ECLI:NL:GHSHE:2014:3660
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid in hoger beroep na verstek in eerste aanleg
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van de man tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.E. van den Ing, was in eerste aanleg niet verschenen, waardoor verstek tegen hem is verleend. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Lauwen, had in de memorie van antwoord aangevoerd dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet openstaat voor de man, gezien zijn afwezigheid in de eerste aanleg. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding in hoger beroep, de memorie van grieven en de memorie van antwoord.
Het hof heeft vastgesteld dat de man in eerste aanleg niet is verschenen en dat dit volgens artikel 335 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zou betekenen dat hij niet ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Het hof heeft de man de gelegenheid gegeven om zich bij akte uit te laten over zijn ontvankelijkheid in hoger beroep. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 30 september 2014 voor deze akte.
De uitspraak is gedaan door de rechters W.T.M. Raab, M.J. van Laarhoven en G.J. Vossestein en is openbaar uitgesproken op 16 september 2014. Het hof heeft hiermee de procedure voortgezet en de man in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt over de ontvankelijkheid kenbaar te maken.