Naar het oordeel van het hof staat het een werkgever vrij te bepalen welk onderwerp, het werk betreffende, ten tijde van een functioneringsgesprek aan de orde wordt gesteld. Dat de psychische toestand van [appellant] meebracht dat [geïntimeerde] het onderwerp over de bedrijfskleding had moeten laten rusten, is gezien het verweer van [geïntimeerde] dat zij niet wist dat [appellant] in psychische problemen verkeerde, door [appellant] (in ieder geval op het punt van de wetenschap aan de zijde van [geïntimeerde]) niet voldoende onderbouwd.
Het hof verwerpt de stelling van [appellant] dat hij geen fysiek geweld heeft uitgeoefend, omdat, naar de stelling van [appellant], bij [leidinggevende] geen sprake was van zichtbaar letsel. Ook al zou bij [leidinggevende] slechts sprake zijn geweest van hoofdpijn, welke hoofdpijn door [appellant] niet is betwist, dan maakt dit nog niet dat [appellant] met zijn gedrag waardoor zijn voorhoofd dat van [leidinggevende] heeft geraakt, geen fysiek geweld heeft uitgeoefend.
Anders dan [appellant] stelt is geen sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Ook al zou het zo zijn dat [appellant] op het laatste moment heeft bedacht dat hij [leidinggevende] geen kopstoot wilde geven en slechts wilde doen alsof, en ook al zou [appellant] niet (meer) de intentie hebben gehad tot het uitoefenen van fysiek geweld, feit blijft dat [appellant] aan [leidinggevende] een kopstoot heeft gegeven en dat [leidinggevende] daarvan hoofdpijn heeft ondervonden, zodat objectief beschouwd sprake is van (in aanvang) opzettelijk fysiek geweld. Dat [appellant] zich – kennelijk – niet tijdig heeft kunnen inhouden komt voor zijn rekening.
Voor zover [appellant] heeft beoogd te betogen dat zijn gedrag hem, gezien zijn psychische toestand, niet kan worden toegerekend, geldt dat dit standpunt wordt verworpen. De psychische toestand van [appellant] is geen beletsel – waarbij het hof er van uitgaat dat [appellant] ouder is dan 14 jaar - voor toerekening van de onderhavige als een doen te beschouwen gedraging, artikel 6:165 BW. Voorts geldt dat [appellant] omtrent zijn psychische toestand onvoldoende heeft aangevoerd om aan te nemen dat zijn gedraging aan een ontslag op staande voet in de weg staat.
Gezien al het voorgaande is het hof van oordeel dat van [geïntimeerde] redelijkerwijze niet kan worden gevergd dat zij, ondanks het vastgestelde fysiek geweld van [appellant] ten gevolge waarvan [leidinggevende] letsel heeft ondervonden, het dienstverband met [appellant] laat voortduren.
Daaraan doet niet af dat, voor zover daar gezien de e-mails van [leidinggevende] en [planner geïntimeerde] d.d. 14 juni 2012 (hier voor onder 7.1.7. respectievelijk 7.1.8.) al vanuit zou moeten worden gegaan, van de zijde van [geïntimeerde] ten tijde van het functioneringsgesprek “Hier” is geroepen. Ook zo een taalgebruik rechtvaardigt niet het toebrengen van fysiek letsel door [appellant].
Evenmin maakt de lengte van het dienstverband (sinds 2001 of 2003) van [appellant] bij [geïntimeerde] of zijn leeftijd, of de omstandigheid dat [appellant] nog geen andere baan heeft gevonden en hij niet verwacht daarin op korte termijn te slagen, dat [geïntimeerde] het dienstverband met [appellant] moet laten voortduren. Omtrent de leeftijd van [appellant] is niets gesteld of - buiten hetgeen hiervoor is aangegeven - gebleken, zodat het hof dat argument buiten beschouwing laat. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden zijn gesteld nog gebleken.
Grief 1 faalt.