7.1Geen grieven zijn gericht tegen de feiten, zoals vastgesteld in onderdeel 2. van het beroepen vonnis. Het hof zal derhalve van diezelfde feiten uitgaan. Voorts staan nog enkele andere feiten als enerzijds gesteld en anderzijds niet voldoende gemotiveerd betwist tussen partijen vast. Het hof zal hierna een samenvatting geven van de relevante feiten.
a. Partijen hebben op 23 maart 2011 een schriftelijk vastgelegde overeenkomst (hierna: Overeenkomst) gesloten voor het maken en plaatsen van een keuken door [appellante] in de woning van [geïntimeerde] (prod. 1 inl. dagv.) voor een bedrag van € 16.499,35 incl. BTW. Een aantal werkzaamheden, zoals die van een loodgieter, stucadoor, schilder en elektricien, vielen niet onder de Overeenkomst; deze werkzaamheden zijn uitgevoerd door aannemers, die door [geïntimeerde] gecontracteerd zijn (hierna ook: nevenaannemers). [appellante] zou blijkens de inhoud van onderdeel 7 van de Overeenkomst voornoemde werkzaamheden van de nevenaannemers samen met een aantal andere werkzaamheden “coördineren”, waarvoor een bedrag van € 1.920,-- excl. BTW in voornoemde aanneemsom was opgenomen.
b. Op de Overeenkomst zijn de Algemene offerte-, leverings- en betalingsvoorwaarden van de leden van de sectie interieurbouw van de Centrale Bond van Meubelfabrikanten (CBM) van toepassing (prod. 2 inl. dagv.).
c. Omstreeks de zomer van 2011 en nadien heeft [geïntimeerde] in diverse mails en brieven aan [appellante] meegedeeld dat hij op een aantal punten niet tevreden was over de verrichte werkzaamheden. Partijen hebben naar aanleiding daarvan een aantal malen contact met elkaar gehad over een mogelijke oplossing.
d. Bij brief van 19 december 2011 (prod. 4 inl. dagv.) heeft [appellante] onder meer het volgende aan [geïntimeerde] geschreven
“
(…) Bij de oplevering is gebleken dat er een aantal zaken niet correct waren uitgevoerd. Daarover hebben vervolgens meerdere gesprekken plaatsgevonden. Na de zomervakantie is door u samen met [appellante] op constructieve wijze gekeken hoe de geconstateerde onvolkomenheden opgelost kunnen worden. Tijden ons overleg op 25 oktober jl. is de afwikkeling van de zaak tot in detail besproken en zijn we het samen eens geworden over welke acties er uitgevoerd zouden gaan worden. Hieronder treft u de lijst van de gemaakte afspraken aan.
(…)
De kosten behorende bij de posten 1 t/m 15 en het opdikken van de zijkant van het aanrechtblok komen voor rekening van [appellante] Interieur Projecten. Verdere aanpassingen van de keuken komen voor rekening van de opdrachtgever. Besproken is om als extra werk uit te voeren: Eén extra rij tegels plaatsen boven het aanrechtblok: meerwerk € 75,00 excl. BTW. Tot zover de afspraken zoals partijen die op 25 oktober jl. gezamenlijk hebben gemaakt. Tijdens het gesprek op deze datum hebben wij u ook aangeven waarom [appellante] Interieur Projecten niet uit eigener beweging over gaat tot het vervangen van de keukenblokken en laden door keukenblokken met laden zonder greeplijst (…)”
e. Bij brief van 18 januari 2012 van mr. Zeeman (prod. 5 inl. dagv.) wordt namens [geïntimeerde] aan [appellante] meegedeeld dat [geïntimeerde] aanspraak blijft maken op het opnieuw plaatsen van andere ladekasten onder de aanrechten. Als reden hiervoor wordt genoemd het niet attenderen door [appellante] op een “significante ruimtevermindering” in verband met de gebruikmaking van laden met terugliggende greeplijsten en voorts vanwege het terugbrengen van de aanrechtbladhoogte bij handhaving van de plinthoogte.
f. [geïntimeerde] heeft zoals bepaald in de Overeenkomst de eerste termijn van de aanneemsom ad € 4.159,30 bij het verstrekken van de opdracht en de tweede termijn ad € 5.546,-- bij aanvang van de werkzaamheden betaald. De eindafrekening van [appellante] d.d. 19 december 2011 ad € 11.022,61 incl. BTW (prod. 6 inl. dagv.), die tevens ziet op een aantal niet in geschil zijnde meerwerkposten, is door [geïntimeerde] onbetaald gelaten in verband met klachten over de uitgevoerde werkzaamheden.
7.2.1[appellante] heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd dat [geïntimeerde] genoemd bedrag van € 11.022,61 betaalt, vermeerderd met rente en kosten.
7.2.2[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering in conventie. In reconventie heeft [geïntimeerde] gevorderd:
a. een verklaring voor recht dat de hoofdvordering van [appellante] wordt verminderd met een bedrag van € 2.284,80 (bedrag coördinatiekosten incl. BTW);
b. vernietiging van de in artikel 16 lid 4, 5 en 6 van de algemene voorwaarden genoemde bedingen;
c. een verklaring voor recht dat hij bevoegd is tot opschorting van betaling totdat [appellante] de hierna onder d. genoemde gebreken heeft hersteld
d. veroordeling van [appellante] om kosteloos de volgende herstelwerkzaamheden ter verrichten:
- 1. herstel van te dik stucwerk;
- 2. opnieuw aan laten sluiten van het tegelwerk op de granito schrobranden;
- 3. vervangen van het te dik aangebrachte aanrechtblad en het geheel met juist afschot herplaatsen;
- 4. het ongedaan maken van de te geringe ruimte tussen het aanrechtblad en de plank aan de muur boven het aanrecht;
- 5. het terugbrengen van de hoogte van het aanrecht naar 95 cm;
- 6. het conform de werktekening uitvoeren van de stopcontacten en het tegelplan;
- 7. het herstellen van de beschadiging van de granitovloer,
- 8. het opheffen van de te dunne zijkant aan het aanrecht aan de zijde van het fornuis;
- 9. het verwijderen van de aluminiumstrips achter de ladefronten;
e. ingeval [appellante] niet voldoet aan de hiervoor sub d. bedoelde vordering, het verstrekken van een machtiging aan [geïntimeerde] om die werkzaamheden zelf te doen uitvoeren tot een bedrag van € 11.000,-- excl. BTW;
f. veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure.
7.2.3De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.3 en 4.4 beslist dat [appellante] bij brief van 19 december 2011 (prod. 4 inl. dagv.) heeft erkend dat bij oplevering is gebleken dat een aantal zaken niet correct is uitgevoerd en dat partijen het kennelijk eens zijn geworden over de door [appellante] kosteloos uit te voeren (herstel)werkzaamheden van de gebreken, zoals hiervoor in 7.2.2 sub d onder 1 tot en met 8 genoemd. De rechtbank heeft op die grond de vordering tot het verrichten van deze herstelwerkzaamheden toegewezen alsmede -in zoverre- de in reconventie sub c gevorderde verklaring voor recht en de sub e gevorderde machtiging.
De rechtbank heeft voorts beslist dat [geïntimeerde] geen vordering toekomt terzake de in 7.2.2 sub d onder 9 genoemde werkzaamheden, verband houdende met de terugliggende greep in de ladenkasten onder de aanrecht. Ten slotte heeft de rechtbank de - hiervoor in 7.2.2 weergegeven - in reconventie sub a gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de coördinatiekosten en de sub b gevorderde vernietiging van een deel van de algemene voorwaarden afgewezen.
De rechtbank heeft de vordering van [appellante] in conventie in zoverre afgewezen dat de rechtbank [geïntimeerde] heeft veroordeeld om binnen veertien dagen na deugdelijk herstel van de gebreken door [appellante] over te gaan tot betaling van een bedrag van € 11.022,61 te vermeerderen met rente.
Ten slotte heeft de rechtbank geoordeeld dat – zowel in conventie als in reconventie – de proceskosten dienen te worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.