ECLI:NL:GHSHE:2014:3409

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
4 september 2014
Zaaknummer
20-000536-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht en kinderporno met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden voor ontucht met een minderjarig kind en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. Het hof heeft de eerdere uitspraak gedeeltelijk vernietigd en de verdachte veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De zaak betreft ontuchtige handelingen met een minderjarige, waarbij de verdachte misbruik maakte van zijn positie als verzorger. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van enkele zwaardere aanklachten, maar het hof heeft deze vrijspraken niet in stand gelaten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen en het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. De verdachte heeft zijn daden vastgelegd op video, wat de ernst van de zaak vergroot. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 4.975,00, inclusief wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis als gevolg van de handelingen van de verdachte. De opgelegde straf is bedoeld om recht te doen aan de ernst van de feiten en om toekomstige strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000536-14
Uitspraak : 9 september 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 19 februari 2014 in de strafzaak met parketnummer 01-821142-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1966,
wonende te [adres 1].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het seksueel binnendringen bij iemand beneden de zestien jaar (feit 1, primair) en van ontucht met een kind beneden de leeftijd van zestien jaar dat aan zijn zorg was toevertrouwd (feit 2) en (partieel) vrijgesproken van het vervaardigen en in bezit hebben van 38 van de ten laste gelegde 45 kinderpornografische video-opnames (feit 3).
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep veroordeeld ter zake van - kort gezegd - ontucht met een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar (feit 1, subsidiair) en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografie (feit 3, een zevental video-opnames) tot een taakstraf van 240 uur, onvoorwaardelijk, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, de verplichting zich bij de reclassering te melden, de verplichting zich ambulant te laten behandelen en een contactverbod met [slachtoffer]. Voorts heeft de rechtbank beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij, [slachtoffer], en toepassing gegeven aan artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van feit 1 primair en feit 2 en de partiële vrijspraak van feit 3, vervolgens dat het hof het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen, het ten laste gelegde zal bewezen verklaren en dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, de verplichting zich ambulant te laten behandelen en een contactverbod met [slachtoffer]. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Door en namens verdachte is een strafmaatverweer gevoerd en is bepleit dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering dan wel die vordering zal afwijzen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof zal verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1. primair en het onder 2. ten laste gelegde. Het hof zal verdachte tevens niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de partiële vrijspraak van het onder 3. ten laste gelegde, waar die vrijspraak 38 van de 45 ten laste gelegde video-opnames betreft.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de rechtbank ten aanzien van het onder 1. subsidiair bewezen verklaarde, heeft volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, terwijl de raadsman in eerste aanleg onder meer heeft bepleit dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van een deel van de door de rechtbank bewezen verklaarde periode. Voorts komt het hof tot een andere bewezenverklaring.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1.
subsidiair
hij in de periode van 2 februari 2004 tot en met 1 februari 2008, meermalen, in [plaatsnaam] en/of meerdere plaatsen in de provincie Brabant (in de bossen en/of in een sauna en/of in een auto), in elk geval in Nederland, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten als verzorger en/of opvangouder in elk geval door een aanzienlijk leeftijdsverschil, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2]) waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, bestaande die handelingen uit:
- het meermalen binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, penis, en/of
- het meermalen binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, tong, en/of
- het meermalen binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, vinger(s), en/of
- het meermalen binnendringen van de mond van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, penis, en/of
- het meermalen binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] met een dildo die door hem, verdachte, werd vastgehouden, en/of
-het meermalen binnendringen van de mond van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, tong, en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer];
3.
hij, in of omstreeks de periode van 2 februari 2004 tot en met 5 maart 2012 te [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam], in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten 7 video('s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) heeft vervaardigd en/of in bezit gehad, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal penetreren met de penis en/of de vinger(s)/hand(en) en/of (een) voorwerp(en), namelijk (een) dildo('s), en/of de mond/tong van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand(en) en/of de mond/tong
en/of het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (andere) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met (een) vinger(s)/hand(en) en/of de mond/tong
en/of het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. en onder 3. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
subsidiair
hij in de periode van 2 februari 2006 tot en met 1 februari 2008 meermalen in Nederland door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten als opvangouder, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2]) waarvan hij wist dat deze de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, bestaande die handelingen uit:
- het meermalen binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, penis, en
- het meermalen binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, tong, en
- het meermalen binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, vinger(s), en
- het meermalen binnendringen van de mond van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, penis, en
- het meermalen binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] met een dildo die door hem, verdachte, werd vastgehouden, en
-het meermalen binnendringen van de mond van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, tong, en
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer];
3.
hij in de periode van 14 juli 2006 tot en met 5 maart 2012 te [plaatsnaam], afbeeldingen, te weten 7 video’s en een gegevensdrager bevattende afbeeldingen heeft vervaardigd en in bezit gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal penetreren met de penis en/of een voorwerp, namelijk een dildo, en/of de tong van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de penis en/of vinger(s)/hand(en) en/of de mond/tong
en/of het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een andere persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met vinger(s)/hand(en) en/of de mond/tong
en/of het ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1. subsidiair bewezen verklaarde
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 14 december 2011, dossierpagina’s 77 tot en met 88;
2.
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 5 februari 2014; en
3.
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 12 augustus 2014.
Ten aanzien van het onder 3. bewezen verklaarde
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 14 december 2011, dossierpagina’s 77 tot en met 88;
2.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 3 augustus 2012, dossierpagina’s 140 tot en met 149;
3.
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 5 februari 2014; en
4.
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 12 augustus 2014.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, mede in aanmerking genomen dat het verweer van de raadsman ten aanzien van een deel van de onder 1. bewezen verklaarde periode in hoger beroep niet is herhaald, zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1. subsidiair bewezen verklaarde levert op:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd.
Het onder 3. bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding en gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De raadsman heeft bepleit dat het hof zal volstaan met een straf die ten hoogste gelijk is aan de door de rechtbank opgelegde straf, met dien verstande dat het hof gelet op het bepaalde in artikel 22b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht tevens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag zal opleggen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het onder 1. en 3. bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij acht geslagen op de ernst van de gevolgen die met name het onder 1. bewezen verklaarde voor aangeefster [slachtoffer] heeft gehad, zoals onder meer is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring welke ter terechtzitting is voorgelezen.
De verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn relatie met en overwicht op aangeefster [slachtoffer], die hij zelf omschreef als zijn leendochter, en van de kwetsbare positie waarin zij zich, als gevolg van een problematische thuissituatie en eerdere negatieve ervaringen in haar jeugd, bevond. Hiermee heeft hij het vertrouwen dat zij in hem stelde ernstig beschaamd. Mede door de gedragingen van verdachte, is bij aangeefster sprake van een posttraumatische stressstoornis. De bewezen verklaarde handelingen hebben gedurende een lange periode plaatsgevonden.
Het hof rekent verdachte de gevolgen van zijn handelen zwaar aan. Het hof weegt ook mee dat verdachte er tot en met het laatste woord ter terechtzitting in hoger beroep blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen niet ten volle in te zien. Aan het laakbare en strafwaardige van het handelen van verdachte doet immers de gestelde vrijwilligheid van het seksuele contact zijdens aangeefster niet af, nu het bewezen verklaarde handelen strafbaar is gesteld teneinde de jeugdige te beschermen, ook tegen zichzelf.
Het hof houdt er voorts rekening mee dat verdachte zijn handelingen heeft vastgelegd op videobanden en daarmee zich heeft schuldig gemaakt aan het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. Alleen al het voor het vervaardigen van kinderporno binnen de zittende magistratuur geldende oriëntatiepunt (in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren) ligt ruim boven de straf zoals in eerste aanleg opgelegd en zoals door de raadsman is bepleit.
Gelet op het hetgeen hierboven is overwogen kan noch de door de rechtbank opgelegde straf bestaande uit een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, noch de door de raadsman bepleite maximaal op te leggen straf naar het oordeel van het hof recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde. Het hof acht derhalve een straf als door de advocaat-generaal gevorderd passend en geboden en zal overgaan tot het opleggen van de in de beslissing genoemde straf.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.975,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.895,00, waarbij de rechtbank het restant van de vordering, te weten een bedrag van € 80,-, als kosten van rechtsbijstand heeft aangemerkt en toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet in volle omvang toegewezen gedeelte van de vordering.
Door de verdediging is bepleit dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering dan wel die vordering zal afwijzen. Daartoe is aangevoerd, althans zo begrijpt het hof, dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou vormen, dat het onder 1. bewezen verklaarde met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden en dat zowel de materiële als de immateriële schade mede het gevolg is van traumata die voor de ten laste gelegde periode zijn ontstaan (pesterijen op de basisschool en bedreigingen) en die niet aan verdachte zijn toe te rekenen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Naar het oordeel van het hof levert de behandeling van de vordering geen onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof is voorts van oordeel, hetgeen ook blijkt uit de strafmaatoverwegingen, dat het gegeven dat het onder 1. subsidiair bewezen verklaarde met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden, zo dat al onverkort het geval is, niet afdoet aan het onrechtmatige karakter van het onder 1. subsidiair bewezen verklaarde en de toerekenbaarheid aan verdachte van de als gevolg daarvan door de benadeelde partij geleden schade.
Het hof acht aannemelijk dat er een rechtstreeks verband is tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de schade zoals gevorderd. Dat andere factoren wellicht mede ten grondslag hebben gelegen aan het optreden van de schade doet daar niet aan af nu deze factoren bij verdachte bekend waren en het derhalve aan hem kan worden toegerekend dat de schade in de omvang als nu gevorderd is opgetreden.
Het hof merkt daarbij op dat het, anders dan de rechtbank, ook de kosten van het opstellen van het osteopathisch verslag als rechtstreeks door het bewezen verklaarde handelen veroorzaakte schade aanmerkt.
Het hof wijst tevens toe de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 240b en 248a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3. ten laste gelegde, voor zover die beslissing inhoudt vrijspraak van achtendertig (38) van de vijfenveertig (45) impliciet cumulatief ten laste gelegde afbeeldingen.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. en 3. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 3. bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de veroordeelde zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland, regio 's-Hertogenbosch (telefoonnummer 073-6408080), en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd ambulant onder behandeling zal stellen van [naam instelling], of een soortgelijke instelling van ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven;
  • dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met[slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], wonende [adres 2], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van de Reclassering Nederland, regio 's-Hertogenbosch, en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Geeft deze instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.975,00 (vierduizend negenhonderdvijfenzeventig euro) bestaande uit € 975,00 (negenhonderdvijfenzeventig euro) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 4.975,00 (vierduizend negenhonderdvijfenzeventig euro) bestaande uit € 975,00 (negenhonderdvijfenzeventig euro) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
59 (negenenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. K. van der Meijde, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. J. Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. T. Kraniotis, griffier,
en op 9 september 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld, zijn de hierna opgesomde bewijsmiddelen opgenomen in het in de wettige vorm opgemaakte proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, registratienummer PL2233 2011156089, gesloten op 22 augustus 2012, bestaande uit in de wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, met doorgenummerde dossierpagina’s 1 tot en met 187.