ECLI:NL:GHSHE:2014:3386

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
2 september 2014
Zaaknummer
HD 200.151.969_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van huurovereenkomst en ontruiming op basis van huurachterstand

In deze zaak gaat het om een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een gehuurde woning op basis van huurachterstand. De appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], hebben in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 28 mei 2014 was gewezen. De kantonrechter had de huurovereenkomst ontbonden en de appellanten veroordeeld tot ontruiming van de woning, alsook tot betaling van een huurachterstand van € 1.419,37 en een bedrag van € 524,90 voor iedere maand dat zij de woning na oktober 2013 hebben gebruikt. De appellanten hebben in het incident een schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis gevraagd, omdat zij geen andere woonruimte tot hun beschikking hebben.

Het hof overweegt dat een partij die een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis heeft verkregen in beginsel bevoegd is dat vonnis te executeren, ook al is er hoger beroep ingesteld. Voor toewijzing van een incidentele vordering op grond van artikel 351 Rv is slechts plaats in geval van misbruik van recht of bij nieuwe omstandigheden die een belangenafweging rechtvaardigen. Het hof concludeert dat de door appellanten aangevoerde omstandigheden geen nieuwe omstandigheden zijn en dat de belangen van Allee Wonen zwaarder wegen. De vordering van de appellanten wordt afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten van het incident.

In de hoofdzaak wordt de zaak verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van Allee Wonen, waarbij iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Het arrest is gewezen op 2 september 2014 en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.151.969/01
arrest van 2 september 2014
gewezen in het incident ex artikel 351 Rv in de zaak van

1.[appellant 1],wonende te [woonplaats],

2.
[appellant 2],wonende te [woonplaats],
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. I.M. van den Heuvel te Roosendaal,
tegen
Stichting Allee Wonen,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. A.P.E. de Brouwer te Roosendaal,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 juli 2014 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, kanton, locatie Bergen op Zoom gewezen vonnis van 28 mei 2014 tussen appellanten – [appellant 1] c.s. – als gedaagden en geïntimeerde – Allee Wonen – als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 2494443 CV EXPL 13-6326)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie in het incident van [appellant 1] c.s.
[appellant 1] c.s. hebben arrest gevraagd in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
[appellant 1] c.s. huurden van Allee Wonen de woning, gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats]. De door [appellant 1] c.s. te betalen huur bedroeg ten tijde van de procedure in eerste aanleg € 524,90 per maand.
3.2.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter op vordering van Allee Wonen de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbonden en [appellant 1] c.s. veroordeeld tot ontruiming van de woning. Daarnaast heeft de kantonrechter [appellant 1] c.s. veroordeeld tot betaling aan Allee Wonen van:
- een bedrag van € 1.419,37, bestaande uit een bedrag van € 1.254,52 ter zake van huurachterstand en een bedrag van € 164,85 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten en rente, vermeerderd met de overeengekomen rente over een bedrag van € 1.254,52 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- een bedrag van € 524,90 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat zij de woning na oktober 2013 hebben gebruikt.
[appellant 1] c.s. zijn ten slotte in de proceskosten veroordeeld. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.3.
[appellant 1] c.s. kunnen zich niet verenigen met voornoemd vonnis en komen hiervan in hoger beroep. In het onderhavige incident vorderen [appellant 1] c.s. schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis.
3.4.
Bij de beoordeling van deze vordering stelt het hof voorop dat een partij die een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis heeft verkregen in beginsel bevoegd is dat vonnis te executeren, ook indien tegen dat vonnis hoger beroep is ingesteld en bij tenuitvoerlegging een onomkeerbare situatie dreigt te ontstaan.
3.5.
Voor toewijzing van een incidentele vordering op grond van artikel 351 Rv is plaats in geval van misbruik van recht (HR 22 april 1983, NJ 1984, 145), dan wel in geval een afweging van de belangen van partijen in het licht van nieuwe – door incidenteel eiser te stellen – omstandigheden daartoe aanleiding geeft (HR 30 mei 2008, LJN BC5012, NJ 2008, 311). Van misbruik van recht door tenuitvoerlegging van het vonnis kan met name sprake zijn indien het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust.
Als nieuwe omstandigheden komen alleen in aanmerking omstandigheden die zich hebben voorgedaan nadat de zaak in eerste aanleg in staat van wijzen is gekomen. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient bij de belangenafweging in de regel buiten beschouwing te blijven.
3.6.
De uitvoerbaarheid bij voorraad heeft in het algemeen tot doel de gerechtigde niet langer te laten wachten op hetgeen hem - althans voorshands na een volledig en afgesloten onderzoek in eerste aanleg – toekomt. Reeds hierin ligt het belang van Allee Wonen bij de in eerste aanleg verkregen uitvoerbaarverklaring bij voorraad besloten.
3.7.
Tegenover dit belang voeren [appellant 1] c.s. allereerst aan dat tenuitvoerlegging van het vonnis voor hen een noodtoestand tot gevolg zou hebben, aangezien zij geen andere woonruimte tot hun beschikking hebben.
De vraag die thans beantwoord dient te worden, is of [appellant 1] c.s. nieuwe omstandigheden aanvoeren die na afweging van de belangen kunnen meebrengen dat het belang van [appellant 1] c.s. bij behoud van de bestaande toestand totdat in hoger beroep is beslist, alsnog dient te prevaleren boven het belang van Allee Wonen om niet langer te hoeven wachten op hetgeen haar, althans voorshands na een volledig en afgesloten onderzoek in eerste aanleg, toekomt. Deze vraag dient naar het oordeel van het hof ontkennend te worden beantwoord. Bovengenoemde door [appellant 1] c.s. aangevoerde omstandigheid levert, wat daar ook van zij, naar het oordeel van het hof geen nieuwe omstandigheden op in de hiervoor onder r.o. 3.5 bedoelde zin. Het betreft immers – zo leidt het hof af uit de processtukken van eerste aanleg – een omstandigheid die ook al ten tijde van de procedure in eerste aanleg door [appellant 1] c.s. is aangevoerd (vgl. onder meer punt 3 van conclusie van dupliek) en die door de kantonrechter bij de door hem gemaakte belangenafweging is meegenomen (vgl. r.o. 3.8 van het vonnis waarvan beroep). Voor een nieuwe afweging van belangen is daarom thans geen plaats.
3.8.
[appellant 1] c.s. voeren daarnaast aan dat de kantonrechter het verweer van [appellant 1] c.s., inhoudende dat zij niet tekort zijn geschoten in hun betalingsverplichting, omdat er sprake was van overmacht, zodanig onjuist heeft beoordeeld dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. Het hof begrijpt [appellant 1] c.s. aldus dat zij stellen dat het bestreden vonnis klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Wat er ook zij van de juistheid van hun stelling, op basis van hetgeen [appellant 1] c.s. hebben aangevoerd kan naar het oordeel van het hof niet worden geconcludeerd dat sprake is van een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag. Van een juridische of feitelijke misslag is slechts sprake indien deze misslag evident, direct duidelijk en redelijkerwijs niet voor discussie vatbaar is. Dat tegen het oordeel van de rechtbank inhoudelijke argumenten zijn aan te voeren, waarover verschillend kan worden gedacht, betekent niet dat het oordeel van de rechtbank evident onjuist is. Een inhoudelijke beoordeling van de stelling van [appellant 1] c.s. zou naar het oordeel van het hof bovendien leiden tot een verkapt hoger beroep, waarvoor in het kader van dit incident geen plaats is.
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat de incidentele vordering van [appellant 1] c.s. dient te worden afgewezen. [appellant 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident.
In de hoofdzaak
3.10.
Het hof stelt vast dat de zaak verwezen is naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van Allee Wonen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de incidentele vordering af;
veroordeelt [appellant 1] c.s. in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van Allee Wonen tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 894,- aan salaris advocaat;
in de hoofdzaak:
verstaat dat de zaak naar de rol van 23 september 2014 is verwezen voor memorie van antwoord aan de zijde van Allee Wonen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 september 2014.