ECLI:NL:GHSHE:2014:3546
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid hoger beroep in familierechtelijke zaak met omgekeerde prorogatie
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, is de vrouw in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. De vrouw, hierna aangeduid als appellante, had in eerste aanleg gevorderd het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning, die zij met de man, hierna aangeduid als geïntimeerde, bewoonde. De kantonrechter had deze vorderingen afgewezen, waarbij hij een afweging van belangen maakte op basis van de samenlevingsovereenkomst die partijen hadden gesloten. De vrouw was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De man heeft echter betoogd dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat het geschil onder artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering valt, waaruit volgt dat hoger beroep niet openstaat tenzij dit uitdrukkelijk is voorbehouden. Het hof heeft vastgesteld dat partijen hun geschil op basis van deze bepaling aan de kantonrechter hebben voorgelegd en dat er geen uitdrukkelijk voorbehoud voor hoger beroep is gemaakt. Dit betekent dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep.
Het hof heeft verder geoordeeld dat er geen nieuwe feiten zijn aangedragen die tot een andere beslissing zouden kunnen leiden. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat inhoudt dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft de vrouw dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, en de kosten van de procedure zijn aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.