3.1.In hoger beroep gaat het hof uit van de volgende, tussen partijen niet omstreden feiten.
a. [geïntimeerde 1] heeft zich sinds enige jaren bezig gehouden met het ontwikkelen van
een elektrische scooter en sinds 2013 ook met het ontwikkelen van een elektrische fiets.
b. [geïntimeerde 1] heeft [geïntimeerde 2] bereid gevonden zijn plannen te financieren.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] waren voornemens om de activiteiten onder te brengen
in een nog op te richten besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, eeePower
B.V. te [woonplaats 2].
c. [appellant] heeft in 2012 reeds met [geïntimeerden] samengewerkt aan het ontwikkelen van een elektrische scooter en is in 2013 weer bij de plannen betrokken geraakt. [appellant] was op dat moment werkloos en had een ww-uitkering. Vanaf juli 2013 tot en met oktober 2013 heeft [appellant] werkzaamheden voor [geïntimeerden] verricht, zoals het bezoeken van een beurs en het hebben van besprekingen met onder meer mogelijke handelspartners.
d. Partijen hebben gesproken en per e-mail gecorrespondeerd over het aangaan van een
arbeidsovereenkomst, aanvankelijk met als ingangsdatum 1 oktober 2013.
e. Bij e-mail van 10 september 2013 stuurt [geïntimeerde 1] twee concepten van arbeidsovereenkomsten aan [appellant]. Het eerste vermeldt als werkgeefster “eeePOWER Holding Int. B.V.” en vermeldt als ingangsdatum 1 november 2012. Het tweede betreft een tijdelijke arbeidsovereenkomst, aan het hoofd waarvan staat vermeld:
“Tijdelijke overeenkomst per 1 oktober 2013, deze overeenkomst zal overgenomen worden door de nog op te richten Nederlandse werkmaatschappij van Alpays S.A. genaamd eeePower b.v.”
Voorts bevat dit concept voor de tijdelijke arbeidsovereenkomst het navolgende beding:
“Artikel 3
Proeftijd, niet van toepassing. Overname contract door nieuwe vennootschap oktober 2013”
f. Op zaterdag 14 september 2013 heeft [geïntimeerde 1] per e-mail in dat verband het navolgende aan [appellant] bericht:
“Naar aanleiding van de gesprekken die wij gevoerd hebben kan ik u mededelen dat wij u per 1 oktober 2013 aan zullen nemen als R&D leiding gevende in ons nieuw op te richten bedrijf “eeePower Nederland b.v.”
[…]
Het was de overweging om u tot de oprichting van de Nederlandse werkmaatschappij een (tijdelijk) contract aan te bieden bij de Luxemburgse Holding maar geeft voor alle partijen complicaties.
Wij hebben Deloitte [woonplaats 2] de opdracht gegeven om e.e.a. zo spoedig mogelijk af te werken. Wij rekenen dat met een dag of 10 de vennootschap opgericht is en wij uw rechtsgeldig contract op kunnen maken en ondertekenen.”
g. Een indiensttreding per 1 oktober 2013 is niet gerealiseerd. Op 30 september 2013 stuurt [geïntimeerde 1] een e-mail aan [appellant] met de navolgende tekst:
“Zoals in verschillende telefoongesprekken besproken, de oprichting van volledige holding structuur welke “uitzakt” in Nederland als b.v. is door Juridisch / fiscale voorbereiding en uitwerking niet een operatie welke in het voorziene tijdframe past. Met andere woorden het zal volgens beste inschatting nog een week tot 10 dagen duren vooraleer alles daadwerkelijk opgericht is.
Het spijt mij oprecht maar een rechtsgeldige overeenkomst kan maar eerst bekrachtigd worden als het juridisch framewerk daar is.”
h. Op 10 oktober 2013 laat [appellant] per e-mail aan [geïntimeerde 1] weten dat hij in verband met zijn sollicitatieplicht heeft moeten reageren op een vacature bij de fietsenfabrikant Shimano en dat hij uitgenodigd is voor een gesprek. [appellant] laat [geïntimeerde 1] weten dat hij, mocht Shimano hem aannemen, gebonden zal raken aan een concurrentiebeding dat aan indiensttreding bij [geïntimeerde 1]/eeePower B.V. in de weg zal staan.
i. Per e-mail van 12 oktober 2013 heeft [geïntimeerde 1] aan [appellant] bericht:
“
Zoals besproken, bijgaande (voorlopige) overeenkomst. Dit ivm de i.o. status van de op te richten vennootschap”.
In de bijgevoegde overeenkomst is vermeld:
“Voorlopige arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
[..] eeePower Holding B. V. i.o. [.. .]hierna te noemen: Werkgever en de heer [appellant] [...] hierna te noemen: Werknemer verklaren hierbij een voorlopige arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan op de volgende voorwaarden:
Artikel 1
Werknemer treedt met ingang van 1 november 2013 bij werkgever in dienst in de functie van “technisch directeur’ CTQ, dit voor onbepaalde tijd.”
j. [appellant] heeft per e-mail van 12 oktober 2013 gereageerd:
“Tussen de regels mijn opmerkingen.
Tevens zijn de volgende punten van belang:
Maandag a.s. ben ik verplicht om op een sollicitatie gesprek te verschijnen zolang ik nog geen getekende versie van de eeePower arbeidsovereenkomst ontvangen heb.”
In de in de e-mail ingekopieerde tekst van de voorlopige arbeidsovereenkomst heeft [appellant] onder meer de volgende dikgedrukte opmerkingen geplaatst:
“verklaren hierbij een voorlopige arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan op de volgende voorvaarden:
Wat wordt verstaan onder VOORLOPIGE?
[.. .]
Werknemer treedt met ingang van 1 november 2013 bij werkgever in dienst in de functie van “technisch directeur” CTO, dit voor onbepaalde tijd.[…]
Aanvang per 1 november 2013 betekent een onnodige vertraging van de opstart van 2
weken.”
k. Per e-mail van 13 oktober 2013 heeft [geïntimeerde 2] aan [geïntimeerde 1] bericht
:
“[appellant] zit zonder centjes ondanks reeds — bij herhaling — gedane toezeggingen. Hij heeft zelfs geen geld om morgen naar [woonplaats 2] te komen...
Hoe kunnen we een verantwoorde, doch bovenal menselijke arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk op papier krijgen...? Ik heb hem eergisteren beloofd om hem hiervan tegen uiterlijk morgenochtend 08:00 uur te voorzien.
Niet vergeten: Om 9:00 uur dient [appellant] zich aan te bieden bij de bevoegde Nederlandse
organisatie(hof: het UWV).
Bij indiensttreding op 01 november 2013 dient [appellant]te overleven tot en met einde november 2013...! Met hoeveel geld is deze termijn thans te overbruggen...?”
l. Eveneens per e-mail van 13 oktober 2013 (17:08 uur) heeft [geïntimeerde 2] aan
[appellant] en [geïntimeerde 1] bericht:
“In de bijlage treft u het gewijzigdeCONCEPTals Word-document aan van de gewenste arbeidsovereenkomst [...]
Morgenochtend omstreeks 08:00 uur wordt de onzerzijds getekende versie per e-mail
verzonden aan dhr. [appellant]. [...]”
In de separaat door [geïntimeerde 2] verzonden bijlage (17:42 uur), is vermeld:
“Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
[…]
Werknemer treedt zoals momenteel is voorzien ten vroegste met ingang van 1 november 2013 bij werkgever in dienst in de functie van “Technisch Directeur” CTO, dit voor onbepaalde tijd.”
m. [appellant] heeft per e-mail van 13 oktober 2013 (19:42 uur) gereageerd:
“Ik ben zo vrij geweest een paar kleine details te wijzigen in het concept.”
De door [appellant] doorgevoerde wijzigingen betroffen niet de ingangsdatum van de
arbeidsovereenkomst.
n. [geïntimeerde 2] heeft, ook op 13 oktober 2013 (22:17 uur), per e-mail gereageerd:
“Om te beginnen heb ik de opmerkingen van [appellant] in de hierbij gevoegde PDf-file aangepast en onder Artikel 1 d.d. 01 november 2013 alsSTREEFDATUMomschreven [...]”
o. Partijen hebben geen schriftelijke arbeidsovereenkomst ondertekend.
p. [appellant] heeft een sollicitatieprocedure bij een andere onderneming afgebroken met
het oog op de tussen hem en eeePower B.V. i.o./gedaagden te sluiten arbeidsovereenkomst.
q. [geïntimeerden] hebben geen loon aan [appellant] voldaan, ook niet na schriftelijke sommatie daartoe door de gemachtigde van [appellant] op 11 december 2013.
Het geschil in hoger beroep.
3.2.1.Tussen partijen is een geschil gerezen omtrent de vraag of tussen hen een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen of niet. De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 7 mei 2014 overwogen dat niet is gebleken of in hoge mate aannemelijk is geworden dat [appellant] per 1 november 2013 in dienst is getreden van eeePower B.V. i.o./[geïntimeerden]. Daardoor kan volgens de voorzieningenrechter niet worden gezegd dat de vordering van [appellant] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing in kort geding gerechtvaardigd is.
3.2.2.[appellant] kan zich met het oordeel van de voorzieningenrechter niet verenigen en heeft daartegen een zestal grieven aangevoerd. Bezien in hun samenhang en blijkens de toelichting daarop beoogt [appellant] daarmee de zaak ten volle ter beoordeling aan het hof voor te leggen. Kern van het standpunt van [appellant] is dat de voorzieningenrechter ten onrechte tot de slotsom is gekomen dat het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is gebleken, althans niet in hoge mate aannemelijk is geworden. [appellant] vordert – zakelijk weergegeven - de vernietiging van het vonnis is kort geding van 7 mei 2014, toelating tot de overeengekomen werkzaamheden vanaf 5 dagen na betekening van het te wijzen arrest op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,= per dag dat [geïntimeerden] dit nalaat met een maximum van € 50.000,=, (door)betaling van het overeengekomen loon ad € 5.300,= bruto per maand vanaf 1 november 2013, vermeerderd met de verhoging ex artikel 7:625 BW over het te laat betaalde loon en vermeerderd met rente en kosten als vermeld in het petitum onder de memorie van grieven, alles zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.