5.3Huurder zal zich onthouden van gedragingen, waarvan naar algemeen gangbare opvattingen mag worden aangenomen, dat zij schade veroorzaken aan het gehuurde, dan wel als hinderlijk en storend worden ervaren door, of overlast bezorgen aan, medebewoners of derden, aanwezig in naburige percelen.”
3.1.3.Bij brief van 18 augustus 2010 heeft Zo Wonen aan [geïntimeerde 1] (samengevat) medegedeeld:
- dat de politie op 11 augustus 2010 een inval in de woning heeft gedaan;
- dat in de woning 2 kilo harddrugs zijn aangetroffen en drie personen zijn aangehouden;
- dat de hoeveelheid drugs van dien aard is dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hier sprake is van een bedrijfsmatige activiteit met winstoogmerk;
- dat het bewaren c.q. verhandelen van harddrugs strafbaar is,
- dat door de gebeurtenissen op 11 augustus 2010 voor Zo Wonen is komen vast te staan dat [geïntimeerde 1] in de nakoming van artikelen 5.2 en 5.3 van de huurovereenkomst ernstig tekort is geschoten,
- dat [geïntimeerde 1] in de gelegenheid wordt gesteld de huurovereenkomst zelf vóór 1 september 2010 op te zeggen, bij gebreke waarvan Zo Wonen een procedure zal starten en ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal vorderen.
[geïntimeerde 1] heeft van de geboden gelegenheid om de huurovereenkomst op te zeggen geen gebruik gemaakt.
3.1.4.Bij brief van 23 augustus 2010 heeft de burgemeester van de gemeente [woonplaats] (hierna: de burgemeester) aan Zo Wonen medegedeeld (kort samengevat)
- dat de politie op 11 augustus 2010 een onderzoek in de woning heeft ingesteld;
- dat uit dat onderzoek is gebleken dat er een grote hoeveelheid verdovende middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet in de woning aanwezig was;
- dat uit het door de burgemeester ontvangen rapport blijkt dat is aangetroffen: 500 gram hasjiesj, 1000 gram hennep; 185 gram amfetamine; 400 gram wit poeder; € 890,- (bij één van verdachten);
- dat gelet op het feit dat er een grote hoeveelheid verdovende middelen is aangetroffen, deze verdovende middelen in de woning aanwezig waren met het oogmerk om deze te verkopen, af te leveren en/of te verstrekken;
- dat de politie op 19 augustus 2010 de burgemeester heeft verzocht om met toepassing van artikel 13b Opiumwet de woning te sluiten;
- dat de burgemeester het voornemen heeft om tot sluiting van de woning voor een periode van drie maanden over te gaan;
- dat de reden daarvan is gelegen in het gegeven dat er zowel soft- als harddrugs in de woning zijn aangetroffen en gelet op de ernst van de aangetroffen situatie (een grote hoeveelheid drugs, te weten 185 gram harddrugs, 1500 gram softdrugs en 400 gram nog nader te definiëren poeder) en dat de huurders van Zo Wonen met hun activiteiten een belangrijke schakel zijn in de keten van het in omloop brengen van verdovende middelen;
- dat Zo Wonen op grond van artikel 4:8 Awb in de gelegenheid wordt gesteld om haar zienswijze kenbaar te maken alvorens de burgemeester definitief zal beslissen.
3.1.5.Bij brief van 2 september 2010 heeft de burgemeester aan Zo Wonen medegedeeld hetgeen in voornoemde brief van 23 augustus 2010 ook al is vermeld, dat Zo Wonen geen zienswijze heeft ingediend en dat ook de bewoners van de woning dat niet hebben gedaan, dat de burgemeester het besluit neemt om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuursdwang toe te passen in de vorm van sluiting van de woning met ingang van 7 september 2010, voor de duur van drie maanden, tot en met 7 december 2010.
3.1.6.[geïntimeerde 1] heeft tegen het besluit van de burgemeester van 2 september 2010 bezwaar gemaakt.
3.1.7.Op 9 september 2010 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht, sector bestuursrecht, (samengevat) het besluit van de burgemeester van 2 september 2010 geschorst tot en met zes weken na de datum van bekendmaking van de beslissing op het bezwaar, omdat eerst een duidelijke last dient te worden opgelegd alvorens bestuursdwang kan worden toegepast, hetgeen niet is gebeurd en omdat uit het rapport van de politie niet blijkt dat de handel in verdovende middelen vanuit de woning tot overlast heeft geleid.
3.1.8.Bij besluit van 2 maart 2011 heeft de burgemeester het bezwaar van [geïntimeerde 1] ongegrond verklaard en het besluit tot sluiting van de woning gehandhaafd. [geïntimeerde 1] heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Maastricht.
3.1.9.Op 18 mei 2011 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht, sector bestuursrecht, (samengevat) het besluit van 2 maart 2011 vernietigd, de burgemeester opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen en het primaire besluit van 2 september 2010 geschorst tot en met zes weken na de bekendmaking van het nieuwe besluit op bezwaar. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek lijdt.
3.1.10.Bij vonnis van 13 april 2012 heeft de rechtbank Maastricht, sector strafrecht, bewezen verklaard (naast een ander in dit geding niet relevant strafbaar feit) dat [geïntimeerde 2]
- op 11 augustus 2010 te [woonplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 185 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
- op 11 augustus 2010 te [woonplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 449 gram hasjiesj en ongeveer 1050 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
en haar voor die strafbare feiten veroordeeld. Van de vervolging van, kort gezegd, de handel in drugs is [geïntimeerde 2] vrijgesproken.
3.1.11.[geïntimeerde 1] is niet vervolgd omdat er onvoldoende wettig bewijs was.
3.1.12.Bij beschikking van 7 augustus 2013 heeft de rechtbank Maastricht de echtscheiding tussen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] uitgesproken en bepaald dat [geïntimeerde 2] huurster zal zijn van de woning met ingang van de dag dat die beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.