Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
geïntimeerde in incidenteel appel,
1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats 2],
[geïntimeerde 2],wonende te [woonplaats 2],
appellanten in incidenteel appel,
5.Het verloop van de procedure
6.De gronden van het hoger beroep
7.De beoordeling
a) [geïntimeerden]. en [vader geïntimeerde 2] (de op 20 september 2012 overleden vader van geïntimeerde sub 2 in principaal appel; hierna te noemen de vader) hebben op 2 en 7 juni 2005 overeenkomsten van geldlening gesloten met HypoZeker Hypotheken en Verzekeringen B.V., van welke vennootschap [appellant] toen bestuurder was. Op 2 juni 2005 hebben zij een bedrag ter leen ontvangen van € 15.000,-- en op 7 juni 2005 een bedrag van € 6.846,26.
b) In de door, onder meer, partijen en de vader getekende schuldbekentenis gedateerd 2 juni 2005 is, voor zover relevant, opgenomen:
“(…)2. RenteEr zal als vergoeding voor de lening een bedrag van totaal € 3.000,00 worden voldaan aan de schuldeiser. Deze vergoeding, te weten € 1.000,00 per maand, wordt in de eerste drie aaneengesloten maanden startende 15 juni 2005 voldaan. Daarna wordt overgegaan in het aflossen van de feitelijke lening.3. Aflossing.Op de hoofdsom wordt per maand afgelost te weten € 833,33 per maand in aaneengesloten 18 maanden ingaande 15 september 2005.(…)”c) In de door, onder meer, partijen en de vader ondertekende aanvullende schuldbekentenis gedateerd 7 juni 2005 is onder meer opgenomen:
“(…)2. AflossingAan de schuldeiser wordt een bedrag van € 7.000,- betaald. Dit bedrag dient uiterlijk op 7 juli 2005 op de bankrekening van HypoZeker bijgeschreven te zijn!(…)”d) De vorderingen uit de twee onder b) en c) genoemde overeenkomsten zijn thans eigendom van [appellant].
e) Een schriftelijk stuk met het opschrift
“Aanvullende overeenkomst”, dat is ondertekend door partijen en de vader en is gedateerd 11 maart 2009, houdt onder meer het volgende in:
“(…)In aanmerking nemende dat:- Er overeenstemming is dat het totaal nieuw openstaande bedrag € 24.618,95 is. Dat betreft de eerdere twee leningen van 2005 (…) inclusief de gemaakte kosten en rente tot op dit moment.- Partij 2[ [geïntimeerden]. en de vader]
erkend het bovengenoemde bedrag schuldig te zijn aan (…) [appellant].- Er door[[appellant]]
een beslag staat op het pand [adres 1] te [woonplaats 1], waar[de vader en [geïntimeerde 1]]
eigenaar zijn. Dit beslag zal komen te vervallen na ondertekening van deze aanvullende overeenkomst.- Er door[[appellant]]
een beslag staat op privé rekening van[de vader en [geïntimeerde 1]]
. Dit beslag zal komen te vervallen na ondertekening van deze aanvullende overeenkomst.-[[appellant]]
uit coulance van de hoofdschuld een bedrag van € 4.618,95 wil kwijtschelden op de einddatum. Ervan uitgaande dat alle voorwaarden onvoorwaardelijk nagekomen worden. Worden deze niet exact nagekomen zal het bedrag zeker niet kwijt gescholden worden op de eind datum.Het ongedaan maken van de beslagen zal echter alleen worden gedaan op de volgende voorwaarden:- Partij 2 zal heden contant een betaling van € 8.500,00 aan [X.] en Partners te [plaats].- Het restbedrag van € 11.500,00 zal telkens de 1e v/d maand in aan een gesloten periode van maanden, worden overgemaakt op bankrekening met nummer (…) t.n.v. (…) [appellant] (…) ingaande voor het eerst op 1 mei 2009 en voor het laatst per 1 december 2009 te weten € 1.437,50.- Dit bedrag is exclusief rente € 86,25 wat ook in de 8 maanden ingaande 1 mei 2009 tot en met 1 december 2009 maandelijks betaald dient te worden (….)- Ongeacht wat in het verleden wel eens gebeurd is, dat er geld contant betaald is, zal dat in de toekomst nooit meer gedaan worden. Mocht beweerd worden dat dat wel gebeurd is, is dat niet geldig en er zal dus uitsluitend per bank betaald dienen te worden. Dit om problemen te voorkomen welke we nu net voor het opmaken van deze overeenkomst gehad hebben..(…)- Zekerheden voor (…) [appellant]:Alle roerende en onroerende zaken van partij 2, welke ze nu of in de toekomst bezitten.Alle roerende en onroerende zaken welke in hun bedrijven ondergebracht zijn of worden dienen ten deze als onderpand.(…) Het restaurant [restaurant] (…) welk voor 1 mei 2009 overgaat (…) naar de besloten vennootschap [geïntimeerde 2]-[geïntimeerde 1] Beheer BV (…) kan na deze overdracht niet verkocht worden aan derden anders dan dat (…) [appellant] hiertoe schriftelijk toestemming geeft, nooit mondelinge toestemming. (…)De beschikking van het (aanvullend) pensioen van o.a. Dhr. [vader geïntimeerde 2] zie o.a. kopie wat hierbij is toegevoegdAlle toekomstige beslagleggingkosten en overige juridische kosten zullen worden verhaald op partij 2 en bedragen dan ca € 15 % over de hoofdsom van € 24.618,95. (…)”f) [geïntimeerden] en de vader hebben op 11 maart 2009 een bedrag van € 8.500,-- aan [appellant] betaald.
g) Op 16 februari 2010 hebben [geïntimeerden]. en de vader € 800,-- contant aan [appellant] betaald. [appellant] heeft hiervoor een door hem ondertekende kwitantie afgegeven.
h) [geïntimeerden]. en de vader hebben op 15 februari, 14 september, 9 november en 23 november 2010 betalingen per bank aan [appellant] verricht van respectievelijk
€ 300,-, € 300,-, € 400,- en € 200,-.
i) [geïntimeerden]. en de vader hebben niet voldaan aan de (betalings)voorwaarden uit de aanvullende overeenkomst van 11 maart 2009.
€ 24.618,95, dat zij van dat bedrag € 8.500,-- hebben terugbetaald en dat derhalve
€ 16.118,95 resteert. Daarnaast heeft [appellant] kosten moeten maken ter inning van de vordering ad € 3.035,45, zodat zijn vordering in hoofdsom bedraagt € 19.154,38. Voorts vorderde [appellant] rente over laatstgenoemd bedrag tot en met 11 oktober 2012 (€ 2.107,62), incassokosten ad € 2.873,16 (op grond van de aanvullende overeenkomst en gematigd tot 15% van het openstaande bedrag) en, ter zake van BTW, € 603,36. De totale vordering bedroeg volgens [appellant] € 24.738,52. Op dit bedrag hebben [geïntimeerden]. en de vader nog € 2.000,-- afgelost, zodat een door hem te ontvangen bedrag van € 22.738,52 resteert, aldus [appellant].
Na bewijslevering door [geïntimeerden]. en de vader heeft de kantonrechter bij het bestreden eindvonnis van 19 september 2013 [geïntimeerden]. en de vader niet in de bewijslevering geslaagd geacht. Aan [appellant] heeft de kantonrechter toegewezen
(€ 19.800,-- minus € 10.500,-- =) € 9.300,--, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 3 mei 2012. Het meer of anders gevorderde wees de kantonrechter af.
primairop grond van de overeenkomst van 11 maart 2009 betaling van € 21.557,78 (zijnde € 24.618,95 minus het betaalde bedrag van € 10.500,--, vermeerderd met
€ 3035,45 aan inningskosten, met rente tot en met 24 maart 2014 ad € 3.603,40 en met incassokosten ad € 800,--) te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 19.154,38 vanaf 25 maart 2014 tot de voldoening en
subsidiairop grond van de oorspronkelijke overeenkomsten van 2 en 7 juni 2005 betaling van € 22.010,54, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 19.535,45 vanaf 25 maart 2014 tot de voldoening, met veroordeling van [geïntimeerden]. in de proceskosten.
De grief in incidenteel appel van [geïntimeerden]. (de erfgenamen van de inmiddels overleden vader zijn niet door [appellant] in dit hoger beroep betrokken) is gericht tegen oordeel a) van de kantonrechter.
Op grond van artikel 3:44 lid 1 BW is een rechtshandeling onder meer vernietigbaar wanneer zij door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Misbruik van omstandigheden is krachtens lid 4 van dat artikel aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden. Bij de beantwoording van de vraag of van misbruik van omstandigheden sprake is dienen alle omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang te worden beoordeeld.
“de sfeer anders was”. [appellant] voerde de druk op door beslagen te leggen op het pand en de privébankrekening van de vader en [geïntimeerde 1] en gaf [geïntimeerden] geen enkel inzicht in de reeds door hen gedane afbetalingen. Daardoor was de (hoogte van de) door [appellant] gepretendeerde vordering steeds onduidelijk. De vaststellingsovereenkomst van 11 maart 2009 was ook nadelig voor [geïntimeerden]. omdat de maandelijkse aflossingstermijnen werden verhoogd, [appellant] zekerheden kreeg op alle (on)roerende zaken van [geïntimeerden]., zeggenschap kreeg over de eventuele verkoop van het restaurantbedrijf en de beschikking kreeg over het (aanvullend) pensioen van de vader, aldus [geïntimeerden].
Evenmin hebben [geïntimeerden]. voldoende concreet onderbouwd dat de overeenkomst van 11 maart 2009 voor hen een dusdanig nadeel opleverde dat [appellant] zich om die reden van het bevorderen van de totstandkoming van die rechtshandeling had behoren te onthouden. Tegenover de gestelde nadelen staat immers het in de overeenkomst opgenomen voordeel van kwijtschelding van een substantieel deel van het bedrag, waarop partijen bij de overeenkomst de hoogte van de schuld uit geldlening hebben vastgesteld. Voorts stond het naar het oordeel van het hof [appellant] vrij extra zekerheden te bedingen voor de nakoming door [geïntimeerden]. van hun verplichtingen.
Voor zover al geoordeeld zou moeten worden dat [appellant] wel gegriefd heeft tegen het oordeel van de kantonrechter op dit punt is het hof van oordeel dat die grief met het gestelde in de memorie van grieven sub 11 niet, dan wel volstrekt onvoldoende, is onderbouwd.
€ 8.500,-- aan [appellant] hebben betaald.
De vordering in hoger beroep met betrekking tot incassokosten ad € 800,-- zal worden afgewezen nu [appellant] niet is ingegaan op het verweer van [geïntimeerden]. dat de gemaakte kosten betrekking hebben gehad op de instructie der zaak (cva sub 24), zodat het hof van de juistheid van dat verweer uitgaat.