4.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1.Bij nota d.d. 28 juli 2010 heeft [appellante] een bedrag van € 16.230,22 incl btw. aan [directeur O.P.S.] in rekening gebracht, aangaande verhuizen aansluiten en diverse storingen balenpers.
[appellante] heeft [directeur O.P.S.] tweemaal een betalingsherinnering gezonden. Deze herinneringen zijn gedateerd op 13 oktober 2010 respectievelijk 14 december 2010.
4.1.2.Bij herinneringsfactuur van 11 februari 2011 heeft [appellante] een bedrag van € 15.278,22 ( zijnde: voornoemd bedrag van € 16.230,22 minus een bedrag van € 952,00) in rekening gebracht aan O.P.S. China.
4.2.1.Daar betaling van voornoemde facturen uitbleef, heeft [appellante] de onderhavige procedure aanhangig gemaakt. Bij exploot van 29 september 2011 heeft [appellante] in eerste aanleg, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd [directeur O.P.S.] h.o.d.n. O.P.S. Recycling (hierna: [directeur O.P.S.]) en O.P.S. China te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag in hoofdsom € 15.278,22 te vermeerderen met contractuele rente vanaf 12 mei 2011 en contractuele buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.492,24, met veroordeling van [directeur O.P.S.] en O.P.S. China in de proceskosten.
4.2.2.Aan haar vordering heeft [appellante] primair ten grondslag gelegd dat zij op grond van een overeenkomst met [directeur O.P.S.], uit hoofde van zijn eenmanszaak O.P.S. Recycling, een balenpers van Breda naar [vestigingsplaats] heeft verhuisd, deze balenpers heeft ontkoppeld en opnieuw geïnstalleerd en storingen aan de balenpers heeft verholpen. Voor het geval in rechte mocht blijken dat [directeur O.P.S.] bij het aangaan van de overeenkomst namens O.P.S. China (i.o.) heeft gehandeld, heeft [appellante] veroordeling tot betaling van voornoemd bedrag van O.P.S. China gevorderd.
4.2.3.[directeur O.P.S.] heeft betwist dat hij voornoemde overeenkomst namens zijn eenmanszaak is aangegaan en gesteld dat hij bij het aangaan van voornoemde overeenkomst namens O.P.S. China heeft gehandeld. Voor het geval mocht komen vast te staan dat [directeur O.P.S.], de overeenkomst namens O.P.S. Recycling heeft gesloten heeft [directeur O.P.S.] de hoogte van het gevorderde bedrag in hoofdsom en incassokosten betwist.
4.3.1.Bij vonnis van 27 februari 2012 heeft de kantonrechter [directeur O.P.S.] toegelaten te bewijzen dat [appellante] bij het aangaan van de overeenkomst wist of behoorde te weten dat [directeur O.P.S.] de onderhavige overeenkomst afsloot in naam van O.P.S. China. O.P.S. China is niet verschenen.
4.3.2.[directeur O.P.S.] heeft op 9 mei 2012 twee getuigen, [directeur O.P.S.] en [nieuwe bestuurder O.P.S. China], doen horen.
[appellante] heeft op 16 juli 2012 in contra-enquête twee getuigen, [directeur appellante 1] en [directeur appellante 2], beiden directeur van [appellante], doen horen.
4.3.3.Na contra-enquête heeft [directeur O.P.S.] afgezien van conclusie van enquête.
[appellante] heeft een antwoordconclusie na enquête genomen.
4.3.4.Bij vonnis van 15 oktober 2012 is [directeur O.P.S.] in de gelegenheid gesteld alsnog een conclusie na enquête te nemen. Vervolgens heeft [directeur O.P.S.] een reactie op de antwoordconclusie na enquête van [appellante] gegeven en heeft [appellante] nog een antwoord conclusie genomen.
4.4.1.Bij vonnis van 18 februari 2013 heeft de kantonrechter geoordeeld, dat [directeur O.P.S.] niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd. De omstandigheid dat [appellante] na 20 december 2010 een herinneringsfactuur aan O.P.S. China heeft verzonden, kon naar het oordeel van de kantonrechter niet bijdragen aan het door [directeur O.P.S.] te leveren bewijs, nu deze herinneringsfactuur door [appellante] enkel is verzonden nadat door [nieuwe bestuurder O.P.S. China], als nieuwe bestuurder van O.P.S. China, op 20 december 2010, betaling van het factuurbedrag door O.P.S. China is toegezegd, terwijl [nieuwe bestuurder O.P.S. China] wist dat deze toezegging niet kon worden nagekomen.
De kantonrechter heeft het verweer van [directeur O.P.S.] tegen de hoogte van het gevorderde bedrag in hoofdsom als onvoldoende gemotiveerd verworpen en [directeur O.P.S.] als de opdrachtgever van [appellante] veroordeeld tot betaling aan [appellante] van een bedrag van € 15.278, 22 vermeerderd met de contractuele rente van 12% per jaar over dit bedrag vanaf 12 mei 2011 tot de dag der algehele voldoening.
De kantonrechter heeft voorts geoordeeld dat toewijzing van de vordering tegen [directeur O.P.S.] meebrengt dat de vordering van [appellante] tegen O.P.S. China moet worden afgewezen.
[directeur O.P.S.] is tot betaling van het, door de kantonrechter gematigde, bedrag van € 800,-- wegens incassokosten veroordeeld en veroordeeld in de proceskosten.
4.5.1.Bij brief van 14 maart 2013 heeft [appellante] de kantonrechter verzocht het vonnis van 18 februari 2013 te verbeteren door de datum van het vonnis welke per abuis is gesteld op 18 februari 2012 te wijzigen in 18 februari 2013 en haar vordering tegen O.P.S. China ook toe te wijzen, nu naar het oordeel van de kantonrechter de nieuwe bestuurder van O.P.S China, [nieuwe bestuurder O.P.S. China], op 20 december 2010 betaling van factuur door O.P.S. China had toegezegd.
4.6.1.Bij vonnis van 29 april 2013 heeft de kantonrechter de datum waarop het vonnis van 18 februari 2013 is gewezen verbeterd. In die zin dat 18 februari 2012 is gewijzigd in 18 februari 2013. Het hiervoor als tweede genoemd verzochte herstel is afgewezen.
4.7.1.In hoger beroep heeft [appellante] (de grondslag van) haar eis gewijzigd. Zij vordert hoofdelijke veroordeling van O.P.S. China voor hetgeen ook [directeur O.P.S.] verschuldigd is, naar het hof begrijpt op de grondslag dat O.P.S. China aan haar heeft toegezegd het in de nota van 11 februari 2011 genoemde factuurbedrag te voldoen, des dat betaling van de een de ander zal kwijten.
4.7.2.[appellante] heeft twee grieven tegen de vonnissen van 18 februari 2013 en 29 april 2013 gericht. Met grief 1 richt zij zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat toewijzing van de vordering tegen [directeur O.P.S.] inhoudt dat de vordering van [appellante] tegen O.P.S. China moet worden afgewezen. Met de toelichting op deze grief betoogt [appellante] dat de kantonrechter heeft overwogen dat door O.P.S. China een betalingstoezegging aan [appellante] is gedaan en dat O.P.S. China deze betalingstoezegging, naar het hof begrijpt het in de herinneringsfactuur van 11 februari 2011 genoemde bedrag, dient na te komen.
Grief 2 bevat geen zelfstandige grief en wordt om die reden hierna niet behandeld.
4.8.1.Nu de vordering van [appellante], op de grondslag dat O.P.S. China aan haar voornoemde betalingstoezegging heeft gedaan, door O.P.S. China niet is betwist, zal het hof de vordering jegens O.P.S. China in hoofdsom € 15.278, 22 toewijzen. Overigens kan [appellante] slechts éénmaal aanspraak maken op dit bedrag, zodat, indien en voor zover de ene aangesproken (rechts-)persoon betaalt, de andere in zoverre zal zijn bevrijd. Voor de onderhavige zaak leidt dit ertoe dat het hof in het hierna te formuleren dictum aan de jegens OPS China uit te spreken veroordeling het aldaar geformuleerde voorbehoud zal toevoegen. Ook de gevorderde contractuele rente van 12% per jaar over de hoofdsom van € 15.278, 22, te rekenen vanaf 12 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, zal als door O.P.S. China onbetwist gelaten, worden toegewezen. De gevorderde incassokosten zullen, nu [appellante] geen grief tegen de matiging van de incassokosten door de kantonrechter heeft gericht en in hoger beroep heeft gevorderd dat O.P.S. China wordt veroordeeld tot hetgeen ook [directeur O.P.S.] verschuldigd is, worden toegewezen tot een bedrag van € 800,00. Ook voor dit alles geldt dat betaling door [directeur O.P.S.] O.P.S. China in zoverre bevrijdt.
Grief 1 slaagt. Grief 2 hoeft bij gebrek aan zelfstandige betekenis geen bespreking.
4.8.2.Het hof zal de vonnissen waarvan beroep vernietigen voor zover daarmee de vorderingen jegens O.P.S. China zijn afgewezen.
4.8.3.Het hof zal O.P.S. China veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg, met dien verstande dat betaling door [directeur O.P.S.] O.P.S. China in zoverre bevrijdt, en in hoger beroep.