Ook [Sloopwerken] en [geintimeerde 3] hebben opmerkingen gemaakt bij de beide deskundigenberichten van dr. Willems. [Sloopwerken] en [geintimeerde 3] delen, kort samengevat, de conclusie van dr. Willems niet dat de luxatie van de schouder van [appellant] is veroorzaakt door een forse krachtsuitoefening, ongeacht de richting waarin is getrokken. Het hof zal de bezwaren van [Sloopwerken] en [geintimeerde 3] bespreken aan de hand van hun antwoordmemorie na aanvullend deskundigenbericht d.d. 15 oktober 2013 (hierna: antwoordmemorie of antw.mem.).
Daarin (sub 2.5) betogen [Sloopwerken] en [geintimeerde 3] dat dr. Willems blijk heeft gegeven van een verregaande mate van subjectiviteit, die kennelijk zijn medische beoordeling heeft beïnvloed en wel zodanig dat de medische visie van dr. Willems in deze zaak niet als uitgangspunt kan dienen.
Het hof verwerpt dit standpunt. In zijn concept-rapportage (pagina 4) d.d. 17 juli 2013 (antw.mem., prod. 12) heeft dr. Willems zich ongevraagd uitgelaten over de vraag of [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld. Het betreft hier de juridische kwalificatie van het handelen van [geintimeerde 3]. In het definitieve aanvullend deskundigenbericht is de betreffende passage overigens niet opgenomen. Naar het oordeel van het hof heeft dr. Willems door ongevraagd door het hof als medicus een juridische kwalificatie te geven zich daarmee nog niet op medisch, orthopedisch chirurgisch vlak gediskwalificeerd en wordt zijn rapport, voor zover dr. Willems daarin antwoorden geeft op de hem door het hof vanwege zijn deskundigheid gestelde vragen, daarmee niet van onwaarde.
Het hof volgt dr. Willems in zijn oordeel (aanvullend deskundigenbericht, pagina 2) dat de schouderoperatie van [appellant] indertijd heeft geleid tot een volledig herstel van de schouder, gelet op de door dr. Willems gegeven onderbouwing. In de literatuur wordt, zo geeft hij aan, alleen over vijf of meer luxaties gerept, zodat er geen bewijs is dat [appellant] een slechtere prognose zou hebben na de vier eerdere luxaties. Bovendien heeft de operatie een goed resultaat gehad. [appellant] heeft noch dr. [dokter] bezocht, noch rept de huisarts tussen 1994 en 2002 in zijn journaal ook maar éénmaal over schouderklachten bij [appellant]. Het hof verwerpt dan ook het betoog van [Sloopwerken] en [geintimeerde 3] in hun antwoordmemorie sub 2.1 en 2.6, inhoudende dat de schouder van [appellant] ten tijde van het incident verzwakt was.
Het hof volgt dr. Willems voorts waar hij concludeert dat er een forse kracht nodig was om de schouder van [appellant] te luxeren en verwerpt het betoog van [Sloopwerken] en [geintimeerde 3] in hun antwoordmemorie sub 2.4. Dr. Willems verwoordt in zijn aanvullend deskundigenbericht (pagina 2) dat dit best een alledaagse activiteit kan zijn, maar geeft aan dat bij een normaal spierstelsel en kapselapparaat het een grote kracht vereist om een schouder uit de kom te krijgen.
In dit verband acht het hof relevant dat dr. Willems in zijn aanvullend deskundigenbericht (pagina 2) aangeeft dat de huisarts niet vermeldt wat de oorzaak is geweest van de (eerdere) schouderluxaties en dat dit niet betekent dat mag worden aangenomen dat er toen geen bijzondere krachtsinwerking is geweest (zie het slot van r.o. 23.7.1).
Dr. Willems heeft op basis van zijn kennis en kunde als orthopedisch chirurg aangegeven (aanvullend deskundigenbericht, pagina 3) dat als iemand plotseling wordt opgetrokken de spieren zich niet aanspannen en het kapsel het orgaan is dat de kop in de kom houdt. Ook dan is er, zo geeft dr. Willems aan, een forse kracht nodig om een schouder uit de kom te trekken. Dr. Willems illustreert zijn mening door te verwijzen naar een artikel dat in 1983 is gepubliceerd en dat is gebaseerd op een laboratoriumexperiment, terwijl hij voorts aangeeft dat laboratoriumonderzoek van latere jaren de betreffende data bevestigt. Aldus heeft dr. Willems zijn standpunt deugdelijk onderbouwd en verwerpt het hof het in de antwoordmemorie sub 2.7 geformuleerde bezwaar.
Het hof acht het, naar aanleiding van hetgeen in de antwoordmemorie sub 2.9 wordt aangevoerd, ook voldoende duidelijk dat dr. Willems, waar hij spreekt over een ‘forse kracht’, een meer dan normale krachtsuitoefening bedoelt.
Waar [Sloopwerken] en [geintimeerde 3] de bewegingsrichting en het plotselinge karakter van de krachtsinwerking als bepalende factoren voor een luxatie van de schouder noemen, wijst het hof erop dat ook deze factoren, evenals de forse kracht die volgens dr. Willems nodig was om de schouder van [appellant] te luxeren, zijn toe te rekenen aan [geintimeerde 3].
Ook de door [Sloopwerken] en [geintimeerde 3] tegen de rapporten van dr. Willems naar voren gebrachte bezwaren falen derhalve.