ECLI:NL:GHSHE:2014:3555

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
10 september 2014
Zaaknummer
HD 200.135.291_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake ontbinding vennootschap onder firma en exploitatie bedrijfsaccommodaties

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de vrouw tegen de man, naar aanleiding van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg. De vrouw vorderde onder andere de man te veroordelen tot uitvoering van gemaakte afspraken met betrekking tot de ontbinding van hun vennootschap onder firma (vof) en de exploitatie van een bedrijfsaccommodatie. De partijen zijn in 1987 gehuwd onder huwelijkse voorwaarden met uitsluiting van huwelijksgemeenschap en zijn gezamenlijk eigenaar van verschillende onroerende zaken. In het kader van hun echtscheiding hebben zij op 31 augustus 2012 afspraken gemaakt over de ontbinding van de vof en de verdeling van de bedrijfsactiviteiten. De vrouw stelt dat de man deze afspraken niet nakomt en vordert onder andere dat de man medewerking verleent aan de inschrijving van de ontbinding van de vof in het handelsregister. De voorzieningenrechter heeft de man veroordeeld om binnen veertien dagen zorg te dragen voor de inschrijving van de beëindiging van de vof, maar heeft andere vorderingen van de vrouw afgewezen. Het hof oordeelt dat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat er definitieve afspraken zijn gemaakt over de exploitatie van de bedrijfsaccommodatie en dat de man niet onterecht heeft gehandeld. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en compenseert de proceskosten, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.135.291/01
arrest van 9 september 2014
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. J. van Zinnicq Bergmann te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. D.M. Gijzen te Heerlen,
op het bij exploot van dagvaarding van 10 juli 2013 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg gewezen vonnis in kort geding van 18 juni 2013 tussen appellante – de vrouw – als eiseres en geïntimeerde – de man – als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/180914 / KG ZA 13-210)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis in kort geding.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties tevens eiswijziging;
- de memorie van antwoord.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] 1987 met elkaar gehuwd na het sluiten van huwelijkse voorwaarden, onder meer inhoudende een uitsluiting van iedere huwelijksgemeenschap.
Partijen zijn gezamenlijk, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van de navolgende panden:
i. [adres 1] te [plaats 1];
ii. [adres 2] en [adres 3] te [plaats 2] alsmede 13 percelen grasland en natuurgrond gelegen rondom de panden [adres 2] en [adres 3] te [plaats 2];
iii. [adres 4] te [plaats 3] (België);
iv. [adres 5] te [plaats 3] (België).
Op 20 juli 1990 hebben partijen een overeenkomst van vennootschap onder firma ondertekend waaruit blijkt dat zij de vennootschap onder firma “Vof [geïntimeerde] – [appellante]” zijn aangegeaan, zulks met ingang van 1 januari 1989 met als doel de exploitatie van vakantie-appartementen voor gemeenschappelijke rekening alsmede al hetgeen daartoe behoort of daarmede in verband staat, een en ander in de ruimste zin.
In de vennootschap is in eigendom ingebracht het pand aan de [adres 2] te [plaats 2] en [adres 1] te [plaats 1], beide voor wat betreft de zakelijke gedeelten.
Bij de rechtbank Limburg is door de vrouw op 5 oktober 2012 een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenverzoeken ingediend.
In het kader van de voorgenomen echtscheiding tussen partijen heeft op 31 augustus 2012 ten kantore van de advocaat van de vrouw, mr. Roebroek, een bespreking plaatsgevonden over de verdeling en verrekening krachtens huwelijkse voorwaarden.
Bij e-mail van 6 september 2012 aan [adviseur geïntimeerde] (door wie de man werd bijgestaan), heeft mr. Roebroek het volgende (voor zover thans van belang) laten weten:
“In aansluiting op de uitvoerige bespreking te mijnen kantore van 31 augustus 2012 (…) leg ik in de onderhavige e-mail de gemaakte afspraken (…) in het onderstaande vast.
De gemaakte afspraken zijn:
1.
De vennootschap onder firma, Vof [geïntimeerde]-[appellante] is in onderling overleg per c.q. met ingang van 31 augustus 2012 des voormiddags te 11.30 uur ontbonden;
2.
a. De registergoederen gelegen te [huwelijksdatum] zijn toebedeeld aan de heer [geïntimeerde] en de bedrijfsactiviteiten zoals deze in en op de registergoederen te [huwelijksdatum] worden uitgeoefend, komen met ingang van 31 augustus 2012 te 11.30 uur, geheel voor rekening en risico van [geïntimeerde]. Deze bedrijfsactiviteiten worden door hem voor eigen rekening en risico voortgezet. Bedoelde registergoederen te [huwelijksdatum] worden omschreven als ‘[hoevenaam]’.
b. De registergoederen gelegen te [plaats 1], [adres 1] zijn toebedeeld aan [appellante] ; De registergoederen gelegen te [adres 4] te [postcode] [plaats 3] (België) zijn eveneens toebedeeld aan [appellante];
De bedrijfsactiviteiten welke worden uitgeoefend in en op het complex te [plaats 1], [adres 1] en [adres 4] te [plaats 3] (België) komen met ingang van 31 augustus 2012 te 11.30 uur, geheel voor rekening en risico van [appellante]. Deze bedrijfsactiviteiten worden door haar voor eigen rekening en risico voortgezet.
3.
Beiden, [geïntimeerde] en [appellante], hebben over en weer, voor nu en voor de toekomst, geen aanspraak jegens elkander ter zake enige bijdrage in de kosten van levensonderhoud (alimentatie). Door hen is over en weer afstand gedaan van alimentatieaanspraken.
4.
Bij de taxatie van de registergoederen zal tevens acht worden geslagen op aspecten zoals de verdiencapaciteit c.q. de mogelijkheden en onmogelijkheden voor het al dan niet genereren van omzet alsmede de duurzaamheid van verdienmogelijkheden. Daarbij gaat het niet om subjectieve doch om objectieve omstandigheden naast de gebruikelijke, voor de waardering van de verkoopwaarde in het economisch verkeer, vrij van gebruiksrechten, gebruikelijke relevante feiten en omstandigheden.
In de komende vervolgbespreking zullen andere en verdere aspecten tot de verdeling/verrekening van vermogen aan de orde komen. (…)”
4.2.
De vrouw heeft in eerste aanleg – kort samengevat – gevorderd:
de man te veroordelen de tussen partijen gesloten overeenkomst dan wel de tussen hen gemaakte afspraken van 31 augustus 2012 uit te voeren en hem te veroordelen al die gedragingen en handelingen achterwege te laten die de vrouw belemmeren in het voor eigen rekening en risico exploiteren van de bedrijfs-/verblijfsaccomodaties, deel uitmakende van de registergoederen gelegen te [plaats 1], aan de [adres 1] en aan de vrouw een machtiging te verlenen tot het zich toegang verschaffen en betreden van voornoemd complex;
de man te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, er samen met de vrouw zorg voor te dragen dat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is dan wel wordt ingeschreven de beëindiging van de vennootschap onder firma “Vof [geïntimeerde]-[appellante]” (hierna: de vof), zulks met ingang van 31 augustus 2012 te 11.30 uur en de man te veroordelen om al die stukken mede te ondertekenen die hiervoor nodig zijn en de man te veroordelen mee te werken aan de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de door de vrouw te drijven eenmanszaak bedrijfs-/verblijfsaccomodatie [adres 1] te [plaats 1] en daartoe alle relevante stukken mede te ondertekenen;
de man te veroordelen tot betaling van een dwangsom voor het geval hij in gebreke blijft aan één of meerdere in het vonnis vervatte veroordelingen te voldoen en
e proceskosten tussen partijen te compenseren.
4.3.
De voorzieningenrechter heeft, voor zover thans van belang, in het beroepen vonnis:
de man veroordeeld om, tezamen met de vrouw, binnen veertien dagen na betekening van dat vonnis ervoor zorg te dragen (gezamenlijk), dat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is dan wel wordt ingeschreven de beëindiging van de vof, zulks met ingang van 31 augustus 2012 te 11.30 uur en heeft de man veroordeeld om al die stukken mede te ondertekenen die nodig zijn voor het in het handelsregister registreren van de beëindiging van de vof;
de man veroordeeld, zulks voor het geval hij in gebreke blijft aan het onder 1) bepaalde te voldoen, tot betaling van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag, met een maximum van € 1.500,-.
4.4.
Het hof begrijpt dat de voorzieningenrechter de overige vorderingen van de vrouw heeft afgewezen, zoals ook in rov. 4.3.6 en 4.5 van het beroepen vonnis wordt overwogen. Voor zover het hoger beroep van de vrouw zich hiertegen richt, treft dit geen doel nu de vrouw de zaak in hoger beroep opnieuw heeft voorgelegd.
4.5.
De vrouw kan zich met onderdelen van het beroepen vonnis niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.
4.6.
In hoger beroep vordert de vrouw vernietiging van het beroepen vonnis en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad bij arrest:
A. de man te veroordelen uitvoering te geven aan de gesloten overeenkomst c.q. gemaakte afspraken van 31 augustus 2012 in het bijzonder de afspraak dat met ingang van 31 augustus 2012 te 11.30 uur de bedrijfsactiviteiten uitgeoefend in en op het complex te [plaats 1], [adres 1] met uitsluiting van de man, door de vrouw geheel voor haar rekening en risico en voor eigen rekening en risico worden voortgezet en de man te veroordelen medewerking te verlenen aan het feitelijk en metterdaad, met uitsluiting van de man, door de vrouw exploiteren van de bedrijfs-/verblijfsaccomodatie, deel uitmakende van de registergoederen gelegen te [woonplaats], [adres 1] en voorts de man te veroordelen al datgene te doen hetgeen nuttig, noodzakelijk en/of wenselijk wordt geacht door de vrouw, tot het voor eigen rekening en risico van de vrouw, kunnen exploiteren van de bedrijfs-/verblijfsaccomodaties bedoeld, daaronder begrepen onder andere het op de internetsite www.[webadres].nl vermelden van de contactgegevens van alleen / enkel de vrouw, het verstrekken van stukken en inlichtingen omtrent reserveringen en boekingen, het toegang verschaffen aan de vrouw tot bedoelde bedrijfs-/verblijfsaccomodaties en daarvan deel uitmakende ruimten en voorts de man te veroordelen al die gedragingen en handelingen achterwege te laten die de vrouw belemmeren of kunnen belemmeren in het voor eigen rekening en risico exploiteren van de bedrijfs-/verblijfsaccomodaties, deel uitmakende van de registergoederen gelegen te [plaats 1] gemeente [plaats 2], [adres 1] en voorts de vrouw machtiging te verlenen tot het zich toegang verschaffen en betreden van de van het complex registergoederen gelegen te [plaats 1], [adres 1], deel uitmakende echtelijke woning, zulks in het kader van haar exploitatie van de bedrijfs-/verblijfsaccomodatie aldaar;
B. de man te veroordelen, tezamen met de vrouw, binnen veertien dagen na betekening van het ten deze te wijzen arrest, ervoor zorg te dragen, gezamenlijk, dat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is c.q. wordt ingeschreven de beëindiging / ontbinding van de vennootschap onder firma ‘VOF [geïntimeerde]-[appellante]’, zulks met ingang van 31 augustus 2012 te 11.30 uur en de man te veroordelen:
- om al die stukken mede te ondertekenen die nodig zijn voor het in het handelsregister van de Kamer van Koophandel inschrijven c.q. doen inschrijven van de ontbinding / beëindiging van de vennootschap onder firma ‘VOF [geïntimeerde]-[appellante]’ en
- in die in te vullen en te ondertekenen stukken / formulieren waaronder formulier 17a ‘inschrijving ontbinding vennootschap, rechtspersoon of maatschap’ in ieder geval bij vraag 6.1. inhoudende “had de vennootschap, maatschap of rechtspersoon een onderneming? “ te beantwoorden c.q. aan te kruisen met “ja” en vraag 6.2. inhoudende “is de onderneming beëindigd of door een nieuwe eigenaar voortgezet?”, te beantwoorden c.q. aan te kruisen “voortgezet door de nieuwe eigenaar, deels door [geïntimeerde] als eenmanszaak en deels door [appellante] als eenmanszaak”, derhalve middels daartoe geëigende formulieren, mededeling te doen van de voortzetting van de onderneming van de ontbonden vennootschap onder firma ‘VOF [geïntimeerde]-[appellante]’, deels door de vrouw en deels door de man en voorts bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, de man te verbieden in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, in het kader van de ontbinden / beëindiging van de ‘VOF [geïntimeerde]-[appellante]’, te doen inschrijven c.q. in de schrijven dat de onderneming van de vennootschap onder firma ‘VOF [geïntimeerde]-[appellante]’, zou zijn beëindigd;
C. de man te veroordelen, zulks voor het geval de vrouw in gebreke blijft aan een of meerdere van de in het door het hof te wijzen arrest, vervatte veroordelingen, te voldoen, tot betaling van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelten van een dag, zulks vanaf de vijfde dag na betekening van het ten deze te wijzen arrest tot aan de dag der algehele voldoening aan de in het arrest vervatte veroordelingen en bij arrest de door de man verschuldigde dwangsom vast te stellen op tenminste een bedrag van € 50.000,- voor iedere in het door het hof wijzen arrest, vervatte veroordeling;
D. te compenseren de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroepen, nu partijen gewezen echtelieden zijn.
4.7.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de vof is ontbonden en dat in het kader van die ontbinding, in samenhang met de op te starten echtscheiding, is overeengekomen dat de vrouw de exploitatie van de accommodatie [adres 1] te [plaats 1] voor eigen rekening en risico zou voortzetten. De exploitatie van [adres 1] te [plaats 1] in combinatie met de exploitatie van [adres 4] te [plaats 3] (België) zouden voldoende zijn voor de vrouw om daarmee te kunnen voorzien in haar eigen levensonderhoud. Als gevolg daarvan hebben partijen over en weer afstand gedaan van alimentatieafspraken.
De tussen partijen op 31 augustus 2012 gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een e-mail van de raadsman van de vrouw aan de adviseur van de man d.d. 6 september 2012. De vrouw stelt dat de man deze afspraken slechts bloot heeft ontkend en niet gemotiveerd heeft betwist. Ten tijde van de e-mail d.d. 6 september 2012 zijn de gemaakte afspraken niet ontkend. Ook in de verdere correspondentie en nadere bespreking op 17 september 2012 is door de man niet op de gemaakte afspraken teruggekomen. Bovendien heeft de man zowel op als na 31 augustus 2012 uitvoering gegeven aan de gemaakte afspraken en liet hij de exploitatie van [adres 1] over aan de vrouw. In het verweerschrift van de man in de echtscheidingsprocedure wordt door de man erkend dat overeenstemming is bereikt over de vof en dat deze met ingang van 31 augustus 2012 te 11.30 uur is ontbonden.
De man heeft in de e-mails van na 14 november 2012 alsnog overduidelijk de op 31 augustus 2012 gemaakte afspraken bevestigd. Het akkoord van [adviseur geïntimeerde] in de e-mails van 24 januari 2013 te 9.59 uur en 24 januari 2013 te 16.53 uur is slechts een herbevestiging van de reeds op 31 augustus 2012 gemaakte afspraken.
4.8.
Kort samengevat stelt de man zich op het standpunt dat hij nimmer heeft ingestemd met de afspraken in de e-mail van 6 september 2012. Er heeft een richtinggevend gesprek plaatsgevonden waarin weliswaar veel is besproken maar waarin geen afspraken zijn gemaakt. Onjuist is dat er uitgebreid is onderhandeld in de bespreking van 31 augustus 2012 en dat er sprake was van rijp beraad. De man heeft dit onderbouwd door een verklaring van [adviseur geïntimeerde] d.d. 10 juni 2013 over te leggen. [adviseur geïntimeerde] heeft verklaard na ontvangst van de e-mail van 6 september 2012 telefonisch contact te hebben opgenomen met mr. Roebroek omdat het in die e-mail vastgelegde volgens hem niet juist was. Door de advocaat van de vrouw wordt hieraan gerefereerd in zijn e-mail aan [adviseur geïntimeerde] van 11 juni 2012 13.53 uur. Ook in de volgende correspondentie worden de door de vrouw gestelde afspraken niet bevestigd. De man verwijst onder meer naar de e-mail van [adviseur geïntimeerde] van 19 oktober 2012.
Weliswaar heeft de man erkend dat de vof per 31 augustus 2012 om 11.30 uur is ontbonden, maar de man heeft ook gesteld dat partijen over de toescheiding van de [adres 1] geen overeenstemming hebben bereikt. De man heeft de vrouw wel inzage gegeven in de reserverings- en boekingsgegevens in het kader van de transparantie, maar van een overdracht is nooit sprake geweest. In de periode september-oktober 2012 heeft de vrouw alleen de ontvangst van gasten en betalingen naar zich toe getrokken. Zelf verzorgde de man de financiën, de administratie, de boekhouding, het onderhoud van de website, de betalingen van leveranciers en andere crediteuren, het onderhoud van klantencontact etc.
De vrouw heeft niet weersproken dat zij het in de e-mails van januari 2013 neergelegde voorstel niet voor 25 januari 2013 om 15.30 uur per e-mail aan [adviseur geïntimeerde] heeft bevestigd, zodat niet kan worden geconcludeerd dat het aanbod van de man in volle omvang door de vrouw is geaccepteerd. Uit de e-mails van januari 2013 blijkt bovendien dat pas daarin invulling is gegeven aan de voorwaarde die de man daarvoor de hele tijd had gesteld, namelijk duidelijke afspraken omtrent de waardebepaling van de onroerende zaken.
4.9.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
4.9.1.
De vorderingen van de vrouw spitsen zich toe op de exploitatie van het complex te [plaats 1], [adres 1] en de inschrijving van de beëindiging van de vof in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
4.9.2.
De vrouw beroept zich op het gesprek dat tussen partijen op 31 augustus 2012 heeft plaatsgevonden in het bijzijn van de advocaat van de vrouw en de adviseur van de man. De advocaat van de vrouw heeft in zijn e-mail aan de adviseur van de man d.d. 6 september 2012 beschreven wat er tijdens het gesprek op 31 augustus 2012 is afgesproken. Door de man wordt betwist dat hetgeen in voornoemd e-mail bericht is weergegeven daadwerkelijk is afgesproken op 31 augustus 2012.
4.9.3.
Het hof is van oordeel dat van een blote ontkenning door de man van de gestelde afspraken, geen sprake is. Immers: de man heeft onder meer aangevoerd dat de bespreking op 31 augustus 2012 geen uitvoerige bespreking betrof en dat de genoemde onderwerpen tijdens dat gesprek wel aan bod zijn gekomen maar dat geen afspraken zijn gemaakt. Voorts heeft de man een verklaring van zijn adviseur d.d. 10 juni 2013 overgelegd, waarin deze ontkent dat er op 31 augustus 2012 afspraken zijn gemaakt. De man heeft bovendien betwist dat hij uitvoering heeft gegeven aan de gestelde afspraken.
Ook wordt door de man onderbouwd betwist dat het akkoord van de adviseur van de man in de e-mails van 24 januari 2013 te 9.59 uur en 24 januari 2013 te 16.53 uur niet meer is dan een herbevestiging van de reeds op 31 augustus 2012 gemaakte vier kernafspraken.
Een door partijen zelf ondertekend document waarin de gestelde afspraken zijn neergelegd, ontbreekt.
Aldus kan reeds op basis van deze omstandigheden, in tegenstelling tot het betoog van de vrouw, niet zonder meer worden vastgesteld dat partijen zijn overeengekomen hetgeen de advocaat van de vrouw in zijn e-mail d.d. 6 september 2012 heeft weergegeven. Dat de man heeft erkend dat de vof met ingang van 21 augustus 2012 des middags te 11.30 uur is ontbonden doet daar niet aan af. Het hof is voorshands van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat is komen vast te staan dat er tussen partijen een overeenkomst met betrekking tot de afwikkeling van de vof tot stand is gekomen die is neergelegd in de e-mail van 6 september 2012.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is een nader onderzoek naar de feiten en omstandigheden noodzakelijk, waarvoor in een procedure als de onderhavige geen plaats is.
Het hof wijst de vordering van de vrouw onder A af.
4.9.4.
Voor zover de vrouw heeft betoogd belang te hebben bij de gevraagde voorziening in verband met het feit dat zij heeft afgezien van alimentatie is het hof van oordeel dat, gelet op het onder rov. 4.9.3 overwogene, voorshands niet is gebleken dat er een definitieve afspraak met betrekking tot het over en weer afzien van alimentatie tot stand is gekomen. Voorts heeft vrouw op geen enkele wijze onderbouwd dat er een financiële noodzaak is om vooruitlopend op de definitieve afwikkeling van de vof reeds nu de exploitatie van het complex te [plaats 1], [adres 1] toegedeeld te krijgen. Niet gesteld noch gebleken is wat de behoefte van de vrouw bedraagt en of en in hoeverre de exploitatie van het complex te [plaats 1], [adres 1] bijdraagt in het levensonderhoud van de vrouw.
4.10.
De vrouw heeft in hoger beroep haar vordering ter zake van de inschrijving van de beëindiging van de vof bij de Kamer van Koophandel gewijzigd in die zin dat zij thans verlangt dat de man ter zake zijn medewerking aan inschrijving van de beëindiging van de vof bij de Kamer van Koophandel wordt veroordeeld tot het correct invullen van de voor de inschrijving van de ontbinding van de vof noodzakelijk formulieren en stukken. De vrouw heeft daartoe aangevoerd dat de man ten onrechte op een formulier had aangegeven dat de onderneming van de vof was beëindigd.
De man heeft betoogd dat de ontbinding van de vof tevens de beëindiging van de onderneming van de vof inhoudt.
4.11.
Het hof overweegt dat de man blijkens het beroepen vonnis is veroordeeld om tezamen met de vrouw ervoor zorg te dragen dat de beëindiging van de vof wordt ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Tevens is de man veroordeeld om al die stukken mede te ondertekenen die nodig zijn voor het in het handelsregister registreren van de beëindiging van de vof. Niet kan worden geconcludeerd dat de man op onjuiste wijze uitvoering zou hebben gegeven aan het beroepen vonnis. Omdat de verdeling c.q. verrekening nog niet heeft plaatsgevonden kan thans ook nog niet worden gezegd of en zo ja hoe de door de vof gedreven onderneming zal worden voortgezet. Van de man kan dan ook niet worden verlangd dat hij op het formulier van de Kamer van Koophandel aangeeft dat de door de vof gedreven onderneming zal worden voortgezet deels als eenmanszaak door de man en deels als eenmanszaak door de vrouw. Het beroepen vonnis dient op dit punt te worden bekrachtigd.
4.12.
De voorzieningenrechter heeft de gevorderde dwangsommen gemaximeerd tot
€ 1.500,-. De vrouw vordert in hoger beroep veroordeling van de man, voor zover hij in gebreke blijft aan een of meerdere van de in het te wijzen arrest vervatte veroordeling, tot betaling van een dwangsom van 500,- per dag of gedeelten van een dag, vanaf de vijfde dag na betekening van dit arrest tot aan de dag der algehele voldoening en de door de man verschuldigde dwangsom vast te stellen op tenminste een bedrag van € 50.000,- voor iedere in het door het hof te wijzen arrest, vervatte veroordeling.
Het hof ziet geen grond voor verdere veroordeling van de man, nu niet is komen vast te staan dat de man op onjuiste wijze uitvoering zou hebben gegeven aan het beroepen vonnis. Voor zover de vrouw meent dat de man daaraan niet heeft voldaan, dient zij een executiegeschil te starten. Het beroepen vonnis dient op dit punt te worden bekrachtigd.
4.13.
Het hof zal de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep compenseren nu partijen gewezen echtgenoten zijn.
4.14.
Aldus wordt als volgt beslist.

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis in kort geding van de rechtbank Limburg van 18 juni 2013;
compenseert de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep, aldus dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.T.M. Raab, O.G.H. Milar en M.J. van Laarhoven en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 september 2014.