ECLI:NL:GHSHE:2014:3670

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
16 september 2014
Zaaknummer
HD 200.145.151_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van zorgplicht door bank bij kredietverstrekking voor auto-aankoop

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. C.G. Huijsmans, hebben een geschil met Volkswagen Bank GmbH, vertegenwoordigd door mr. E.H.J. Slager, over de verstrekking van een krediet voor de aankoop van twee voertuigen. De appellanten hebben in 2010 een huurkoopovereenkomst afgesloten voor een Seat Altea en eerder voor een Suzuki Swift, beide via bemiddeling van Autobedrijf [Autobedrijf] B.V. Na betalingsproblemen hebben de appellanten de betalingen stopgezet, waarna Volkswagen Bank de Seat heeft teruggenomen en geveild. De appellanten hebben de bank verweten dat zij niet voldaan heeft aan de zorgplicht bij de kredietverstrekking, wat hen in financiële problemen heeft gebracht. De Ombudsman Financiële Dienstverlening heeft de klacht van de appellanten ongegrond verklaard. In hoger beroep vorderen de appellanten vernietiging van de overeenkomsten op grond van dwaling en schadevergoeding. Het hof heeft de zaak behandeld en een comparitie van partijen gelast om nadere informatie uit te wisselen en een minnelijke regeling te beproeven. De uitspraak van het hof is op 16 september 2014 gedaan, waarbij de vorderingen van Volkswagen Bank in conventie zijn toegewezen en die van de appellanten in reconventie zijn afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.145.151/01
arrest van 16 september 2014
in de zaak van

1.[appellant] ,

2.
[appellante] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna ieder afzonderlijk aan te duiden als [appellant] en [appellante] en samen als [appellanten] ,
advocaat: mr. C.G. Huijsmans te Bergen op Zoom,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
Volkswagen Bank GmbH,
gevestigd te [vestigingsplaats] (BRD), mede kantoorhoudend te [kantoorplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Volkswagen Bank,
advocaat: mr. E.H.J. Slager te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 30 januari 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, kanton Bergen op Zoom, van 30 oktober 2013, gewezen tussen [appellanten] als gedaagden in conventie, eisers in reconventie en Volkswagen Bank als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 2080767 CV EXPL 13-2960)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord.
[appellanten] hebben pleidooi gevraagd.

3.De beoordeling

3.1.
In overweging 3.2 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het gaat in deze zaak aldus om het volgende.
Op 25 juni 2010 is er via bemiddeling van Autobedrijf [Autobedrijf] B.V. (hierna te noemen: [Autobedrijf] ) een drie-partijen huurkoopovereenkomst tot stand gekomen tussen Volkswagen Bank (“kredietgever”), [Autobedrijf] (“leverancier”) en [appellanten] (cliënt).
Het betrof een huurkoopovereenkomst voor een auto van het merk Seat, type Altea, bouwjaar 2010, kenteken [kenteken 1] (hierna: de Seat).
Op 17 juni 2010 is tussen AutoCash (“kredietgever”), [Autobedrijf] (“leverancier”) en [appellanten] (“cliënt”) eveneens een drie-partijen huurkoopovereenkomst gesloten voor een auto van het merk Suzuki, type Swift, bouwjaar 2005, kenteken [kenteken 2] (hierna: de Suzuki). AutoCash is een handelsnaam van Volkswagen Bank GmbH.
Beide overeenkomsten volgden op “oude” kredietcontracten, die in 2008 eveneens via bemiddeling van [Autobedrijf] tot stand zijn gekomen. De daarop afgeloste sommen zijn als aanbetaling in mindering gebracht op de koopsommen van de Seat en de Suzuki.
Met het sluiten van de huurkoopovereenkomst betreffende de Seat hebben [appellanten] zich verplicht om aan Volkswagen Bank in 60 maandelijkse termijnen van € 290,20 en een restantbetaling van € 6.000,-- de restant koopsom van € 23.412,-- te voldoen.
Deze restantkoopsom van € 23.412,--is het resultaat van de overeengekomen “contactprijs” voor de Seat van € 21.995,--, een kredietvergoeding van € 5.412,-- en de aanbetaling aan [Autobedrijf] van -/- €3.995,--.
In de door alle partijen ondertekende huurkoopovereenkomst betreffende de Seat is dienaangaande onder meer bepaald:
“Leverancier(hof: [Autobedrijf] )
verkoopt en draagt hierbij aan Kredietgever
(hof: Volkswagen Bank)
in volle en vrij eigendom over, welke verkoop en eigendomsoverdracht hierbij door Kredietgever wordt aanvaard, het object
(hof: Seat)
alsmede alle voor Leverancier uit de onder artikel A genoemde koopovereenkomst voortvloeiende rechten en vorderingen op Cliënt tegen de onder artikel D genoemde koopprijs. (…)
Cliënt verklaart met voornoemde verkoop en eigendomsoverdracht(en) bekend te zijn, deze te erkennen en derhalve per heden aan Kredietgever verschuldigd te zijn: kredietsom zegge achttienduizend euro 0/100”
In deze overeenkomst is verder nog het volgende bepaald en van belang:
“Partijen verklaren, dat op deze overeenkomst voorts van toepassing zijn de voorwaarden en bedingen, zoals vermeld op blad 2 van deze overeenkomst.
Cliënt verklaart een afschrift van de overeenkomst, inclusief de op blad 2 vermelde voorwaarden en bedingen, en een financieringsprospectus te hebben ontvangen, de inhoud daarvan te kennen en daarmee akkoord te gaan.”
Kort na het afsluiten van het krediet zijn [appellanten] met betalingsproblemen geconfronteerd. Met ingang van 2011 zijn zij gestopt met de betaling van de maandelijkse termijnen van het krediet betreffende de Seat.
Volkswagen Bank heeft de Seat in april 2012 teruggenomen en deze eind mei 2012 geveild voor een bedrag van € 8.974,55.
[appellant] heeft bij de Ombudsman Financiële Dienstverlening van het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (hierna: Kifid) een klacht ingediend tegen Volkswagen Bank. [appellant] heeft Volkswagen Bank daarbij - kort gezegd - verweten dat zij bij de verstrekking van de financiering voor de door hem aangeschafte auto’s niet de verplichtingen voortvloeiende uit de Wet op financieel toezicht in acht heeft genomen, waardoor hem leningen zijn verstrekt die niet verstrekt hadden mogen worden. Op 6 november 2012 heeft bedoelde ombudsman van het Kifid de klacht ongegrond beoordeeld.
3.2.
Volkswagen Bank heeft in conventie gevorderd ontbinding van de huurkoopovereenkomst betreffende de Seat, alsmede hoofdelijke veroordeling van [appellanten] om als schadevergoeding aan haar te betalen een bedrag van € 8.705,38, vermeerderd met de overeengekomen rente van 8,99 % per jaar, althans (subsidiair) de wettelijke rente, over een bedrag van € 8.497,61 vanaf 24 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten en de nakosten.
3.3.
[appellanten] hebben in reconventie gevorderd:
A.
Primair: te verklaren voor recht dat de overeenkomsten zijn vernietigd op grond van dwaling en de daaronder betaalde bedragen als onverschuldigd betaald dienen te worden gerestitueerd;
Subsidiair: Volkswagen Bank te veroordelen tot vergoeding van de geleden en nog te lijden schade als gevolg van de onrechtmatige daad, toerekenbare tekortkoming en onzorgvuldigheid. Deze schade wordt vooralsnog begroot op de betaalde rente en aflossingen onder de kredietcontracten. De waardevermindering van de geleasede auto’s zullen eveneens voor rekening en risico van Volkswagen Bank komen;
Meer subsidiair: indien overkreditering met betrekking tot het contract [nummer 1] (Suzuki) niet wordt aangenomen, dan in ieder geval te bevestigen dat als gevolg van de schending van de zorgplicht zijdens Volkswagen Bank de restantvordering onder contract [nummer 2] (Seat) haar wordt ontzegd. De redelijkheid en billijkheid (artikel 6: 248 lid 2 BW) staan toewijzing van deze vordering in de weg.
B. Volkswagen Bank te veroordelen tot betaling van de gemaakte kosten voor de deskundige, de heer M. de Gast, zijnde een bedrag van € 1.398,13.
C. Volkswagen Bank te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad
€ 968,-- (incl. BTW) althans een vergoeding voor de gemaakte kosten ex art. 6:96 BW, althans conform de staffel kantonrechters dan wel tot betaling van een bedrag in goede justitie te bepalen.
D. Met veroordeling van Volkswagen Bank in de proceskosten.
3.4.
Na de comparitie van partijen, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, heeft de kantonrechter bij het vonnis waarvan beroep in conventie de vorderingen van Volkswagen Bank integraal toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde nakosten zijn afgewezen. In reconventie heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellanten] afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.
3.5.
[appellanten] hebben tegen dit vonnis zestien grieven aangevoerd. [appellanten] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en - kort gezegd - tot het afwijzen van de vorderingen van de Volkswagen Bank en tot het (alsnog) toewijzen van hun (reconventionele) vorderingen, alsmede als vermeerdering van eis Volkswagen Bank te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 209,70 terzake gemaakte kosten voor wegenbelasting en WAM-verzekering. Tegen deze eisvermeerdering heeft Volkswagen Bank geen bezwaar gemaakt.
3.6.
Het hof ziet aanleiding om ambtshalve een comparitie van partijen te gelasten, met als doel nadere informatie uit te wisselen. Tevens kan de comparitie worden benut om een minnelijke regeling te beproeven. Het verzoek van [appellanten] voor het houden van een pleidooi zal worden aangehouden.
3.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat partijen in persoon, op
woensdag 29 oktober 2014 om 13:30 uurzullen verschijnen voor mr. R.R.M. de Moor als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch, met de hiervoor onder 3.6 vermelde doeleinden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, J.C.J. van Craaikamp en R.R.M. de Moor en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 september 2014.