Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de zoon], geboren op [geboortedatum] 2005, en de verzoeken van de moeder om de machtiging tot uithuisplaatsing te vernietigen. De moeder, appellante, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 maart 2014 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling van [de zoon] werd verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De moeder heeft aangevoerd dat zij nooit de intentie heeft gehad om [de zoon] uit de zorg te halen, maar dat zij de meerwaarde van een machtiging uithuisplaatsing niet inziet. De stichting heeft in haar verweerschrift gesteld dat [de zoon] een complexe problematiek heeft en dat de ouders niet in staat zijn om de benodigde zorg te bieden. Tijdens de mondelinge behandeling is de moeder bijgestaan door haar advocaat, mr. M.E.M. Jacquemard, en is de gezinsvoogd van de stichting, mevrouw M.J. Willenborg, verschenen. Het hof heeft overwogen dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [de zoon] te waarborgen, maar dat er geen noodzaak is voor een machtiging uithuisplaatsing, aangezien de moeder inmiddels achter het verblijf van [de zoon] bij de leefgroep staat. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor wat betreft de ondertoezichtstelling, maar de machtiging uithuisplaatsing afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 augustus 2014.