ECLI:NL:GHSHE:2014:2899

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 augustus 2014
Publicatiedatum
22 augustus 2014
Zaaknummer
F 200.144.625-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot oprichting van een besloten vennootschap door bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een bewindvoerder om machtiging te verlenen voor de oprichting van een besloten vennootschap (B.V.) voor de rechthebbende. De bewindvoerder, die optreedt in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende, had eerder bij de kantonrechter een verzoek ingediend dat was afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er geen wettelijke basis was voor toezicht op het vermogen van de B.V. door de kantonrechter, wat zou betekenen dat het vermogen van de rechthebbende aan het toezicht zou worden onttrokken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2014 heeft de bewindvoerder haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de oprichting van de B.V. noodzakelijk was om het vermogen van de rechthebbende te beschermen tegen een afname door hoge AWBZ-bijdragen. De bewindvoerder meende dat het vermogen zichtbaar zou blijven in de aangifte inkomstenbelasting en uit de jaarstukken van de B.V. zou blijken. Het hof heeft echter geoordeeld dat de rechthebbende, vanwege haar geestelijke toestand, niet in staat was toestemming te geven voor de oprichting van de B.V. en dat de bewindvoerder daarvoor de machtiging van de kantonrechter nodig had.

Het hof heeft geconcludeerd dat het verlenen van machtiging voor de oprichting van de B.V. zou leiden tot een onttrekking van het vermogen van de rechthebbende aan het toezicht van de kantonrechter. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het verzoek van de bewindvoerder om de B.V. op te richten werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van wettelijke waarborgen en toezicht in het kader van bewindvoering en de bescherming van de rechthebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 21 augustus 2014
Zaaknummer: F 200.144.625/01
Zaaknummer eerste aanleg: 2582817 / 13-12076
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [de rechthebbende]
appellante,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. L.G.T. Paulus.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
- [de rechthebbende] (hierna te noemen: de rechthebbende).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, kanton 's-Hertogenbosch, van 23 december 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 maart 2014, heeft de bewindvoerder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de bewindvoerder alsnog te machtigen de hierna nader te noemen besloten vennootschap op te richten en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
De rechthebbende heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2014.
Bij die gelegenheid is de bewindvoerder gehoord, bijgestaan door mr. Paulus.
2.3.1.
De rechthebbende is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de ontwerp oprichtingsakte van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B.V.] B.V. (hierna: de B.V.), ingekomen ter griffie op 17 april 2014.

3.De beoordeling

3.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 29 november 2013, heeft de bewindvoerder de kantonrechter verzocht machtiging te verlenen voor de oprichting van de B.V. voor de rechthebbende.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter voornoemd verzoek van de bewindvoerder afgewezen.
3.3.
De bewindvoerder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De bewindvoerder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
De rechthebbende moet vanwege haar spaargeld een hoge AWBZ-bijdrage betalen. Als gevolg hiervan neemt het vermogen van de rechthebbende snel af, welke afname door eventuele risicoloze beleggingen niet kan worden gecompenseerd. Het is in het belang van de rechthebbende dat zij kan blijven beschikken over een aanzienlijk vermogen, wat door middel van de oprichting van de B.V. kan worden gerealiseerd. De bewindvoerder is van mening dat door de oprichting van de B.V. het vermogen van de rechthebbende niet aan het zicht en de controle van de kantonrechter wordt onttrokken. De bewindvoerder stelt daartoe dat uit de jaarstukken van de B.V. het vermogen van de vennootschap zal blijken. Het vermogen van de rechthebbende verhuist van box III naar box II, waardoor het vermogen eveneens zichtbaar blijft in de aangifte inkomstenbelasting van de rechthebbende. Ter zitting van het hof heeft de bewindvoerder desgevraagd erkend dat er geen (wettelijke) sanctie bestaat wanneer de in de ontwerp oprichtingsakte van de B.V. opgenomen bepaling in de slotverklaringen onder A lid 1 – inhoudende dat de bestuurder van de B.V. jaarlijks rekening en verantwoording over het gevoerde beleid aan de kantonrechter aflegt – door de bewindvoerder niet wordt nageleefd. De bewindvoerder voert aan dat de door haar verzochte B.V.-constructie door een financieel adviseur is geadviseerd.
3.5.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
Het hof merkt allereerst op dat uit de verklaring van de bewindvoerder ter zitting van het hof gebleken is dat rechthebbende niet in staat is toestemming te geven voor de oprichting van de B.V., vanwege haar geestelijke toestand. De bewindvoerder behoeft daarvoor dan ook de machtiging van de kantonrechter.
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat wanneer machtiging zou worden verleend voor de oprichting van de B.V., zoals door de bewindvoerder is verzocht, het vermogen van de rechthebbende aan het met wettelijke waarborgen omklede stelsel van toezicht door de kantonrechter wordt onttrokken. Dat het vermogen van de rechthebbende volgens de bewindvoerder zichtbaar blijft in de aangifte inkomstenbelasting van de rechthebbende en uit de jaarstukken van de vennootschap zal blijken, maakt het oordeel van het hof niet anders. Het hof overweegt daartoe dat het vermogen van de rechthebbende, tegen uitreiking van aandelen, wordt verplaatst van de rechthebbende naar de B.V. die een afzonderlijke juridische entiteit vormt. Vanaf dat moment worden de vermogensbestanddelen – blijkens de in de ontwerp oprichtingsakte van de B.V. opgenomen bepaling in de slotverklaringen onder A lid 1 – beheerd door de bestuurder van de vennootschap met de titel “algemeen directeur”, zijnde de bewindvoerder. Weliswaar is in de slotverklaringen onder A lid 1 van de concept oprichtingsakte van de B.V. bepaald dat zolang de rechthebbende aandeelhouder is, de bestuurder jaarlijks rekening en verantwoording over het gevoerde beleid aan de kantonrechter zal afleggen, echter een wettelijke sanctie op de schending van deze bepaling ontbreekt, hetgeen ook door de bewindvoerder ter zitting van het hof is erkend. Het hof stelt verder vast dat er geen wettelijke grondslag bestaat op grond waarvan de kantonrechter goed- of afkeuring kan verlenen aan de door de directeur van de B.V. (lees: de bewindvoerder) verrichte beheershandelingen. Evenmin kan de kantonrechter aanwijzingen geven aan de directie (lees: de bewindvoerder) inzake het te voeren beheer over het vermogen van de B.V. De kantonrechter heeft derhalve ten aanzien van de B.V. geen enkele wettelijke taak of bevoegdheid. Dit betekent dat er geen wettelijke basis is voor het toezicht door de kantonrechter op het vermogen van de B.V., zodat het de bewindvoerder vrij staat hierover te beschikken en beheershandelingen te verrichten.
3.5.2.
De kantonrechter heeft derhalve terecht het verzoek van de bewindvoerder om machtiging te verlenen voor de oprichting van een B.V. voor de rechthebbende afgewezen.
3.6.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, kanton 's-Hertogenbosch, van 23 december 2013.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. Bijleveld-van der Slikke, C.D.M. Lamers en E.L. Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2014.