ECLI:NL:GHSHE:2014:3645

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
16 september 2014
Zaaknummer
HD 200.118.435_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar schade en pensioenovereenkomst in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch over een pensioentoezegging. De appellante, vertegenwoordigd door mr. G.R. Derksen, heeft een geschil met de geïntimeerde, Expertise B.V., vertegenwoordigd door mr. F.B. van Batenburg. De zaak draait om de vraag of de pensioentoezegging uit 1996 correct is uitgevoerd en wat de schade is die daaruit voortvloeit. Het hof heeft in een tussenarrest van 1 april 2014 geoordeeld dat deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de schade te berekenen. Beide partijen hebben ingestemd met de benoeming van één deskundige, drs. J.P. Nieuwersteeg, die als actuaris verbonden is aan Triple A – Risk Finance. Het hof heeft de deskundige specifieke vragen voorgelegd over de hoogte van de schade en het opgebouwde kapitaal, en heeft partijen opgedragen om alle benodigde documenten aan de deskundige te verstrekken. De deskundige moet binnen drie maanden na aanvang van het onderzoek een schriftelijk rapport indienen. Het hof heeft ook een voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld en de procedure verder geregeld. De zaak is aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.118.435/01
arrest van 16 september 2014
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. G.R. Derksen te Enschede,
tegen
[expertise] Expertise B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.B. van Batenburg te Alphen aan den Rijn,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 1 april 2014 in het hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie ’s-Hertogenbosch, onder zaak-, rolnummer 786078 / 11-9303/417 gewezen vonnis van 30 augustus 2012.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 1 april 2014;
- een akte van de zijde van [appellante] ;
- een antwoordakte van de zijde van [geïntimeerde] .
Partijen hebben arrest gevraagd.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof voorlichting door een deskundige noodzakelijk geacht en partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over aantal, deskundigheid en de persoon van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) te stellen vragen.
7.2.
Beide partijen hebben in hun akte aangegeven dat volstaan kan worden met de benoeming van één deskundige. Ook zijn partijen het erover eens dat de deskundige een actuaris dient te zijn die lid is van het Koninklijk Actuarieel Genootschap. [appellante] heeft voorgesteld om als deskundige te benoemen: drs. J.P. Nieuwersteeg AAG van Triple A –Risk Finance te [vestigingsplaats] . [geïntimeerde] heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt, zodat het hof deze persoon als deskundige zal benoemen.
7.3.
In genoemd tussenarrest heeft het hof het voornemen geuit om de volgende vragen aan de deskundige te stellen:
a. Wat is de hoogte van de schade, wanneer het kapitaal dat opgebouwd zou zijn wanneer uitvoering was gegeven aan de in 1996 gedane pensioentoezegging, wordt afgezet tegen het feitelijk opgebouwde kapitaal?
U dient hierbij uit te gaan van een kapitaalovereenkomst in de zin van artikel 10 Pensioenwet en voorts van het citaat zoals weergegeven in rov. 4.1.2 en het citaat zoals weergegeven in rov. 4.6. Indien de schade niet kan worden berekend, dan wordt u verzocht daarvan een schatting te maken.
b. Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
7.4.
Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze voorgestelde vragen. [appellante] heeft gevraagd om daarnaast nog de volgende vragen te stellen en aandachtspunten voor te leggen:
i. i) de kostenfactoren, actuariële grondslagen en de te hanteren rekenrente voor inkoop van pensioenaanspraken op de pensioendatum op basis van de huidige marktomstandigheden en factoren;
ii) de hoogte van de op uittreeddatum van toepassing zijnde AOW-franchise;
iii) de hoogte van het opgebouwde kapitaal bij leven in de bestaande pensioenpolis per datum uitdiensttreding;
iv) overlijdensrisico, wat wordt er vanuit de polis uitgekeerd bij overlijden?
v) Kent de pensioenregeling indexatie na pensionering en uitdiensttreding?
[geïntimeerde] heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt.
7.5.
De door [appellante] voorgestelde aanvullende vragen en gemaakte opmerkingen zouden, ook zonder dat deze zijn gesteld, moeten worden geacht besloten te liggen in het door de deskundige te formuleren antwoord op vraag a. Om de deskundige ervan te doordringen dat hij zich in zijn rapport rekenschap geeft van de door [appellante] voorgestelde opmerkingen en vragen, zal het hof deze aan de vraagstelling toevoegen. Het hof begrijpt dat [appellante] met i en ii bedoelt dat de deskundige daar rekening mee moet houden en daarvan blijk moet geven in zijn rapportage en dat iv tot en met v zijn bedoeld als vragen die van belang zijn om de door het hof voorgestelde vraag a te kunnen beantwoorden. Het hof acht de bewoording ‘bestaande pensioenpolis’ in iii te onduidelijk en zal dit wijzigen in twee vragen, zoals hierna vermeld. Het hof zal een en ander op die manier verwerken in de vraagstelling.
7.6.
Zoals reeds in genoemd tussenarrest is overwogen, dienen partijen alle door de deskundige benodigde documenten te verstrekken. Zoals eveneens reeds in genoemd tussenarrest is overwogen, dient [geïntimeerde] het voorschot te betalen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

8.De uitspraak

Het hof:
8.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de volgende vragen:
a. Wat is de hoogte van de schade, wanneer het kapitaal dat opgebouwd zou zijn wanneer uitvoering was gegeven aan de in 1996 gedane pensioentoezegging, wordt afgezet tegen het feitelijk opgebouwde kapitaal?
U dient bij de beantwoording van vraag a in te gaan op de volgende vragen:
b. Wat is de hoogte van het opgebouwde kapitaal bij leven uitgaande van de in 1996 gedane pensioentoezegging per datum uitdiensttreding;
c. Wat is de hoogte van het opgebouwde kapitaal bij leven uitgaande van de feitelijk uitgevoerde pensioenpolissen per datum uitdiensttreding;
d.. Overlijdensrisico: wat wordt er vanuit de polis uitgekeerd bij overlijden?
e. Kent de pensioenregeling indexatie na pensionering en uitdiensttreding?
U dient hierbij uit te gaan van een kapitaalovereenkomst in de zin van artikel 10 Pensioenwet en voorts van het citaat zoals weergegeven in rov. 4.1.2 van het tussenarrest van 1 april 2014 en het citaat zoals weergegeven in rov. 4.6 van het tussenarrest van 1 april 2014.
U dient bij de beantwoording van deze vragen rekening te houden met:
- de kostenfactoren, actuariële grondslagen en de te hanteren rekenrente voor inkoop van pensioenaanspraken op de pensioendatum op basis van de huidige marktomstandigheden en factoren;
- de hoogte van de op uittreeddatum van toepassing zijnde AOW-franchise.
Indien de schade niet kan worden berekend, dan wordt u verzocht daarvan een schatting te maken.
f. Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
8.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
drs. J.P. Nieuwersteeg
als actuaris verbonden aan Triple A –Risk Finance
[adres]
[postcode] [vestigingsplaats] ;
8.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
8.4.
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
8.5.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
8.6.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
8.7.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
8.8.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
8.9.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 5.000,-, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
8.10.
bepaalt dat partij [geïntimeerde] laatstgenoemd bedrag binnen twee weken na heden zal overmaken naar IBAN-rekeningnummer NL53 RBOS 0569 990572 ten name van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch onder vermelding van zaaknummer HD 200.118.435/01;
8.11.
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
8.12.
benoemt mr. M. van Ham tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
8.13.
verwijst de zaak naar de rol van 20 januari 2015 in afwachting van het deskundigenbericht;
8.14.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellante] ;
8.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J.H.A. Venner-Lijten, M. van Ham en A.W. Rutten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 september 2014.