Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1],wonende te [woonplaats],
[appellant 2],wonende te [woonplaats],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een gehuurde woning op basis van huurachterstand. De appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], hebben in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 28 mei 2014 was gewezen. De kantonrechter had de huurovereenkomst ontbonden en de appellanten veroordeeld tot ontruiming van de woning, alsook tot betaling van een huurachterstand van € 1.419,37 en een bedrag van € 524,90 voor iedere maand dat zij de woning na oktober 2013 hebben gebruikt. De appellanten hebben in het incident een schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis gevraagd, omdat zij geen andere woonruimte tot hun beschikking hebben.
Het hof overweegt dat een partij die een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis heeft verkregen in beginsel bevoegd is dat vonnis te executeren, ook al is er hoger beroep ingesteld. Voor toewijzing van een incidentele vordering op grond van artikel 351 Rv is slechts plaats in geval van misbruik van recht of bij nieuwe omstandigheden die een belangenafweging rechtvaardigen. Het hof concludeert dat de door appellanten aangevoerde omstandigheden geen nieuwe omstandigheden zijn en dat de belangen van Allee Wonen zwaarder wegen. De vordering van de appellanten wordt afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten van het incident.
In de hoofdzaak wordt de zaak verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van Allee Wonen, waarbij iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Het arrest is gewezen op 2 september 2014 en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.