ECLI:NL:GHSHE:2014:2939

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 augustus 2014
Publicatiedatum
25 augustus 2014
Zaaknummer
20-002349-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met gasdrukwapen en terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in Suriname en thans verblijvende in een Huis van Bewaring, was eerder ontslagen van alle rechtsvervolging door de rechtbank, die hem terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging had opgelegd voor de duur van twee jaar. De verdachte had op 30 mei 2012 in Veghel met een gasdrukpistool kogeltjes afgevuurd op een auto waarin de benadeelde zich bevond, wat leidde tot de beschuldiging van poging tot zware mishandeling en bedreiging. Het hof oordeelde dat de vrijspraak van de rechtbank voor de poging tot zware mishandeling een beschermde vrijspraak was en dat de beoordeling in hoger beroep zich uitsluitend richtte op de poging tot zware mishandeling en bedreiging van de benadeelde.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de poging tot zware mishandeling, maar heeft ook rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte. Rapporten van deskundigen concludeerden dat de verdachte lijdt aan een chronische psychotische stoornis, waardoor hij ontoerekeningsvatbaar werd geacht. Het hof volgde dit advies en oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit. In plaats van strafoplegging, werd de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging opgelegd, gezien het recidivegevaar en de noodzaak om de algemene veiligheid van personen te waarborgen.

De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk werd toegewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de materiële en immateriële schade die de benadeelde had geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen. De vordering werd toegewezen tot een bedrag van € 1.290,80, met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. Het hof besloot dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk was in haar vordering, die zij bij de burgerlijke rechter kon indienen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002349-13
Uitspraak : 25 augustus 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 4 juli 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-845177-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [datum] 1979,
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in Huis van Bewaring Roermond te Roermond.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank bewezen verklaard dat de verdachte [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij niet strafbaar werd geacht. Aan de verdachte is terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging opgelegd voor de duur van twee jaar. Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hof heeft beslist dat de door de rechtbank gegeven vrijspraak van poging tot zware mishandeling en/of bedreiging van [zoon van benadeelde] een beschermde vrijspraak is en derhalve niet meer aan de orde is in hoger beroep. De beoordeling van de zaak in hoger beroep ziet uitsluitend op de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en/of bedreiging van [benadeelde]. Het hof beschouwt de poging tot zware mishandeling en de bedreiging als alternatief ten laste gelegde feiten. Dit is verenigbaar met de inhoud van de tenlastelegging en de standpunten van de verdediging en de advocaat-generaal, zoals verwoord ter terechtzitting van 20 februari 2014.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de bedreiging van [benadeelde] bewezen zal verklaren, de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging en aan de verdachte terbeschikkingstelling met het bevel tot verpleging zal opleggen. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 1.290,80 en dat het hof de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen tot datzelfde bedrag. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering.
De raadsvrouwe heeft vrijspraak van de gehele tenlastelegging bepleit. Voorts heeft zij verweer gevoerd tegen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met het bevel tot verpleging.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en voor zover in hoger beroep nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 mei 2012 te Veghel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een gasdrukpistool een of meer kogeltje(s) heeft afgevuurd/ verschoten op het voertuig, waarin voornoemde persoon zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
en/of
hij op of omstreeks 30 mei 2012 te Veghel, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend met een gasdrukpistool een of meer kogeltje(s) afgevuurd/verschoten op het voertuig, waarin voornoemde persoon zich bevond, van welk schieten [benadeelde] (zeer) kort hierna door (een) omstander(s) in kennis werd gesteld.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 mei 2012 te Veghel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een gasdrukpistool kogeltjes heeft afgevuurd op het voertuig, waarin voornoemde persoon zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte, nadat de bestuurder van het busje op de rijweg voor verdachte had moeten uitwijken, een gasdrukwapen heeft getrokken vanaf een afstand van ongeveer tien meter en met dat wapen gericht meerdere kogeltjes heeft afgevuurd op het doorrijdende busje. Eén kogeltje heeft de middenruit aan de rechterzijde van het busje verbrijzeld. Andere kogeltjes hebben de carrosserie van het busje getroffen. Uit het ballistisch onderzoek is gebleken dat het door verdachte gehanteerde wapen en munitie in de gegeven afstand van waaruit is geschoten tot het busje geschikt waren om een autoruit volledig te verbrijzelen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, in het bijzonder ook de plaats van de inslag van het kogeltje in het busje, moet worden aangenomen dat de kans aanmerkelijk was dat zwaar lichamelijk letsel zou zijn ontstaan als het kogeltje door de autoruit zou zijn heengedrongen. Het is in casu aan omstandigheden die buiten de invloedsfeer van verdachte liggen te danken dat de bestuurder niet is geraakt. Naast de mogelijkheid dat de bestuurder zelf zou zijn geraakt door een van de kogeltjes, moest er in de gegeven situatie ernstig rekening mee worden gehouden dat de bestuurder zou merken dat hij werd beschoten en daardoor – al dan niet ten gevolge van een door schrik dan wel angst ingegeven verkeersmanoeuvre – bij een verkeersongeval zwaar gewond zou raken. Het is een geluk geweest dat de bestuurder zich niet bewust was van de beschieting. Ook dit is geenszins aan verdachte te danken.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de handelwijze van verdachte de aanmerkelijke kans in zich borg dat zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht aan de bestuurder van de bus, als de bestuurder zou zijn geraakt en/of als de bestuurder de beschieting had bemerkt. Het delict is echter niet voltooid.
Het hof is van oordeel dat de vastgestelde handelwijzen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte die aanmerkelijke kans op dat zwaar lichamelijk letsel willens en wetens heeft aanvaard. Dat verdachte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, slechts heeft geschoten om het rijdende busje te kenmerken acht het hof, mede gelet op de verbrijzelde autoruit, niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft immers verklaard dat hij direct zijn wapen pakte en schoot, terwijl hij boos was op de bestuurder van de bus, die hem, volgens verklaring van verdachte, herhaald ter terechtzitting in hoger beroep, zou hebben aangereden. Daarbij past niet dat de verdachte zich heeft bedacht dat hij nadrukkelijk heeft beoogd niet op de bestuurder te schieten, maar uitsluitend op onderdelen van het voertuig zodat dit voertuig later getraceerd zou kunnen worden.
Gelet op het voorgaande acht het hof een poging tot zware mishandeling bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

poging tot zware mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte overweegt het hof het volgende.
Over de persoon van verdachte zijn in het kader van de onderhavige zaak verschillende rapporten opgemaakt. Het laatste rapport is de dubbelrapportage pro justitia van psychiater A.C. Bruijns en klinisch psycholoog B.H. Boer, verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, van 23 mei 2013. Ten behoeve van dit rapport zijn tevens de deskundigenrapporten van eerdere datum geraadpleegd, namelijk het pro justitia rapport van psychiatrisch onderzoek door psychiater A.H.A.C. van Bakel en psychiater in opleiding M.L. Notenboom van 3 december 2012 en het pro justitia rapport van psychologisch onderzoek door GZ-psycholoog B.Y. van Toorn van 4 december 2012.
Psychiater Bruijns en psycholoog Boer concluderen in het rapport van 23 mei 2013 dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een chronische psychotische stoornis, waarvan waandenkbeelden het kernsymptoom vormen. Er zijn volgens hen voldoende gegevens beschikbaar die aangeven dat ook ten tijde van het ten laste gelegde feit sprake was van een psychotische stoornis. Psychiater Bruijns en psycholoog Boer gaan ervan uit dat het handelen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit volledig werd bepaald door de waan waardoor het hem aan iedere wilsvrijheid heeft ontbroken. Zij adviseren de rechter om verdachte ontoerekeningsvatbaar te achten ter zake van het ten laste gelegde feit. Dit advies komt overeen met de adviezen die psychiater Van Bakel en Notenboom en psycholoog Van Toorn in hun rapporten hebben gegeven.
Het hof volgt de conclusies en het advies van de psychiater Bruijns en psycholoog Boer en beschouwt de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar. De verdachte is daarom niet strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde en dient van alle rechtsvervolging te worden ontslagen.
Op te leggen maatregel
Gelet op de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte komt het hof niet toe aan strafoplegging. Het hof komt wel tot het volgende.
Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van het rapport van psychiater Bruijns en psycholoog Boer van 23 mei 2013, alsmede van de andere hiervoor genoemde rapporten. Uit alle rapporten komt naar voren dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Psychiater Bruijns en psycholoog Boer rapporteren voorts dat er bij verdachte geen ziektebesef bestaat, laat staan enig ziekte-inzicht. Zij overwegen dat het recidivegevaar matig tot hoog wordt geschat in een levenssituatie waarbij weinig externe structuur bestaat. In behandeltechnische zin zijn een duidelijk gestructureerd leefklimaat, abstinentie van drugs, antipsychotische medicatie, gedragstherapie en psycho-educatie van cruciaal belang om het recidivegevaar te beperken. Psychiater Van Bakel en psychiater in opleiding Notenboom beschrijven het recidiverisico in hun rapport van 3 december 2012 als hoog.
Psychiater Bruijns en psycholoog Boer adviseren op basis van hun bevindingen de rechter om aan verdachte de maatregel van tbs met bevel tot verpleging op te leggen. Dit advies komt overeen met het advies van psychiater Van Bakel en psychiater in opleiding Notenboom.
De door de raadsvrouwe overgelegde stukken met betrekking tot verdachtes gedrag in de penitentiaire inrichting doen naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan de conclusies uit de rapporten van de deskundigen. Het hof heeft ook niet de indruk gekregen dat wanen van de verdachte en gebeurtenissen in verdachtes leven door de deskundigen uit hun context zijn gerukt of dat met de weergave van die wanen en gebeurtenissen onvoldoende recht is gedaan aan de werkelijkheid. De bevindingen van de afzonderlijke deskundigen komen daarvoor te zeer overeen. Het hof volgt de conclusies en het advies van de deskundigen en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing.
Het door de verdachte gepleegde delict kenmerkt zich door agressie en impulsiviteit. De lichamelijke integriteit van [benadeelde] stond op het spel, maar de verdachte heeft zich daar niet om bekommerd. De aard en ernst van het delict in combinatie met het door de deskundigen omschreven recidivegevaar brengen het hof tot de conclusie dat de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel van ter beschikking stelling van de verdachte eist.
Nu de algemene veiligheid van personen zulks eist zal het hof bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.290,80. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.290,80.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 790,80 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien immateriële schade – voor zover het € 500,00 overstijgt – niet eenvoudig te beoordelen is. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.290,80 (duizend tweehonderdnegentig euro en tachtig cent) bestaande uit € 790,80 (zevenhonderdnegentig euro en tachtig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van
€ 1.290,80 (duizend tweehonderdnegentig euro en tachtig cent) bestaande uit € 790,80 (zevenhonderdnegentig euro en tachtig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. van den Munckhof, griffier,
en op 25 augustus 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.A.A.M. Pfeil is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.