Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 362615/ CV EXPL 13-208)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
belang – bij uitspraak uitvoerbaar bij voorraad:
(productie 9 bij de inleidende dagvaarding) waarin verhuurster de ontbinding aanzegt, maar die aanzegging kan niet gebaseerd zijn op het sluitingsbevel van de burgemeester, dat immers dateert van 21 september 2012. Het hof gaat er daarom van uit dat er geen sprake is van een buitengerechtelijke ontbinding. De kantonrechter is hier kennelijk ook van uit gegaan, want hij heeft de overeenkomst (gerechtelijk) ontbonden.
- dat huurders al sinds 1990 goede huurders zijn, sinds 2003 van deze woning;
- dat de verdenking dat hun zoon zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel alleen, zonder strafrechtelijke veroordeling, hen nog niet tot geen goed huurders maakt;
- dat zij zelf ook niet strafrechtelijk veroordeeld zijn;
- dat zij als huurders niet tekortgeschoten zijn;
- dat er geen sprake is van gevaarzetting in de woning, schade aan de woning of handelen in strijd met de woonbestemming;
- dat [huurder] hun zoon aangesproken heeft op zijn gedrag en dus haar verantwoordelijkheden als huurder kent, maar dat zij niet tegen hem opgewassen was;
- dat hun zoon niet meer bij [huurder] woont;
- dat het belang van het behoud van de woning van [huurder] en de kinderen zwaarder dient te wegen dan het belang van verhuurster bij het uitvoeren van het woonbeleid, aangezien [huurder] lijdt aan klachten van geestelijke aard (depressieve stoornis met ernstig psychotische kenmerken, paniekstoornis met agorafobie, posttraumatische stress-stoornis) en behoefte heeft aan een stabiele thuissituatie, dicht bij haar werk, en daarnaast de kinderen bij een ontbinding van de huurovereenkomst tussen wal en schip dreigen te raken.
€ 683,-
4.De uitspraak
R.J.M. Cremers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op
19 augustus 2014.