ECLI:NL:GHSHE:2014:3020

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 augustus 2014
Publicatiedatum
26 augustus 2014
Zaaknummer
HD 200.151.789_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van boete en incassokosten na ontbinding koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vordering tot betaling van een boete en buitengerechtelijke incassokosten na de ontbinding van een koopovereenkomst. De partijen, [appellant] en [geïntimeerde], hebben op 16 december 2011 een koopovereenkomst gesloten voor een half vrijstaand woonhuis. De eigendomsoverdracht diende uiterlijk op 1 februari 2013 plaats te vinden, maar [geïntimeerde] heeft hieraan niet meegewerkt en het woonhuis medio juni 2013 verlaten. Bij vertrek was er schade aan het woonhuis en had [geïntimeerde] verschillende betalingen, waaronder huur van de c.v.-ketel en gebruiksvergoeding, niet voldaan. Na ingebrekestelling door [appellant] heeft de kantonrechter in eerste aanleg de vordering tot betaling van de boete van € 10.320,- afgewezen, maar wel de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot een bedrag van € 891,77.

In hoger beroep heeft [appellant] de beslissing van de kantonrechter bestreden en gevorderd dat de boete en de buitengerechtelijke incassokosten alsnog worden toegewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter de boete ten onrechte heeft afgewezen, aangezien [geïntimeerde] in gebreke is gebleven met zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. Het hof heeft de vordering tot betaling van de boete van € 10.320,- en een extra bedrag van € 258,46 aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De proceskosten aan de zijde van [appellant] zijn begroot op nihil, omdat de gemachtigde van [appellant] in eerste aanleg verzuimd had om een compleet exemplaar van de koopovereenkomst over te leggen. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover het de boete en de extra incassokosten betreft en heeft [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 10.819,35, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.151.789/01
arrest van 26 augustus 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats 2],
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant],
advocaat: mr. L.G.C.M. de Wit te Oosterhout,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 1],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde],
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 juni 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 maart 2014, gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2766032 CV EXPL 14-1317)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep, met grieven en producties;
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek.
Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellant] en [geïntimeerde] hebben op 16 december 2011 een koopovereenkomst gesloten, waarbij [appellant] aan [geïntimeerde] verkoopt en [geïntimeerde] van [appellant] koopt het half vrijstaande woonhuis met ondergrond, tuin en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend te [woonplaats 1] aan de [straatnaam][huisnummer] te [woonplaats 1] (hierna: het woonhuis).
In de koopovereenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“(…)
artikel 6 Feitelijke levering, overdracht aanspraken
6.1. De feitelijke levering en aanvaarding vindt plaats op 16-12-2011 vrij van huur-, lease- of huurkoopovereenkomsten met uitzondering van de volgende overeenkomsten welke door koper gestand worden gedaan: huur c.v.-ketel € 29,30 p.m.
(…)
artikel 10 Ingebrekestelling, ontbinding
10.2. (…). Bij ontbinding van de overeenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van
€ 10.320,-, zegge tienduizenddriehonderdtwintig euro verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal.
(…)
artikel 24 vergoeding
Zolang als de juridische levering van onderhavig object aan de koper niet heeft plaatsgevonden, zal de koper aan verkoper een maandelijkse gebruiksvergoeding betalen groot € 650,- ( zegge: zeshonderdvijftigeuro ) per maand of gedeelte daarvan in verhouding, te voldoen per elke eerste van de maand.
(…)”
De eigendomsoverdracht van het woonhuis diende uiterlijk 1 februari 2013 plaats te vinden, maar [geïntimeerde] heeft niet meegewerkt aan de eigendomsoverdracht.
[geïntimeerde] heeft het woonhuis medio juni 2013 verlaten.
Bij het vertrek van [geïntimeerde] bedroeg de schade aan het woonhuis € 1.657,-.
[geïntimeerde] heeft een bedrag van € 473,- aan huur van de ketel onbetaald gelaten.
[geïntimeerde] heeft een bedrag van € 5.200,- aan gebruiksvergoeding onbetaald gelaten.
Bij brief van 9 september 2013 van [X.] & Partners gerechtsdeurwaarders incassospecialisten is [geïntimeerde] in gebreke gesteld en gesommeerd binnen 8 dagen zijn verplichtingen na te komen, bij gebreke waarvan de overeenkomst door [appellant] wordt ontbonden en de verschuldigde boete van € 10.320,- terstond en ineens opeisbaar wordt.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] in verzuim is geraakt op 26 september 2013.
In verband met de incasso zijn door de gemachtigde van [appellant] verschillende aanmaningen aan [geïntimeerde] gezonden, is correspondentie gevoerd en zijn telefoongesprekken gehouden met [geïntimeerde].
3.2.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd om [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 18.890,64, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 17.560,- vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening, het vonnis te waarmerken als Europese Executoriale Titel en [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [appellant], kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [geïntimeerde] is in gebreke gebleven met het betalen van de gebruiksvergoeding en van de huur van de ketel en hij heeft het woonhuis beschadigd achtergelaten. Verder heeft de eigendomsoverdracht van de woning niet plaatsgehad. Op grond hiervan heeft [appellant] van [geïntimeerde] een bedrag gevorderd van in totaal € 17.560,-. [geïntimeerde] is ook na herhaalde aanmaning niet tot betaling overgegaan.
3.2.3.
[geïntimeerde] is in eerste aanleg niet verschenen.
3.3.
In het eindvonnis van 26 maart 2014 heeft de kantonrechter – uitvoerbaar bij voorraad – de vorderingen van [appellant] toegewezen, behalve wat betreft de gevorderde boete van € 10.320,- en het waarmerken van het vonnis als Europese Executoriale Titel en met dien verstande dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toegewezen zijn tot een bedrag van € 891,77. Voorts is [geïntimeerde] in de proceskosten veroordeeld.
3.4.
[appellant] heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis wat betreft de gevorderde boete en de incassokosten en tot het alsnog toewijzen van die vorderingen. Hierna zal bij de bespreking van de grieven blijken in hoeverre de vorderingen van [appellant] toewijsbaar zijn.
3.5.1.
[appellant] betoogt in zijn eerste grief dat de kantonrechter ten onrechte de gevorderde boete heeft afgewezen en voert daartoe aan dat [geïntimeerde] in gebreke is gebleven met de nakoming van een of meer van zijn uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, meer in het bijzonder die om mee te werken aan de levering van het gekochte. Hij heeft na ingebrekestelling de overeenkomst ontbonden. [geïntimeerde] is ingevolge artikel 10.2 van de overeenkomst een boete van € 10.320,- verschuldigd geworden.
3.5.2.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Grief 1 legt de vraag ter beoordeling voor of [geïntimeerde] de door [appellant] gevorderde boete van € 10.320,= verschuldigd is geworden, zodat dat onderdeel van de vorderingen van [appellant] in het bestreden vonnis ten onrechte is afgewezen. Hetgeen dienaangaande bij memorie van grieven door [appellant] is gesteld vindt thans wel bevestiging in de in het geding gebrachte producties, waarvan de inhoud door [geïntimeerde] niet is weersproken. Dat brengt met zich mee dat grief 1 van [appellant] slaagt. Toewijsbaar is een bedrag van € 10.320,=. Tegen de hierover gevorderde rente tot de datum van dagvaarding in hoger beroep (23 juni 2014), € 240,89, is geen verweer gevoerd en deze zal daarom ook worden toegewezen.
3.6.
[appellant] betoogt in zijn tweede grief dat de kantonrechter ten onrechte de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten slechts heeft toegewezen tot een bedrag van € 891,77 en dat in plaats daarvan een bedrag van € 1.150,23 toegewezen dient te worden.
Nu hiervoor is overwogen dat de gevorderde boete verschuldigd is geworden, staat daarmee vast dat de kantonrechter bij de berekening van de verschuldigde incassokosten van een te lage hoofdsom is uitgegaan. Conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bedragen de buitengerechtelijke incassokosten over het totaal aan vorderingen van [appellant], dus inclusief het boetebedrag, € 1.150,23 inclusief BTW. De kantonrechter heeft een bedrag van € 891,77 toegewezen. Na aftrek van dat bedrag is [geïntimeerde] dan per saldo nog een bedrag van € 258,46 wegens buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Ook grief 2 slaagt daarom.
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis voor zover het aan het oordeel van het hof is onderworpen niet in stand kan blijven. Behalve de door de kantonrechter toegewezen vorderingen, die een bedrag van € 8.131,77 belopen inclusief € 891,77 aan buitengerechtelijke incassokosten, dienen ook de gevorderde boete van € 10.320,00 en een extra bedrag van € 258,46 aan buitengerechtelijke incassokosten te worden toegewezen.
3.8.
Aangaande de proceskostenveroordeling in hoger beroep overweegt het hof het volgende.
3.8.1.
Blijkens de toelichting op grief 1 heeft [appellant] in eerste aanleg verzuimd om een compleet exemplaar van de koopovereenkomst over te leggen. [appellant] had zijn vordering ter incasso uit handen gegeven en zijn incassogemachtigde heeft – blijkens het gebruikte papier van zijn kantoor – ook de dagvaarding opgesteld. Daarbij heeft de incassogemachtigde in de tekst van de dagvaarding (pagina 2, derde alinea van onderen) niet opgenomen waarom [appellant] vanwege het uitblijven van een eigendomsoverdracht van het woonhuis aan de [straatnaam][huisnummer] te [woonplaats 1] € 10.320,- van [geïntimeerde] te vorderen had, terwijl hij evenmin een compleet exemplaar van de desbetreffende koopovereenkomst bij de dagvaarding heeft gevoegd. De pagina waarop het boetebeding was opgenomen ontbrak.
3.8.2
Aldus is in voldoende mate komen vast te staan dat de incassogemachtigde van [appellant] de hem gegeven opdracht niet deugdelijk heeft uitgevoerd door een gebrekkige dagvaarding op te stellen. Wanneer een opdrachtnemer een gegeven opdracht niet deugdelijk uitvoert, dient hij de gebreken, zo mogelijk, te herstellen zonder dat de opdrachtgever daartoe nog kosten in rekening worden gebracht. Dat betekent dat de kosten die samenhangen met het instellen van hoger beroep voor rekening komen van de (incasso)gemachtigde van [appellant] en in dat geval kan niet worden geoordeeld dat [appellant] zelf kosten heeft gehad ter verkrijging van de beslissing in hoger beroep. De proceskosten aan zijn zijde zullen dan ook worden begroot op nihil.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de gevorderde boete van € 10.320,00 en een bedrag van € 258,46 aan buitengerechtelijke incassokosten daarbij zijn afgewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 10.819,35, vermeerderd met de wettelijke rente over € 10.320,00 vanaf de dag der dagvaarding in hoger beroep, zijnde 23 juni 2014, tot de dag der voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellant] worden begroot op nihil;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, M.J.H.A. Venner-Lijten en
R.J.M. Cremers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op
26 augustus 2014.