ECLI:NL:GHSHE:2014:2832

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
19 augustus 2014
Zaaknummer
HD 200.151.824_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentieverbod en huurovereenkomst in kort geding tussen verhuurder en huurder van een bedrijfsruimte

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep in kort geding dat was ingesteld door [appellant], de verhuurder van een bedrijfsruimte, tegen [geïntimeerde], de huurder. De zaak draaide om de vraag of [geïntimeerde] zich na het einde van de huurperiode mocht vestigen met een concurrerende onderneming in de nabijheid van de bestaande onderneming van [appellant]. De kantonrechter had in eerste aanleg enkele vorderingen van [appellant] toegewezen, maar ook een aantal vorderingen afgewezen, waaronder het verzoek om een concurrentieverbod voor een periode van 48 maanden en een straal van 10 kilometer.

De feiten wezen uit dat [appellant] sinds 1976 een eenmanszaak had met de naam Schoenservice [Schoenservice], die hij sinds 2004 verhuurde aan [geïntimeerde]. In februari 2014 had [geïntimeerde] aangekondigd een eigen schoenmakerij te willen starten, wat leidde tot de vordering van [appellant] om dit te verbieden. Het hof oordeelde dat er geen concurrentiebeding in de huurovereenkomst was opgenomen, waardoor [geïntimeerde] in beginsel vrij was om een soortgelijke onderneming te starten na afloop van de huurovereenkomst.

Het hof concludeerde dat de vorderingen van [appellant] niet konden worden toegewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de vestiging van [geïntimeerde] onrechtmatig zou zijn. De grieven van [appellant] werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. [appellant] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in huurovereenkomsten, vooral met betrekking tot concurrentie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.151.824/01
arrest van 19 augustus 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats 1],
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant],
advocaat: mr. M.J.J. Pieters te Heerlen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde],
advocaat: mr. H.J.J. Verhoeven te 's-Hertogenbosch,
op het bij exploot van dagvaarding van 27 juni 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis in kort geding van de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven van 4 juni 2014, gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zknr.2986262,rlnr.14-4685)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en één productie;
- de memorie van antwoord met één productie;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij brief van 6 augustus 2014 door mr. Pieters toegezonden productie, die zij bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep onder 2 vastgesteld welke feiten tussen partijen vast staan. Tegen die feitenvaststelling zijn geen grieven aangevoerd, zodat ze ook het hof tot uitgangspunt dienen. De door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn (voor zover in hoger beroep nog van belang) de volgende.
3.1.1.
Sinds 1 juni 1976 is [appellant] de eigenaar van een eenmanszaak met de handelsnaam
Schoenservice [Schoenservice]. De onderneming houdt zich bezig met de reparatie van
schoenen en lederwaren en is gevestigd aan de [straatnaam][huisnummer 1] te [woonplaats 1].
3.1.2.
Als gevolg van een ernstig ongeval in 2004 is [appellant] voor 80-100%
arbeidsongeschikt geraakt en heeft hij zijn werkzaamheden als schoenmaker moeten staken.
3.1.3.
Vanaf 23 augustus 2004 verhuurt [appellant] zijn onderneming Schoenservice [Schoenservice]
aan [geïntimeerde].
3.1.4.
Medio februari 2014 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] medegedeeld dat hij
voornemens is om in augustus/september 2014 een eigen schoenmakerij te gaan drijven.
Inmiddels huurt [geïntimeerde] met het oog hierop reeds een bedrijfsruimte aan het adres
[straatnaam][huisnummer 2] te [woonplaats 1]. Deze locatie ligt op ongeveer 150 meter van Schoenservice [Schoenservice].
3.1.5.
[geïntimeerde] heeft (bij brief van 2 december 2013) de huurovereenkomst opgezegd. Deze overeenkomst zal op 23 augustus 2014 eindigen.
3.2.
[appellant] vorderde in eerste aanleg (samengevat):
1. [geïntimeerde] te veroordelen om diens ondernemingsactiviteiten met betrekking tot een door hem op te richten schoenmakerij, gevestigd te [woonplaats 1] aan de [straatnaam]
[straatnaam][huisnummer 2], binnen 24 uur na het vonnis, althans binnen een door de kantonrechter
te bepalen termijn, te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van verbeurte
van een dwangsom van € 5.000,-- per dag, althans dagdeel dat [geïntimeerde] zich
niet houdt aan het vonnis, althans een door de kantonrechter in goede justitie te
bepalen dwangsom per dag, althans dagdeel dat [geïntimeerde] zich niet houdt aan
het vonnis;
2. [geïntimeerde] te veroordelen zich te onthouden van iedere zakelijke betrokkenheid, middellijk of onmiddellijk, actief of passief, direct of indirect, bij activiteiten, althans werkzaamheden die gelijk, gelijksoortig of aanverwant zijn aan de activiteiten, althans werkzaamheden waarop [appellant] zich toelegt, althans zich te
onthouden van handelingen rechtens of feitelijk zoals de kantonrechter in goede
justitie vermeent te behoren, zulks binnen een straal van tien kilometer van (de
vestigingsplaats van) Schoenservice [Schoenservice] te [woonplaats 1] aan de [straatnaam][huisnummer 1]
, gedurende een periode van 48 maanden, althans een geografisch gebied en nader
tijdsbestek zoals de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, zulks op
straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag althans dagdeel dat
[geïntimeerde] zich niet houdt aan het vonnis, althans een door de kantonrechter in
goede justitie te bepalen dwangsom per dag, althans dagdeel dat [geïntimeerde] zich
niet houdt aan het vonnis;
3. [geïntimeerde] te veroordelen om zich te onthouden van het tegen vergoeding of om niet, rechtens of feitelijk al dan niet direct bedienen van en/of verrichten van
werkzaamheden voor de in het klantenbestand van [appellant], althans Schoenservice
[Schoenservice], voorkomende vaste klanten alsmede vaste relaties van [appellant], althans
Schoenservice [Schoenservice], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,-- per dag, althans dagdeel dat [geïntimeerde] zich niet houdt aan het vonnis,
althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag,
althans dagdeel dat [geïntimeerde] zich niet houdt aan het vonnis;
4. [geïntimeerde] te veroordelen om ter zake de inschrijving in het handelsregister met het Kamer van Koophandel nummer [kvk-nummer] (1) de handelsnaam Schoenmakerij [woonplaats 1] te wijzigen en gewijzigd te houden in Schoenservice [Schoenservice] en (2) het bezoekadres te wijzigen en gewijzigd te houden in [straatnaam][huisnummer 1] te [woonplaats 1], zulks binnen 24 uur na het vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag, althans dagdeel dat [geïntimeerde] zich niet houdt aan het vonnis, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, althans dagdeel dat [geïntimeerde] zich niet houdt aan het vonnis;
5. [geïntimeerde] te veroordelen om (1) zich te onthouden van het na 23 augustus 2014 op welke wijze dan ook gebruik maken van de inschrijving in het handelsregister met het Kamer van Koophandel nummer [kvk-nummer] alsmede van de handelsnaam Schoenservice [Schoenservice]; alsmede (2) medewerking te verlenen aan het per 23 augustus 2014 inschrijven in het handelsregister met het Kamer van Koophandel nummer [kvk-nummer] van [appellant] als eigenaar van de eenmanszaak Schoenservice [Schoenservice], gevestigd te [straatnaam][huisnummer 1] te [woonplaats 1], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag, althans dagdeel dat [geïntimeerde] zich niet houdt aan het vonnis, althans een door de kantonrechter in goede
justitie te bepalen dwangsom per dag, althans dagdeel dat [geïntimeerde] zich niet
houdt aan het vonnis;
6. [geïntimeerde] te veroordelen om (1) zich te onthouden van het na 23 augustus 2014 op welke wijze dan ook gebruik maken van het aan Schoenservice [Schoenservice]
toebehorende telefoonnummer [telefoonnummer] alsmede (2) medewerking te verlenen
aan contractovername per 23 augustus 2014 door [appellant] ter zake het betreffende
telefoonnummer [telefoonnummer], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom
van € 5.000,-- per dag, althans dagdeel dat [geïntimeerde] zich niet houdt aan het
vonnis, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per
dag, althans dagdeel dat [geïntimeerde] zich niet houdt aan het vonnis;
7. [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellant] te voldoen de door laatstgenoemde
gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, zijnde een bedrag van € 875,--, althans
ten belope van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, zulks
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de
dag van algehele voldoening;
8. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van het geding, inclusief het salaris en de verschotten van de advocaat van [appellant], zulks te vermeerderen met de nakosten
van € 131,-- zonder betekening, dan wel € 199,-- in het geval van betekening, een
en ander te voldoen binnen veertien dagen na het vonnis; mocht betaling hiervan
niet uiterlijk binnen veertien dagen na het vonnis plaatsvinden, dan dienen
voornoemde (na)kosten te worden vermeerderd met de wettelijke rente sedert deze
termijn tot en met de dag van algehele voldoening, althans een zodanige beslissing als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren.
3.3.
De kantonrechter heeft de vordering sub 1 toegewezen voor de periode dat de huurovereenkomst duurt en voor het overige afgewezen. De vorderingen sub 2 en 3 zijn door de kantonrechter (geheel) afgewezen, evenals de vorderingen sub 7 en 8.
De vorderingen sub 1 (gedeeltelijk) alsmede de vorderingen sub 4, 5 en 6 zijn door de kantonrechter als volgt toegewezen:
- [geïntimeerde] is veroordeeld om diens ondernemingsactiviteiten die in strijd zijn met de huurovereenkomst, tijdens de duur van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst, te weten tot 23 augustus 2014, met betrekking tot een door [geïntimeerde] op te richten schoenmakerij, gevestigd te [woonplaats 1] aan de [straatnaam][huisnummer 2], binnen twee dagen na dit vonnis te staken en gestaakt te houden, dit op verbeurte van een dwangsom ingeval van niet nakoming van het gebod;
- [geïntimeerde] is veroordeeld om ter zake de inschrijving in het handelsregister met het Kamer van Koophandel nummer [kvk-nummer] (1) de handelsnaam Schoenmakerij [woonplaats 1] gewijzigd te houden in Schoenservice [Schoenservice] en (2) het bezoekadres te wijzigen en gewijzigd te houden in [straatnaam][huisnummer 1] te [woonplaats 1], zulks binnen twee weken na het vonnis, dit op verbeurte van een dwangsom ingeval van niet nakoming van het gebod;
- [geïntimeerde] is veroordeeld om (1) zich te onthouden van het na 23 augustus 2014 op welke wijze dan ook gebruik maken van de inschrijving in het handelsregister met het Kamer van Koophandel nummer [kvk-nummer] alsmede van de handelsnaam Schoenservice [Schoenservice], alsmede (2) medewerking te verlenen aan het per 23 augustus 2014 inschrijven in het handelsregister met het Kamer van Koophandel nummer [kvk-nummer] van [appellant] als eigenaar van de eenmanszaak Schoenservice [Schoenservice], gevestigd te [straatnaam][huisnummer 1] te [woonplaats 1], dit op verbeurte van een dwangsom als hij niet aan deze veroordelingen voldoet;
- [geïntimeerde] is veroordeeld om (1) zich te onthouden van het na 23 augustus 2014 op welke wijze dan ook gebruik maken van het aan Schoenservice [Schoenservice] toebehorende telefoonnummer [telefoonnummer] alsmede (2) medewerking te verlenen aan contractovername per 23 augustus 2014 door [appellant] ter zake het betreffende telefoonnummer [telefoonnummer], dit op verbeurte van een dwangsom als hij niet aan deze veroordelingen voldoet.
De kantonrechter heeft de voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd.
3.4.
[appellant] kan zich met het vonnis van de kantonrechter, voor zover daarin zijn vorderingen zijn afgewezen, niet verenigen en is in hoger beroep gekomen.
Hij heeft in hoger beroep het door hem gevorderde beperkt tot de hiervoor vermelde vorderingen sub 2, 3, 7 en 8. Zijn grieven tegen het vonnis komen erop neer dat de hier bedoelde vorderingen ten onrechte door de kantonrechter zijn afgewezen.
3.5.
De grieven 1 en 2 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij richten zich tegen de afwijzing door de kantonrechter van de vorderingen sub 2 en 3. Die vorderingen komen erop neer dat [appellant] verlangt dat aan [geïntimeerde] een verbod wordt opgelegd om gedurende een periode van 48 maanden binnen een straal van 10 kilometer van Schoenservice [Schoenservice] een soortgelijke onderneming te vestigen en dat [geïntimeerde] wordt verboden om werkzaamheden te verrichten voor vaste klanten van Schoenservice [Schoenservice] die in het klantenbestand van Schoenservice [Schoenservice] voorkomen, een en ander op verbeurte van een dwangsom bij overtreding.
3.6.
Rekening houdend met het feit dat [geïntimeerde] voornemens is om eind augustus/begin september van dit jaar te starten met zijn onderneming, brengen aard en inhoud van de hier bedoelde vorderingen brengen mee dat [appellant] een spoedeisend belang bij zijn vorderingen heeft. Overigens wordt door [geïntimeerde] in hoger beroep het spoedeisend belang niet meer bestreden.
3.7.
Voor de beoordeling van de grieven 1 en 2 is allereerst van belang dat in de tussen partijen gesloten huurovereenkomst, die op 23 augustus 2014 zal eindigen, geen concurrentie- en/of relatiebeding is opgenomen. Dit betekent dat het [geïntimeerde] in beginsel vrij staat om, na het einde van de huurovereenkomst, een soortgelijke onderneming als Schoenservice [Schoenservice] te beginnen en [appellant] concurrentie aan te doen. De kantonrechter heeft terecht als uitgangspunt genomen dat de enkele omstandigheid dat [geïntimeerde] na afloop van de huurovereenkomst met een eigen onderneming de onderneming van [appellant] zal gaan beconcurreren en daarmee mogelijk de zakelijke belangen van [appellant] schaadt, nog niet meebrengt dat [geïntimeerde] jegens [appellant] onrechtmatig handelt. Voor toewijzing van de hier bedoelde vorderingen van [appellant] is slechts dan plaats indien sprake is van bijkomende omstandigheden die de concurrentie van [geïntimeerde] jegens [appellant] onrechtmatig maken.
3.8.
[appellant] stelt dat de onrechtmatigheid van de handelwijze van [geïntimeerde] reeds is gelegen in het feit dat [geïntimeerde] zijn onderneming wil gaan vestigen in dezelfde straat, op nog geen 150 meter afstand van Schoenservice [Schoenservice]. Volgens [appellant] ligt aan de keuze van [geïntimeerde] voor die locatie geen ander oogmerk ten grondslag dan het ten gronde richten van de onderneming van [appellant].
[geïntimeerde] heeft omtrent zijn keuze voor de bedrijfsruimte op het adres [straatnaam][huisnummer 2] aangevoerd dat hij al geruime tijd de wens had om elders een eigen onderneming te beginnen aangezien de huurprijs die hij aan [appellant] dient te betalen onevenredig hoog is terwijl met [appellant] niet valt te praten over huurverlaging. De bedrijfsruimte op nummer [huisnummer 2] stond al geruime tijd leeg en heeft een beduidend groter winkeloppervlak dan in de thans door hem gehuurde bedrijfsruimte (100m2 in plaats van 20 m2) terwijl de huurprijs beduidend lager is dan de huurprijs die hij nu betaalt (€ 720,- per maand in plaats van bijna € 1.500,- per maand). [geïntimeerde] heeft er voorts op gewezen dat er in het centrum van [woonplaats 1] nóg een schoenmakerij gevestigd is op circa 600 meter van Schoenservice [Schoenservice], dat het aantal schoenmakerijen in [woonplaats 1] de afgelopen jaren is afgenomen en dat er in beginsel genoeg emplooi is voor zowel de onderneming van [appellant] als die van hemzelf.
3.9.
Het hof kan in het kader van het onderhavige (spoed) kort geding niet verder gaan dan het geven van een voorlopig oordeel omtrent het voormelde geschilpunt. Met inachtneming hiervan is het hof van oordeel dat, gelet op de gemotiveerde betwisting van [geïntimeerde], niet aannemelijk is geworden dat de keuze van [geïntimeerde] om zich met een eigen onderneming te vestigen in de onmiddellijke nabijheid van Schoenservice [Schoenservice], is ingegeven met geen enkel ander oogmerk dan de onderneming van [appellant] doelbewust ten gronde te richten. [appellant] heeft onvoldoende gesteld om een dergelijke vergaande conclusie te rechtvaardigen.
Aan [appellant] kan worden toegegeven dat aannemelijk moet worden geacht dat de keuze van [geïntimeerde] om zijn onderneming te vestigen in de directe nabijheid van Schoenservice [Schoenservice] mede zal zijn ingegeven door de verwachting dat tenminste een deel van het klantenbestand van Schoenservice [Schoenservice] de voorkeur zal geven aan de nieuwe onderneming van [geïntimeerde] omdat die klanten vertrouwen hebben in de kennis en kunde van [geïntimeerde], maar dit moet dan redelijkerwijs toegerekend worden aan de persoonlijk door [geïntimeerde] opgebouwde goodwill die geen, of slechts een beperkte relatie zal hebben met de goodwill die 10 jaar geleden (bij het begin van de huurovereenkomst) verbonden was aan de onderneming van [appellant] en door hem aan [geïntimeerde] is verhuurd. Naar het oordeel van het hof is om die reden de onderhavige situatie niet te vergelijken met de situatie waarop [appellant] doelt met zijn verwijzing naar diverse rechterlijke uitspraken (onder meer het arrest Kolkman/Cornelisse NJ 1997, 685, ECLI:NL:HR:1997:AG1569), waarin sprake is van een eigenaar van een onderneming die zijn onderneming inclusief goodwill verkoopt en aansluitend de koper concurrentie aandoet.
3.10.
Het hof acht het aannemelijk dat, zoals [appellant] stelt, de vestiging van de onderneming van [geïntimeerde] in dezelfde straat op nummer [huisnummer 2] van invloed zal zijn op de verhuurbaarheid en de waarde van de onderneming van [appellant], maar dat is nu eenmaal de consequentie wanneer een ondernemer wordt geconfronteerd met de vestiging van een concurrent in de directe omgeving. Een eventueel financieel nadeel aan de zijde van [appellant] maakt die nieuwe vestiging nog niet onrechtmatig. Dit wordt in de onderhavige zaak niet anders doordat [appellant], zoals hij stelt, voor zijn levensonderhoud (deels) afhankelijk is van inkomsten uit zijn onderneming. Ditzelfde geldt ook voor [geïntimeerde] ten aanzien van de door hem op te starten onderneming.
3.11.
Dat, met de vestiging van de onderneming van [geïntimeerde] op het adres [straatnaam] nr. [huisnummer 2], het bedrijfsdebiet van [appellant] volledig teloor zal gaan zoals [appellant] stelt, is door [geïntimeerde] gemotiveerd betwist en door [appellant] onvoldoende onderbouwd, zodat het hof aan die stelling voorbij gaat. In dit verband acht het hof mede van belang dat [appellant] bij gelegenheid van het pleidooi bij het hof heeft verklaard dat, nu er geen nieuwe huurder is voor zijn onderneming, hij voornemens is om zelf zijn onderneming weer te gaan exploiteren. Aangenomen mag worden dat [appellant], als hij zijn onderneming weer vanuit het pand aan de [straatnaam][huisnummer 1] zou voortzetten, (opnieuw) klanten aan zich zal weten te binden.
3.12.
Naast hetgeen in het voorgaande reeds is behandeld heeft [appellant] ook nog gewezen op diverse andere ”bijkomende omstandigheden” die maken dat de voorgenomen vestiging van de onderneming van [geïntimeerde] op het adres [straatnaam] nr. [huisnummer 2] onrechtmatig is jegens [appellant] dan wel in strijd met de redelijkheid en billijkheid die [geïntimeerde] ook ná het einde van de huurovereenkomst jegens [appellant] in acht moet nemen. De door [appellant] genoemde omstandigheden zijn:
- [geïntimeerde] heeft in de gehuurde ruimte een lichtreclamebak zodanig afgedekt dat de naam ”[Schoenservice]” onzichtbaar is;
- [geïntimeerde] heeft in het handelsregister de handelsnaam van de gehuurde onderneming gewijzigd in ”Schoenmakerij [woonplaats 1]” en het bezoekadres gewijzigd in [straatnaam] nr. [huisnummer 2];
- [geïntimeerde] heeft schoenmakersattributen in de etalage gezet van de bedrijfsruimte op nummer [huisnummer 2] en een sticker van het schoenmakersgilde op de etalageruit geplakt;
- [geïntimeerde] heeft flyers laten maken van zijn nieuw op te richten onderneming met de bedoeling om deze aan klanten van Schoenservice [Schoenservice] uit te delen;
- [geïntimeerde] heeft een machine (‘Power Unit’) aangeschaft;
- [geïntimeerde] maakt misbruik van de kennis en de gegevens van Schoenservice [Schoenservice], hij benadert klanten, leveranciers en personeel van Schoenservice [Schoenservice] om hen te bewegen over te stappen naar zijn nieuwe onderneming en hij frustreert de marketingactiviteiten van Schoenservice [Schoenservice];
- [geïntimeerde] heeft de pogingen van [appellant] om een nieuwe huurder voor Schoenservice [Schoenservice] te vinden gedwarsboomd door te weigeren de jaarcijfers van de onderneming beschikbaar te stellen aan [appellant]. Concreet noemt [appellant] een zekere [belangstellende] als belangstellende, die om die reden zou zijn afgehaakt. Hij heeft als productie 21 een e-mail van [belangstellende] in het geding gebracht ter onderbouwing van zijn stelling.
3.13.
[geïntimeerde] heeft ten aanzien van al deze punten gemotiveerd verweer gevoerd. Hij stelt dat de lichtreclamebak slechts gedurende vier dagen gedeeltelijk afgedekt is geweest, dat de wijzigingen in het handelsregister op een vergissing berustten en weer ongedaan zijn gemaakt en dat ook de inrichting van de etalage op nummer [huisnummer 2] ongedaan is gemaakt; de raamsticker is verwijderd. Volgens [geïntimeerde] is van het drukken van flyers afgezien en heeft hij nooit het voornemen gehad om flyers uit te delen aan klanten van Schoenservice [Schoenservice]. [geïntimeerde] heeft verder betwist dat hij misbruik zou hebben gemaakt van kennis en gegevens van Schoenservice [Schoenservice] en/of klanten dan wel leveranciers zou hebben benaderd om hen te bewegen over te stappen naar zijn nieuwe onderneming. Wat de kennis betreft heeft [geïntimeerde] gesteld te kunnen bogen op 40 jaar ervaring als schoenmaker. Wat het personeel betreft: er is alleen een oproepkracht op zaterdagen; nog niet duidelijk is of deze bij Schoenservice [Schoenservice] blijft of overgaat naar de onderneming van [geïntimeerde]. Het hof merkt hierbij op dat [appellant] ter terechtzitting bij het hof heeft verklaard dat – in zijn visie – er geen sprake is van een arbeidsverhouding tussen hem en de zaterdaghulp.
Wat betreft de marketingactiviteiten heeft [geïntimeerde] betwist dat hij die frustreert. Hij stelt dat hij tot op heden zorgt dat er advertenties voor Schoenservice [Schoenservice] worden geplaatst in een plaatselijk blad en hij heeft een productie overgelegd waar dit uit blijkt.
Met betrekking tot het beweerdelijk frustreren van de zoektocht van [appellant] naar een nieuwe huurder heeft [geïntimeerde] erkend dat hij geweigerd heeft jaarcijfers aan [appellant] ter beschikking te stellen. Die weigering werd ingegeven door het feit dat [appellant] hem onheus is gaan bejegenen nadat hij aan [appellant] had verteld dat hij voornemens was om in dezelfde straat op nummer [huisnummer 2] een eigen schoenmakerij te starten. De relatie tussen partijen is daarna ernstig verstoord geraakt. Volgens [geïntimeerde] heeft de kandidaat-huurder [belangstellende] zich nooit bij hem gemeld en zou hij alleszins bereid zijn geweest om alle gewenste gegevens over de onderneming aan [belangstellende] te verstrekken. [geïntimeerde] gaat ervan uit dat [belangstellende] is afgehaakt op grond van onjuiste informatie van [appellant], aangezien in de e-mail van [belangstellende] is vermeld dat [geïntimeerde] vanaf mei 2014 Schoenservice [Schoenservice] zou sluiten en klanten van Schoenservice [Schoenservice] vanaf dat moment zou verwijzen naar nummer [huisnummer 2]; [geïntimeerde] betwist dat hiervan ooit sprake is geweest.
3.14.
Het hof is van oordeel dat, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van [geïntimeerde], vooralsnog geen feiten of omstandigheden zijn komen vast te staan of aannemelijk zijn geworden die de conclusie rechtvaardigen dat de voorgenomen vestiging van de onderneming van [geïntimeerde] op het adres [straatnaam] nr. [huisnummer 2] onrechtmatig is jegens [appellant] dan wel in strijd met de redelijkheid en billijkheid die [geïntimeerde] ook ná het einde van de huurovereenkomst jegens [appellant] in acht moet nemen. Voor een verder onderzoek naar de feiten bijvoorbeeld door het horen van getuigen, is in het kader van dit (spoed)kort-geding geen plaats.
De conclusie is dat de grieven 1 en 2 falen.
3.15.
De derde grief heeft betrekking op de afwijzing door de kantonrechter van de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten. Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter die vordering terecht afgewezen. Van een geldvordering is in de onderhavige zaak geen sprake. Weliswaar zijn door de advocaat van [appellant] een tweetal sommatiebrieven gestuurd (op 25 februari 2014 en op 11 maart 2014), welke sommaties mede betrekking hebben op de vorderingen die door de kantonrechter zijn toegewezen, maar die sommatiebrieven moeten geacht worden te hebben gediend ter voorbereiding van de onderhavige procedure en de kosten daarvan worden geacht te zijn begrepen in de proceskosten.
De derde grief van [appellant] faalt derhalve.
3.16.
Ook de vierde grief van [appellant] faalt: de kantonrechter heeft de kosten van de eerste aanleg terecht gecompenseerd.
3.17.
Nu alle grieven falen dient het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van hof onderworpen, te worden bekrachtigd. [appellant] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep op de wijze zoals hierna zal worden bepaald.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van dit hoger beroep en begroot de kosten aan de zijde van [geïntimeerde] op € 308,- voor verschotten en op € 2.682,- voor salaris van de advocaat, met bepaling dat [appellant] wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit arrest zijn voldaan en wat betreft de nakosten op € 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden en T.J. Dorhout Mees en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 augustus 2014.