ECLI:NL:GHSHE:2014:3660

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
16 september 2014
Zaaknummer
HD 200.136.465_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid in hoger beroep na verstek in eerste aanleg

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van de man tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.E. van den Ing, was in eerste aanleg niet verschenen, waardoor verstek tegen hem is verleend. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Lauwen, had in de memorie van antwoord aangevoerd dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet openstaat voor de man, gezien zijn afwezigheid in de eerste aanleg. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding in hoger beroep, de memorie van grieven en de memorie van antwoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de man in eerste aanleg niet is verschenen en dat dit volgens artikel 335 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zou betekenen dat hij niet ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Het hof heeft de man de gelegenheid gegeven om zich bij akte uit te laten over zijn ontvankelijkheid in hoger beroep. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 30 september 2014 voor deze akte.

De uitspraak is gedaan door de rechters W.T.M. Raab, M.J. van Laarhoven en G.J. Vossestein en is openbaar uitgesproken op 16 september 2014. Het hof heeft hiermee de procedure voortgezet en de man in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt over de ontvankelijkheid kenbaar te maken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.136.465/01
arrest van 16 september 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna aan te duiden als de man,
advocaat: mr. K.E. van den Ing te Uden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de vrouw,
advocaat: mr. J.J. Lauwen te Oss,
op het bij exploot van dagvaarding van 8 oktober 2013 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juli 2013, gewezen tussen de man als gedaagde en de vrouw als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/263648/HAZA 13-393)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

Uit het eindvonnis waarvan beroep kan worden opgemaakt dat de man in eerst aanleg niet is verschenen en tegen hem verstek is verleend. Artikel 335 lid 1 Rv zou dan meebrengen dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet openstaat. Zulks is ook door de vrouw in de memorie van antwoord aangevoerd. De man zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 30 september 2014 voor akte aan de zijde van de man met het hiervoor vermelde doel.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.T.M. Raab, M.J. van Laarhoven en G.J. Vossestein en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 september 2014.