Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ergon Projecten U. A.,gevestigd te [vestigingsplaats],
[appellante 2],
wonende te [vestigingsplaats],
1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats 2],
[geïntimeerde 2],wonende te [woonplaats 2],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 235281/HA ZA 11-868)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
“in de materiële behoeften van haar leden te voorzien door middel van revenuen verkregen op het gebied van ontwikkeling, ontwerpen en in- en verkoop van ergonomisch meubilair ten behoeve van de gezondheidszorg en de utiliteitsbouw en de belangen van haar leden te behartigen door hen werk en inkomen te verschaffen en te laten delen in de resultaten van het bedrijf,
alsmede de kennis die de leden dienaangaande hebben (…) ter beschikking te stellen van de leden, een en ander door in het kader van haar onderneming overeenkomsten, (….) met haar leden en niet- leden te sluiten, een en ander in de ruimste zin des woords.”
e) Feitelijk handelde de vader via Ergon in leer. De omzet in leer van Ergon bedroeg in 2008 en 2009 respectievelijk ongeveer € 15.000,-- en € 2.300,--. Blijkens de aangifte voor de Vennootschapsbelasting over 2010 bedroeg de waarde van de voorraad van Ergon
€ 10.416,--. [geïntimeerde 1] was tot het overlijden van de vader niet bij de feitelijke werkzaamheden binnen Ergon betrokken. Evenmin was zij van die activiteiten op de hoogte. Zij tekende op verzoek van de vader wel regelmatig financiële stukken van Ergon.
(…)LEDENVERGADERINGENArtikel 101. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het verenigingsjaar (…) zal een ledenvergadering worden gehouden, waarin door het bestuur verslag wordt uitgebracht over het (…) bestuur.(…)6. Aan de ledenvergadering komen alle bevoegdheden toe, die niet door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen. (…)”
hebben hun stelling dat (…) [geïntimeerde 1] de voorraad leer zo snel mogelijk en tegen een zo optimaal mogelijke prijs heeft verkocht, voldoende onderbouwd (…)De heer [directeur Transport] van [Transport] Transport BV verklaart dat het grootste deel van de partij leder (ongeveer 75 tot 80%) in de tweede helft van de jaren negentig is opgeslagen en dat in dezelfde ruimte in de avond en nacht twee vrachtauto’s stonden geparkeerd (…) De heer [getuige] verklaart dat (i) hij de betreffende voorraad leer meerdere malen heeft gezien, (ii) dat deze voorraad voor een groot deel incourante goederen betrof,(iii) dat het leer veel geleden heeft vanwege slechte opslagomstandigheden gedurende meer dan 10 jaar (iv) dat een bod van € 250.000,00 complete onzin zou zijn en (v) dat hij een bod in de orde van grootte van € 13.000,00 tot € 17.000,00 zou hebben gedaan (…).Uit de jaarrekening van Ergon over het boekjaar 2009 (…) blijkt dat de voorraad voor€ 4.000,00 op de balans staat. Uit de verklaring van (…) belastingadviseur, (…) blijkt dat de boekwaarde van de voorraad leer per ultimo 2009 € 2.540,00 bedraagt.(…) Vaststaat dat het overgrote deel van de voorraad gedurende jaren is opgeslagen onder een ongunstige conditie en dat[de vader]
hiervoor geen koper heeft kunnen vinden. Uit niets blijkt dat het bod dat op 20 januari 2011 door [potentiële koper] is uitgebracht (…) [geïntimeerde 1] (tijdig) heeft bereikt.(…) ”
a)verklaringen voor recht en verwijzing naar de schadestaatprocedure, ook hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] tot betaling van
b)€ 14.900,--, zijnde de opbrengst van de verkochte partij leer en
c)€ 4.247,70, zijnde een door [geïntimeerde 1] naar hun stellingen ten onrechte ten laste van Ergon op 8 april 2011 aan derden betaald bedrag. Tevens vorderen Ergon en [appellante 2] terugbetaling van hetgeen zij uit hoofde van het vonnis waarvan beroep aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben betaald ter zake van proceskosten, zijnde een bedrag van € 7.414,--.
“Stock lots of mixed leather[zijnde]
a special expertise where value can only be achieved by identifying the right customer for each type of mix”.Ten slotte is evenmin gemotiveerd weersproken dat de huur van de loods in [plaats] € 585,-- per maand (exclusief BTW) bedroeg, dat Ergon ten tijde van het overlijden van de vader drie maanden huurachterstand had, en dat Ergon geen middelen had om die huur te (blijven) betalen. Ergon stelt weliswaar dat zij over voldoende middelen beschikte doch onderbouwt dit niet. Dat [appellante 2] in staat zou zijn geweest de huur te betalen (zoals Ergon en [appellante 2] onder verwijzing naar een bankrekeningafschrift van [appellante 2] stellen) doet in dit verband niet ter zake. Gesteld noch gebleken is immers dat [appellante 2] heeft aangeboden de huur voor Ergon te voldoen.
Ergon en [appellante 2] betwisten weliswaar dat een dergelijk besluit toen genomen is, maar zij betwisten niet gemotiveerd dat op voormelde datum een bespreking tussen genoemde personen heeft plaatsgevonden.
Evenmin betwisten Ergon en [appellante 2] voldoende gemotiveerd het standpunt van [geïntimeerde 1] dat [appellante 2] [geïntimeerde 1] op een potentiële koper heeft gewezen. Dit laatste blijkt ook uit een e-mail van de koper van de voorraad van 16 mei 2011 (productie 5.1 bij memorie van antwoord) aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. Deze e-mail houdt voor zover thans van belang in:
“I called[de vader]
I think the 20th December 2010.[[appellante 2]]
picked up and told me that[de vader]
died. I later asked her if he left any stock, and she told me that there was some stock. She had no idea what, but I should speak to her daughter (…)”Voorts houdt een brief van [X.] aan [appellante 2] d.d. 25 mei 2011 (productie 5.2 bij memorie van antwoord) op dit punt het volgende in:
“Ds [Dominee] en ik hebben bij jou thuis op (…) 16 mei jl naast jou ook je kinderen, [geïntimeerde 1] en [broer geïntimeerde 2] aangespoord om (…) elkaar de hand toe te reiken.(…)Vervolgens geeft je dochter aan, tijdens ons overleg, dat zij in zeer goed overleg en op jouw aandringen, de voorraad leer snel heeft weten te verkopen, terwijl jij dat nu plotseling ontkent. Toen zij je vroeg om met je hand op de (….) Bijbel (…) te verklaren, dat je nooit aan haar de opdracht hebt gegeven tot verkoop van de voorraad, zoals je nu beweert, zweefde je hand 3 keer over de Bijbel. Het strekt je tot eer dat je je hand niet op de Bijbel legde (…)”Ten slotte houdt een e-mail van [appellante 2] van 14 december 2010 (gesteld boven een Kerst- en Nieuwjaarswens van “Leder [Y.] -Team” die doorgezonden is aan [geïntimeerde 2]) onder meer in
“Misschien ook een interessant adres voor de partij leder”.
Op deze producties zijn Ergon en [appellante 2] tijdens het pleidooi in hoger beroep niet ingegaan. Evenmin hebben zij aangegeven wat volgens hen de inhoud van de bespreking van 20 december 2010 is geweest.
Het hof zal om die reden uitgaan van de juistheid van de hiervoor weergegeven inhoud van genoemde producties. Dit impliceert dat [geïntimeerde 1] als bestuurder van Ergon in overleg met de leden van Ergon heeft gehandeld bij de verkoop van de leervoorraad.
b)tot betaling van de verkoopopbrengst van het leer overweegt het hof als volgt.
Blijkens de inhoud van productie 14.1 bij conclusie van antwoord heeft dit verweer betrekking op de volgende posten:
wat betreft de betaling van € 7.900,-- op de rekening van [geïntimeerde 2]:a) € 10,-- bankkosten van de overboeking uit UK
b) (in totaal) € 6.595,87 diverse kosten rond de begrafenis van de vader en
c) € 1.500,-- terugbetaling lening [geïntimeerde 1] aan de vader.
ter zake resteert derhalve een tekort van € 205,87;
wat betreft de betaling van € 7.000,-- op de rekening van [geïntimeerde 1]:d) (in totaal) € 4.611,25 door [geïntimeerde 1] aan [Transport] Transport betaalde facturen op naam van Ergon
e) € 2.022,83 door [geïntimeerde 1] aan [Z.]/Partners betaald wegens een factuur op naam van Ergon
f) € 181,64 door [geïntimeerde 1] aan [A.]/[B.] betaald wegens factuur op naam van Ergon.
Vermeerderd met het tekort genoemd onder c) resteert aldus volgens [geïntimeerde 1] een schuld aan haar van Ergon van € 21,59.
legt aan haar bevoegdheid tot verrekening ten grondslag dat zij enig bestuurder van Ergon was en dat zij met toestemming van Ergon en [appellante 2] heeft gehandeld bij de bestemming van de verkoopopbrengst.
“een ompakfactuur”,waarvan de juistheid betwist wordt. Dat [geïntimeerde 1] deze factuur als bestuurder van Ergon niet aan [Transport] voldaan zou hebben heeft Ergon evenmin onderbouwd, door bijvoorbeeld te stellen dat [Transport] Transport alsnog betaling eist van haar. De betwisting van Ergon dat door [Transport] werkzaamheden zijn verricht die de facturen rechtvaardigen (memorie van grieven 74) is onvoldoende toegelicht nu voor de hand ligt dat de verhuurder bemoeienissen heeft gehad met de (feitelijke uitvoering van de) verkoop van het leer. Gelet op het voorgaande zijn deze facturen naar het oordeel van het hof terecht in verrekening gebracht.
(…) Met betrekking tot uw advisering ten behoeve van de Coöperatieve Vereniging Ergon geeft u zelf al aan dat u heeft gehandeld in opdracht van mijn dochter c.q. uw client[[geïntimeerde 2]]
. (…) Voorzover mijn dochter hierin heeft gehandeld als (enige) bestuurder van (..) de Coöperatieve Vereniging, heeft u in haar opdracht gehandeld en (…) niet in mijn opdracht.(…)”Een e-mail van [Z.]/Partners van 16 mei 2011 (productie 3.1. bij memorie van antwoord) houdt onder meer in:
“(…) Vervolgens heeft [Z.] & Partners vanaf ca. medio januari 2011 (advies)werkzaamheden verricht ten behoeve van Ergon. De opdrachten daartoe zijn aan ons verstrekt door[[geïntimeerde 1]]
die als enig bestuurster ingeschreven staat bij de KvK. (…)”In het licht van deze e-mails hebben Ergon en [appellante 2] onvoldoende weersproken dat [geïntimeerde 1] bij het geven van de opdracht aan [Z.]/Partners optrad namens Ergon en dat [Z.]/Partners de opgedragen werkzaamheden heeft verricht. Dat Ergon en/of [appellante 2] van mening zijn dat de inhoud van de verslaglegging van [Z.]/Partners “
geheel gericht was op de belangen van[[geïntimeerde 1]]
“doet aan het voorgaande niet af. Aldus hebben Ergon en [appellante 2] hun standpunt dat deze vordering ten onrechte door [geïntimeerde 1] met de koopsom is verrekend onvoldoende onderbouwd. Datzelfde geldt voor de vordering van [A.]/[B.]. De betwisting van de verrekeningsbevoegdheid van [geïntimeerde 1] door Ergon en [appellante 2] hebben laatstgenoemden in de memorie van grieven sub 62 tot en met 70 niet feitelijk onderbouwd.
Ergon en [appellante 2] hebben niet aangegeven wat volgens hen op die datum besproken is. Zij hebben wel gesteld dat [appellante 2] over voldoende geld beschikte om de begrafenis van de vader te betalen, maar zij voeren niet aan dat [appellante 2] toen aangeboden heeft dat te doen. Dit vormt naar het oordeel van het hof een onvoldoende gemotiveerde betwisting van de door [geïntimeerde 1] gestelde, tijdens voormelde bespreking gemaakte, afspraken. Aldus moet er in rechte van uit gegaan worden dat tussen alle leden van Ergon een besluit over de bestemming van de verkoopopbrengst is genomen. Bij dit oordeel betrekt het hof dat vast staat dat voor het overlijden van de vader nooit formele besluitvorming in ledenvergaderingen van Ergon plaatsvond.
“[appellante 2] destijds zelf[heeft]
voorgesteld de (…) schuld uit de verkoopopbrengst te voldoen”(memorie van antwoord 21) is daartoe niet voldoende. Een voorstel van één lid van Ergon impliceert nog niet een afspraak tussen alle leden. De vordering van Ergon zal derhalve tot het bedrag van € 1.500,-- worden toegewezen.
4.8. Wat betreft vordering
c)(betaling van € 4.247,70) overweegt het hof als volgt.
Ergon en [appellante 2] baseren de vordering op de stelling dat [geïntimeerde 1] op 8 april 2011, toen zij geen bestuurder van Ergon meer was, ten laste van de rekening van Ergon tot voormeld bedrag facturen heeft voldaan die aan haar en [geïntimeerde 2] in privé waren gericht.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben dit ontkend en ten verwere aangevoerd dat het gaat om facturen van adviseurs die door ([geïntimeerde 1] namens en ten behoeve van) Ergon zijn ingeschakeld ten tijde van het bestuurderschap van [geïntimeerde 1]. Slechts de betaling heeft later plaats gehad, aldus [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2].
Op dit verweer zijn Ergon en [appellante 2] bij pleidooi in hoger beroep niet gemotiveerd ingegaan. Zij hebben ermee volstaan te herhalen dat het ging om facturen van [geïntimeerde 1] in privé, maar hebben dit niet feitelijk onderbouwd. Dit impliceert dat het verweer slaagt en dat de vordering zal worden afgewezen.