tot de conclusie dat de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd was. Het hof bekrachtigde dan ook het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 30 januari 2014
Zaaknummer: HV 200.138.469/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/11/190 R
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. F.H.H. Smeets.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 28 november 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 5 december 2013, heeft [appellante] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en te bepalen dat de schuldsaneringsregeling van toepassing blijft ten aanzien van [appellante].
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellante], bijgestaan door mr. H. Sanli, waarnemend namens mr. Smeets;
- mevrouw I.A. Kwetters, waarnemend namens de heer K.M. van Korlaar, hierna te noemen: de bewindvoerder.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 17 december 2013;
- de brief met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 23 december 2013;
- de brief met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 14 januari 2014.

3.De beoordeling

3.1.
Bij vonnis van 12 april 2011 is ten aanzien van [appellante] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.2.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Faillissementswet (Fw) de toepassing van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder d.d. 21 augustus 2013 tussentijds beëindigd, nu [appellante] een of meer van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt of door haar doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmert dan wel frustreert.
Aangezien er baten zijn voor uitdeling verkeert [appellante] van rechtswege in staat van faillissement zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
[appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.
[appellante] heeft in het beroepschrift - kort samengevat - het volgende aangevoerd:
  • [appellante] heeft de bewindvoerder voorzien van de nodige sollicitaties, doch zij kan deze sollicitaties thans niet allemaal overleggen vanwege een crash van haar computer,
  • [appellante] is thans werkzaam als parking-host voor 12 uren per week bij Q-park, waarbij zij heeft aangegeven ook wel meer uren werkzaam te zijn bij Q-park,
  • [appellante] heeft de bewindvoerder voorzien van de nodige bescheiden,
  • [appellante] wenst de boedelachterstand door middel van extra boedelafdrachten gedurende de looptijd af te lossen.
3.4.1.
De bewindvoerder heeft in zijn brief en ter zitting in hoger beroep zijn verzoek om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen gemotiveerd gehandhaafd.
3.4.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.4.1.
Het hof dient, gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Fw, te beoordelen of er bij [appellante], in het licht van de overige omstandigheden van het geval, sprake is van het niet naar behoren nakomen van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen of het door haar doen of nalaten anderszins belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
3.4.2.
Zoals uit de inhoud van de processtukken blijkt heeft [appellante] reeds op 27 oktober 2010 de “Verklaring verplichtingen in de schuldsaneringsregeling” ondertekend waarin onder punt III – zakelijk weergegeven - is opgenomen dat saniet zoveel mogelijk geld zal verdienen voor de schuldeisers, dat saniet in een voltijds dienstverband moet werken, dat als saniet geen werk heeft minstens vier keer per maand moet worden gesolliciteerd en dat de bewindvoerder hierover schriftelijk op de hoogte moet worden gesteld.
3.4.3.
Het hof stelt vast dat [appellante], nadat zij bij vonnis van 12 april 2011 was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, gedurende een periode van zeker een jaar geen sollicitatie-activiteiten heeft ontwikkeld. Het hof verwijst in dit verband ook naar de inhoud van de brief van de bewindvoerder van 23 april 2012, waarin valt te lezen dat [appellante] niet zou hebben geweten dat zij moest solliciteren, terwijl de bewindvoerder [appellante] in oktober 2011 had verzocht om sollicitaties.
Gebleken is dat [appellante] ook nadien geen sollicitatie-activiteiten heeft ontplooid. De rechter-commissaris heeft immers bij brief van 14 mei 2013 [appellante] andermaal gewezen op haar sollicitatieverplichting, waarbij de rechter-commissaris uitdrukkelijk heeft aangegeven dat [appellante] controleerbaar minimaal 4 keer per maand schriftelijk moet solliciteren op bestaande vacatures en dat zij vanaf 1 januari 2012 sollicitatiebewijzen aan de bewindvoerder dient te overleggen.
3.4.4.
Het hof overweegt dat niet gebleken is dat [appellante] zowel vanaf de aanvang van de toepassing van de schuldsaneringsregeling d.d. 12 april 2011 als vanaf 1 januari 2012, nadat zij door de rechter-commissaris opnieuw was gewezen op haar sollicitatieverplichting, ook maar eenmaal gericht heeft gesolliciteerd op een bestaande vacature voor een fulltime dienstbetrekking. [appellante] heeft daarentegen alleen gesteld dat zij geen bewijs van sollicitaties kan overleggen, omdat haar computer zou zijn gecrasht en bij haar geen financiële middelen aanwezig om haar computer te laten repareren.
Het hof overweegt dat het in dat geval onverminderd op de weg van [appellante] had gelegen aan de bewindvoerder een overzicht te verstrekken van de door haar verrichte sollicitaties, zodat de bewindvoerder had kunnen verifiëren of [appellante] daadwerkelijk heeft gesolliciteerd. Bovendien was [appellante] op het moment van de beweerdelijke computercrash, mei/juni 2013, al reeds geruime tijd in verzuim waar het bewijzen van sollicitaties betrof en ook nog eens op momenten dat de computer van [appellante] kennelijk nog niet was gecrasht (ten aanzien van welke gestelde crash overigens elke onderbouwing in de vorm van bijvoorbeeld een technisch rapport ontbreekt). Immers, de bewindvoerder heeft, door [appellante] onvoldoende gemotiveerd bestreden, gesteld van [appellante] vanaf 1 januari 2012 geen sollicitaties meer te hebben ontvangen. Er bestaat enkel een overzicht van sollicitaties over de periode vanaf juni 2013 waaruit, evenzeer onvoldoende gemotiveerd door [appellante] bestreden, volgt, dat gedurende deze periode niet steeds gemiddeld vier keer per maand schriftelijk is gesolliciteerd.
Voorts is niet gebleken dat [appellante] zich conform de Recofa-richtlijnen heeft laten inschrijven bij het CWI en vier uitzendbureaus. Aan deze verplichting, waarmee [appellante] bekend is dan wel geacht wordt hiermee bekend te zijn, doet het al dan niet aankomen van stukken zonder meer al niet af.
3.4.5.
De plicht te solliciteren is in het kader van de schuldsaneringsregeling een kernverplichting Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat [appellante] voldoende gelegenheid heeft gehad daaraan alsnog te voldoen., Zij heeft daaraan echter niet voldaan. Daarvan kan haar een ernstig verwijt worden gemaakt. Het verwijtbaar niet voldoen aan de arbeidsverplichting door [appellante] levert naar het oordeel van het hof reeds op zichzelf beschouwd voldoende grond op om de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds te beëindigen
Dat brengt met zich dat de gang van zaken rond de ontstane boedelachterstand geen nadere bespreking meer behoeft.
3.5.
Al hetgeen hiervoor is overwogen voert het hof tot de slotsom dat de rechtbank terecht en op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, heeft geoordeeld dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds moet worden beëindigd.
3.6.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.J.M. Bongaarts, L.Th.L.G. Pellis en J.M.H. Evers en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2014.