ECLI:NL:GHSHE:2014:3797

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
HD 200.126.613_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een garantieverklaring in het kader van een financial leaseovereenkomst en de vraag of deze als particuliere borgtocht kan worden aangemerkt

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen BMW Financial Services B.V. betreffende de uitleg van een garantieverklaring die is afgegeven in het kader van een financial leaseovereenkomst. De leaseovereenkomst werd op 2 oktober 2009 gesloten tussen BMW en Cafe am Markt, geëxploiteerd door de echtgenote van [appellant]. De garantieverklaring, die door [appellant] werd ondertekend, houdt in dat hij zich garant stelt voor de nakoming van de leaseovereenkomst. Na beëindiging van de exploitatie van het café door zijn echtgenote en de inlevering van de auto, vorderde BMW het restant van de geldlening van [appellant].

Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de stukken van de eerste aanleg en de ingediende grieven. [appellant] betwist dat de garantieverklaring als een particuliere borgtocht moet worden aangemerkt, zoals BMW stelt. Het hof overweegt dat de tekst van de overeenkomst en de context bepalend zijn voor de uitleg. Het hof concludeert dat de garantieverklaring niet kan worden aangemerkt als borgtocht, maar dat [appellant] rechtstreekse verplichtingen heeft aanvaard.

Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van BMW, waarbij het hof BMW in de gelegenheid stelt om relevante stukken over de inname en verkoop van de auto over te leggen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en moedigt partijen aan om te onderzoeken of zij tot een regeling kunnen komen. De uitspraak is gedaan op 23 september 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.126.613/01
arrest van 23 september 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. J.J.M. Golstein te Kerkrade,
tegen:
BMW Financial Services B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. Post te Helmond,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 april 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Heerlen gewezen vonnis van 20 februari 2013 tussen appellant - [appellant] - als gedaagde en geïntimeerde - BMW - als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 474637 CV EXPL 12-4553)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het daaraan voorafgaande incidenteel vonnis van 22 augustus 2012.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 23 april 2013;
- de memorie van grieven van [appellant] van 2 juli 2013;
- de memorie van antwoord van BMW van 13 augustus 2013;
- de akte van [appellant] van 27 augustus 2013 met producties;
- de antwoordakte van BMW van 24 september 2013.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende:
Op 2 oktober 2009 is tussen BMW en Cafe am Markt te [plaats], geëxploiteerd door [appellant] echtgenote [echtgenote van appellant] (verder: [echtgenote van appellant]) een Financial Leaseovereenkomst gesloten ter zake een BMW 316i Sedan met Duits kenteken [kenteken] (verder: de auto) voor zakelijk gebruik. De leaseovereenkomst betreft een geldlening door BMW ter financiering van de aankoop van de auto en de vestiging van een pandrecht daarop ten behoeve van BMW. De leasesom bedraagt € 26.248,44. [echtgenote van appellant] heeft de auto aangeschaft bij BMW-dealer Autobedrijf Kera BV te [plaats] (verder: de dealer).
Eveneens op 2 oktober 2009 is tussen BMW en [appellant] met betrekking tot deze leaseovereenkomst een Garantieverklaring overeengekomen. Hierin is onder meer het volgende bepaald:
1. Garantiesteller verklaart, door ondertekening van deze garantieverklaring, volledig bekend te zijn met de inhoud van Financial Lease overeenkomst [nummer] d.d. 02/10/2009 en de daarbij behorende Algemene Voorwaarden.
2. Garantiesteller verklaart zich voorts tegenover BMW onvoorwaardelijk garant voor de volledige nakoming van de genoemde overeenkomst en de daarbij behorende Algemene Voorwaarden als had garantiesteller genoemde overeenkomst en de daarbij behorende Algemene Voorwaarden zelf met BMW aangegaan.
[echtgenote van appellant] heeft de exploitatie van Cafe am Markt per 15 maart 2011 beëindigd. Op 5 april 2011 heeft zij de auto bij de dealer ingeleverd om deze zo spoedig mogelijk aan de hoogste bieder te kunnen aanbieden zodat de te verwachten opbrengst op de restschuld in mindering zou kunnen strekken.
Tot dat moment had [echtgenote van appellant] de verschuldigde maandelijkse termijnen steeds aan BMW voldaan. Na de inlevering van de auto is [echtgenote van appellant] daarmee gestopt.
BMW heeft de auto laten taxeren. Volgens een taxatie van FleetSelect Expertise van 22 juni 2011 bedroeg de netto handelswaarde van de auto € 12.605,= (€ 15.000,= inclusief btw). In september 2011 is de auto verkocht, volgens BMW voor een bedrag van € 12.605,04.
4.2
In deze procedure stelt BMW dat [appellant] door zijn garantieverklaring is toegetreden tot de overeenkomst van geldlening, zodat hij aansprakelijk is voor het uit hoofde daarvan verschuldigde saldo. Dit saldo bedroeg volgens BMW per 28 september 2011:
restant geldlening € 20.778,88
opbrengst auto
€ 12.605,04
saldo € 8.173,84.
Dit bedrag vordert BMW als hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten met btw en wettelijke rente.
4.3
[appellant] heeft hiertegen aangevoerd dat de garantieverklaring moet worden aangemerkt als een particuliere borgtocht waarop de desbetreffende bepalingen van Titel 14 van Boek 7 BW van toepassing zijn. Verder heeft [appellant] aangevoerd dat de auto op het moment van inleveren een waarde had van ongeveer € 20.000,= en dat wanneer rekening wordt gehouden met de tevens ingeleverde winterbanden met aluminium velgen die in 2007 voor een bedrag van € 1.206,47 waren aangeschaft, er geen te betalen saldo resteert. Ook voert [appellant] aan dat het niet de bedoeling was om de leaseovereenkomst te beëindigen maar dat de dealer en BMW daarop hebben aangestuurd. Volgens [appellant] heeft BMW zich niet gedragen overeenkomstig haar zorgplicht tegenover [echtgenote van appellant] en [appellant]. Ten slotte stelt [appellant] dat de verkoop van de auto te lang op zich heeft laten wachten doordat bij de dealer het kentekenbewijs deel II in ongerede was geraakt.
BMW heeft een en ander op haar beurt betwist.
4.4
De kantonrechter heeft bij incidenteel vonnis van 22 augustus 2012 een vordering van [appellant] tot oproeping in vrijwaring van de dealer afgewezen. Bij eindvonnis van 20 februari 2013 heeft de kantonrechter het hiervoor vermelde verweer van [appellant] verworpen en de vordering van BMW toegewezen, met matiging van het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. [appellant] komt hiertegen op met vier grieven.
4.5
Grief II betreft de uitleg van de garantieverklaring, die volgens [appellant] aangemerkt dient te worden als particuliere borgtocht, terwijl dat volgens BMW niet het geval is. De kantonrechter is BMW hierin gevolgd.
4.6
Het hof overweegt hierover het volgende. Volgens artikel 7:850 BW is sprake van borgtocht als een partij, de borg, zich tegenover de andere partij, de schuldeiser, verbindt tot nakoming van een verbintenis, die een derde, de hoofdschuldenaar, tegenover de schuldeiser heeft of zal krijgen. Dat wil zeggen dat de borg zich presenteert als iemand die slechts zekerheid aan de schuldeiser wil verschaffen voor het geval de hoofdschuldenaar niet (volledig) presteert. De wet bevat geen bepalingen waarin met zoveel woorden is geregeld hoe het onderscheid tussen borgtocht en andere vormen van hoofdelijke aansprakelijkheid moet worden gemaakt. Of in een concreet geval sprake is van borgtocht dan wel van een andere vorm van (hoofdelijke) aansprakelijkheid dient te worden beoordeeld aan de hand van de criteria waarmee het tot stand komen van overeenkomsten pleegt te worden beoordeeld, zoals wil, verklaring, vertrouwen en het Haviltex-criterium, inhoudende dat voor de beantwoording van de vraag hoe de rechtsverhouding van partijen is geregeld het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de in de overeenkomst opgenomen bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het gaat dus om de tekst van de overeenkomst en de context, waarbij alle omstandigheden van het concrete geval vóór en ten tijde van het aangaan van de overeenkomst van belang zijn (en waarop latere omstandigheden nog hun licht kunnen werpen). De letterlijke tekst van een op schrift gestelde overeenkomst als waarvan in dit geval sprake is, is hierbij weliswaar van belang maar niet zonder meer van doorslaggevende betekenis.
4.7
Toepassing van deze maatstaf leidt tot het volgende. In dit geval houdt met name het slot van de hiervoor in 4.1 onder b) aangehaalde bepaling ‘
als had garantiesteller genoemde overeenkomst en de daarbij behorende Algemene Voorwaarden zelf met BMW aangegaan’ook naar het oordeel van het hof in het aanvaarden van een volledige persoonlijke aansprakelijkheid door [appellant], zoals BMW aanvoert, en niet het aangaan van een particuliere borgtocht, zoals [appellant] betoogt. [appellant] heeft (kort gezegd) rechtstreekse verplichtingen aanvaard, geen afgeleide. Door [appellant] zijn in dit verband verder geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de conclusie kunnen dragen dat partijen desondanks hebben beoogd een overeenkomst van particuliere borgtocht aan te gaan en/of dat [appellant] dat uit verklaringen of gedragingen van BMW redelijkerwijs had kunnen begrijpen of verwachten. Dit betekent dat dit verweer van [appellant] niet opgaat en dat grief II wordt verworpen.
4.8
Voor een juiste beoordeling van de overige drie grieven acht het hof het van belang duidelijkheid te verkrijgen over het volgende. BMW betwist de juistheid van het door [appellant] bij akte in hoger beroep overgelegde innameformulier, met name waar het gaat om de daarop vermelde winterwielen maar legt niet het volgens haar correcte innameformulier over.
Verder stelt BMW dat zij de auto voor een bedrag van € 12.605,04 heeft verkocht, hetgeen [appellant] betwist omdat volgens hem de auto een waarde van ongeveer € 20.000,= had. BMW beschikt ongetwijfeld over bescheiden met betrekking tot de verkoop van de auto, zodat het op haar weg lag de opbrengst van de auto te schragen met bijvoorbeeld een afschrift van de koopovereenkomst. Het hof zal BMW in de gelegenheid stellen bij akte de hier bedoelde relevante stukken met betrekking tot de inname en verkoop van de auto over te leggen. [appellant] zal hierop bij antwoordakte kunnen reageren. Deze aktewisseling is niet voor enig ander doel bestemd.
4.9
Het hof acht het niet uitgesloten dat partijen, nu op het verweer van [appellant] met betrekking tot de strekking van de garantieverklaring is beslist, alsnog tot een regeling kunnen komen. Het hof geeft partijen in overweging de mogelijkheden daartoe te onderzoeken en houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 21 oktober 2014 voor akte aan de zijde van geïntimeerde met het hiervoor onder 4.8 vermelde doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, O.G.H. Milar en J.H.C. Schouten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 september 2014.