Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5 Het verloop van de procedure
6.De gronden van het hoger beroep
7.De beoordeling
“voordat de expiratiedatum is bereikt”en “
over de resterende periode van 15 maanden” blijkt dat partijen bedoeld hebben overeen te komen dat aan [geïntimeerde] een beëindigingsvergoeding toekomt indien de arbeidsovereenkomst tussentijds wordt beëindigd en zulks slechts voor een maximale restduur van 15 maanden. [Bulk Bag Holland] stelt daarmee akkoord te zijn gegaan omdat zij zich de vrees van [geïntimeerde] kon voorstellen dat [Bulk Bag Holland] - zo begrijpt het hof - bij niet actief zijn van [geïntimeerde] gedurende het eerste jaar van de arbeidsovereenkomst - het hof begrijpt: vanwege het non-concurrentiebeding waaraan [geïntimeerde] op basis van de arbeidsovereenkomst met zijn vorige werkgever gebonden was - van de arbeidsverhouding met [geïntimeerde] zou willen afzien.
resterende periode van 15 maanden”ongelukkig is gekozen. Echter, het argument van [Bulk Bag Holland] dat een redelijke uitleg meebrengt dat een beëindigingsvergoeding moet worden betaald indien sprake is van een tussentijdse beëindiging, gaat niet op op grond van hetgeen hiervoor is overwogen. Het hof onderschrijft overweging B. vi van de kantonrechter.
“zonder het aanwezig zijn van een dwingende reden”bedoeld hebben de situatie dat [Bulk Bag Holland] eenzijdig en zonder geldige reden en/of zonder noodzaak tot een tussentijdse beëindiging zou overgaan. Voor zover het volgens [Bulk Bag Holland] zou gaan om een tussentijdse beëindiging verwijst het hof naar het voorgaande.
“dwingende reden”moet worden verstaan verwijst het hof naar de overweging van de kantonrechter onder B. v. die door [Bulk Bag Holland] niet is bestreden (blijkens de toelichting op grief 2 ziet die grief daar niet op) en door [geïntimeerde] is geaccepteerd (punt 3.10 mva). Deze overweging luidt dat
“een dwingende reden”in artikel 19 aldus moet worden uitgelegd dat [Bulk Bag Holland] “
niet enkel bij een dringende reden, maar ook bij een verandering van omstandigheden die de niet verlenging dicteert en die enkel in de risicosfeer van [geïntimeerde] ligt of uitsluitend aan hem te verwijten is, (…) met succes een beroep kan doen op de uitzonderingsclausule”.