Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de Raad voor de Kinderbescherming een (hernieuwd) advies zal opstellen over de wijze waarop de vader omgang met [de dochter] zou kunnen hebben en de wijze waarop de omgang met [de dochter] dient te worden ingekleed;
- de vader recht heeft op omgang met [de dochter], eenmaal per veertien dagen van vrijdagavond 18.00 uur tot zondagavond 18.00 uur, althans te bepalen dat de vader recht heeft op een omgangsregeling met [de dochter] van eenmaal per veertien dagen een heel weekend van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 bij opa en oma (vz) thuis, althans dat het hof een omgangsregeling bepaalt die het hof juist acht;
- de moeder haar medewerking dient te verlenen aan de omgangsregeling op straffe van een dwangsom van € 100,= per dag of gedeelte van de dag indien de moeder in gebreke blijft.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 20 december 2012;
- de brief van de advocaat van de vader d.d. 8 mei 2013 met het procesdossier in eerste aanleg.
- de vader, bijgestaan door mr. N. Geradts, kantoorgenoot van mr. Cuijpers;
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger raad].
3.De beoordeling
- bepaald dat de omgang tussen de vader en [de dochter] plaatsvindt gedurende één zondag per veertien dagen van 11.00 uur tot 17.00 uur op een door de ouders in onderling overleg te bepalen plaats doch in de nabijheid van de woning van de moeder;
- het verzoek van de vader om mede te worden belast met het ouderlijk gezag, afgewezen.
4.De beslissing
27 september 2014 pro forma, in afwachting van het verloop van de begeleide omgangscontacten via het Rotterdams Omgangshuis.