ECLI:NL:GHSHE:2014:2807

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 augustus 2014
Publicatiedatum
19 augustus 2014
Zaaknummer
20-004049-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor meermalen mishandelen van een kind

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor het meermalen mishandelen van zijn zoon. De verdachte, geboren in 1972, werd beschuldigd van mishandeling die plaatsvond tussen 1 februari 2006 en 29 februari 2012. De mishandelingen omvatten het slaan, schoppen en trekken aan de oren van het slachtoffer, die op dat moment nog minderjarig was. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen, waaronder die van het slachtoffer zelf en andere getuigen die de mishandelingen hebben waargenomen. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en vrijspraak van de verdachte, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen consistent en betrouwbaar waren. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met een voorwaardelijke hechtenis van 50 dagen, en een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 1.500,00. De benadeelde partij werd in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze vordering bij de burgerlijke rechter in te dienen. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-004049-13
Uitspraak : 14 augustus 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 6 december 2013 in de strafzaak met parketnummer
01-820085-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is:
- de verdachte ter zake van “mishandeling begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis waarvan 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren;
  • aan de verdachte opgelegd de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, subsidiair 25 dagen hechtenis;
  • de vordering van [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal vrijspreken van het hem ten laste gelegde en de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken en dat de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met
29 februari 2012 te 's-Hertogenbosch, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of geschopt en/of met kracht heeft geduwd en/of met kracht aan diens o(o)r(en) heeft getrokken en/of meegesleurd, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Op grond van de hieronder vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (als hieronder genoemd), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 februari 2006 tot en met 29 februari 2012 te
’s-Hertogenbosch telkens opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [slachtoffer], heeft geslagen en geschopt en met kracht heeft geduwd en met kracht aan diens oren heeft getrokken en/of meegesleurd, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het bewijs
1.
Het ambtsedig proces-verbaal aangifte, proces-verbaalnr. PL21XS 2012091208-1, d.d. 31 augustus 2012, opgemaakt door [verbalisant 1], BOA domein generieke opsporing (p. 4-5 van het dossier van Politieregio Brabant-Noord met registratienr. PL21X1 2012091208), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [slachtoffer], geboren [geboortedag] 1998:
Ik woon momenteel samen met mijn moeder, [getuige 2], en mijn jongere zusje, [betrokkene] op het adres [adres] te ‘s-Hertogenbosch. Mijn moeder is momenteel aan het scheiden van mijn vader, [verdachte].
Sinds mijn 5e jaar werd ik stelselmatig mishandeld door mijn vader. Dit gebeurde soms wel meerdere keren op een dag. In de beginjaren schold hij mij vaak uit. Hij zie dingen zoals: vies kind, homo, klootzak. Later begon hij mij ook fysiek te mishandelen door mij onder andere bij mijn oren op te pakken en van de grond te tillen en mijn oren zo bijna van mijn hoofd te trekken. Dit deed veel pijn bij mij.
Ook werd ik regelmatig geschopt en geslagen. Dit gebeurde op verschillende manieren, de ene keer gebruikte hij zijn vlakke hand en sloeg hij mij in mijn gezicht en romp en de andere keer met een vuist op mijn romp. Ik had hierna rode plekken en dit deed pijn.
Als hij me schopte dan schopte hij mij tegen mijn been. Dit deed ook pijn. Ik heb hier ook wel eens blauwe plekken aan overgehouden op mijn bovenbeen.
De laatste keer dat mijn vader mij sloeg was ongeveer een half jaar geleden toen hij nog bij ons woonde. Ik zat toen met hem in de woonkamer, het was toen ongeveer half zeven in de ochtend. Mijn vader zat toen op de bank en ik stond. Ik zag dat hij opstond van de bank. Ik zag dat hij met zijn rechter vlakke hand uithaalde en ik voelde dat hij mij op mijn linkerwang raakte. Dit deed pijn. Ik ben vervolgens weggelopen, en ik zag dat mijn vader weer op de bank ging zitten. Ik ben naar mijn kamer gelopen en keek daar in de spiegel. Ik zag een grote rode plek op mijn linkerwang. Ik heb daar toen nog zeker twee uur last van gehad.
2.
Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 10 september 2013, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [slachtoffer]:
Mij wordt gevraagd vanaf welk levensjaar ik mijn vader beschuldig. Het zal zijn vanaf ongeveer mijn achtste levensjaar dat dit het geval is. Ik herinner mij dat mijn vader mij rond mijn negende verjaardag mij bij mijn oren pakte en mijn slaapkamer in smeet en mij nog naschopte.
3.
Het ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL21X1 2012091208-2, d.d. 21 november 2012, opgemaakt door [verbalisant 2], agent van politie (p. 7-8 van het dossier van Politieregio Brabant-Noord met registratienr. PL21X1 2012091208), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 1]:
Ik heb samen met mijn moeder [getuige 2], mijn stiefvader [verdachte], mijn broertje [slachtoffer] en mijn zusje [betrokkene] gewoond aan de [adres] te ‘s-Hertogenbosch. Ik ben hier opgegroeid. Ik heb tot aan 2011 gewoond aan de [adres]. Hierna ben ik samen gaan wonen met mijn vriend [getuige 3].
Mijn broertje [slachtoffer] werd door mijn vader [verdachte] van jongs af aan hardhandig gecorrigeerd. In de loop van de jaren werd dit steeds erger. Ik zag meerdere malen met regelmaat dat mijn broertje door [verdachte] aan zijn oren werd meegetrokken.
Toen [slachtoffer] ouder werd ging hij er wel een beetje tegenin, maar dit werkte niet. [verdachte] werd dan nog hardhandiger. Hij werd ook hard geduwd. Ik zag ook dat hij [slachtoffer] vaak met zijn platte hand hard in zijn gezicht sloeg. Ik zag dan later ook een rode plek op het gezicht van [slachtoffer]. Dit kwam regelmatig voor.
4.
Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 10 september 2013, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 1]:
De raadsman houdt mij voor dat ik als getuige heb verklaard dat [verdachte] [slachtoffer] vaak met zijn platte hand hard in zijn gezicht sloeg. Daar blijf ik ook vandaag bij.
Ik heb [verdachte] ook nog andere dingen zien doen bij [slachtoffer], behalve slaan met de vlakke hand. Ik heb gezien dat [verdachte] [slachtoffer] aan zijn oor trok. Dat deed [verdachte] dan aan de oorschelp van [slachtoffer]. [slachtoffer] moest dan voor straf naar zijn kamer maar dat wilde [slachtoffer] niet, en dan werd hij aan zijn oor getrokken. Dat orentrekken is ook op latere leeftijd gebeurd.
5.
Het ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL21X1 2012091208-3, d.d. 23 november 2012, opgemaakt door [verbalisant 2], agent van politie (p. 10-11 van het dossier van Politieregio Brabant-Noord met registratienr. PL21X1 2012091208), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 2]:
Ik woon samen met mijn twee jongste kinderen, [betrokkene] van 11 jaar oud en [slachtoffer] van 14 jaar oud aan de [adres]. Mijn ex, [verdachte], woont sinds 28 mei 2012 in [woonplaats]. Ik heb nog een dochter, [getuige 1], die woont samen met haar vriend. [getuige 1] heeft tot aan oktober/november 2011 bij mij in huis gewoond.
[verdachte] was zelf bezig met een opleiding tot verpleegkundige, maar slaagde hier niet voor. Ik denk dat dit het moment is geweest dat het bergafwaarts ging. [slachtoffer] was op dat moment ongeveer 6 jaar oud. Wanneer [slachtoffer] de eerste klap kreeg dat weet ik niet exact. Maar ik denk dat het rond deze periode is geweest. [verdachte] gaf [slachtoffer] van jongs af aan al flinke tikken. Gewoon voor simpele dingen zoals in de keukenkastjes zitten. Dan kreeg [slachtoffer] flinke tikken op zijn hand. De hand van [slachtoffer] werd dan flink rood.
[slachtoffer] werd naar mijn mening niet dagelijks mishandeld, maar wel met regelmaat. De laatste jaren werd het steeds erger.
[slachtoffer] kreeg steeds vaker klappen. Als bij niet luisterde kreeg hij klappen. Als hij niet aan de verwachtingen van [verdachte] voldeed kreeg hij klappen. Zoals de schoolcijfers. Als het cijfer niet boven de 8 was kreeg hij klappen. Als [verdachte] merkte dat hij niet goed leerde kreeg hij klappen. [verdachte] pakte [slachtoffer] flink aan zijn oren vast en trok hem dan mee naar zijn slaapkamer. Ik dacht dan die oren vallen er af. Ik zag dat [verdachte] met platte hand in het gezicht van [slachtoffer] sloeg. Ik zag dan de handafdruk van [verdachte] in het gezicht van [slachtoffer]. Het kwam ook voor dat [slachtoffer] een bloedneus werd geslagen door [verdachte].
Ik heb regelmatig blauwe plekken en schaafwonden bij [slachtoffer] gezien. Als [slachtoffer] begon te huilen kreeg hij nog meer klappen.
6.
Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 10 september 2013, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 2]:
[verdachte] vond het normaal om [slachtoffer] tikken te geven. In 2007 is de situatie tussen [slachtoffer] en [verdachte] heel erg verslechterd. [slachtoffer] was toen negen jaar.
Als ik hierboven heb verklaard dat de situatie tussen [slachtoffer] en [verdachte] in 2007 verslechterde, dan bedoel ik daar ook mee dat de mishandelingen door [verdachte] toenamen.
7.
Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 10 september 2013, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van[getuige 5]:
[getuige 1] is een vriendin van mij. Ik kwam vroeger veel bij [getuige 1] thuis. Vanaf 2001 kwam ik bij haar over de vloer, dat is gestopt toen [getuige 1] op zichzelf ging wonen, in feite ging samenwonen met haar vriend en dat is nu zo’n anderhalf jaar geleden.
[verdachte] kon [slachtoffer] aan zijn oren omhoog optrekken, dat was dan als hij straf kreeg. Dat heb ik zelf gezien, ik was dan ook in de huiskamer. Ik heb dat vaker door de jaren heen gezien. Er werd dan bij geschreeuwd. De manier waarop aan zijn oren werd getrokken is niet de manier waarop ik aan mijn oren werd getrokken door mijn vader. Volgens mij moest [slachtoffer] dan naar zijn kamer voor straf en trok [verdachte] hem omhoog aan zijn oren. [slachtoffer] ging dan op de grond zitten, hij wilde dan niet gaan, en dan werd er aan zijn oorschelp getrokken. [slachtoffer] schreeuwde dan. De hele tijd, door de jaren heen, dat ik daar over de vloer kwam is dat orentrekken gebeurd. Dat is gebeurd tot aan de twaalfjarige leeftijd van [slachtoffer]. De raadsman vraagt mij hoeveel keren ik dat heb gezien. Ik denk toch wel zeker zo’n vier keren. Ik heb wel eens blauwe plekken bij [slachtoffer] gezien.
Mij wordt gevraagd nog eens uit te leggen wat ik bedoelde toen ik zojuist, toen ik sprak over het orentrekken, bedoelde met mijn opmerking ‘dat is niet de manier waarop ik aan mijn oren werd getrokken door mijn vader’. Ik zal proberen het uit te leggen. Toen ik zag hoe [verdachte] [slachtoffer] aan zijn oren trok, schrok ik daarvan. Ik vond dat het er te hard aan toe ging. Ik werd ook wel eens aan mijn oren getrokken door mijn vader, maar niet zoals [verdachte] dat bij [slachtoffer] deed.
8.
Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 10 september 2013, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 3]:
Ik kom al zeven jaren thuis bij [verdachte], [getuige 2], [slachtoffer] en [betrokkene]. Mij wordt gevraagd om de relatie tussen [verdachte] en [slachtoffer] te beschrijven. Ik kan eigenlijk alleen iets zeggen over de laatste tijden dan heb ik het over de jaren 2008 tot 2012. In 2012 vertrok [verdachte] uit de woning.
Ik heb ruzies meegemaakt tussen [verdachte] en [slachtoffer]. Ik heb ook ruzies gehad met mijn vader, maar wat ik bij [verdachte] en [slachtoffer] zag was anders. Dat waren fysieke ruzies. Daarbij werd vastgepakt, geduwd, aan de oren getrokken.
9.
Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 10 september 2013, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige 4]:
Ik heb gezien dat [verdachte] [slachtoffer] aan zijn oren naar zijn kamer sleurde. Dat ging hard. Ik heb gezien dat het [slachtoffer] pijn heeft gedaan. Ik hoorde hem huilen, hij was boos en ontdaan en ik zag aan zijn gezichtsuitdrukking dat het pijn deed.
10.
Het ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, proces-verbaalnr. PL21X1 2012091208-4, d.d. 6 december 2012, opgemaakt door [verbalisant 2], agent van politie (p. 14 van het dossier van Politieregio Brabant-Noord met registratienr. PL21X1 2012091208), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte:
Ik heb samen met mijn gezin van 1995 tot aan 2012 aan de [adres] gewoond.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

A.

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

B.1

Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Daartoe is primair aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat er geen wettig bewijs is voor het ten laste gelegde feit, aangezien:
  • aangever en de diverse getuigen incidenten opnoemen, maar hierin niet eensluidend zijn, en er geen specifiek feitencomplex is aan te wijzen dat wordt gestaafd door meer dan één getuige;
  • de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 2] onbetrouwbaar zijn;
  • diverse getuigen innerlijk tegenstrijdig verklaren.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de overtuiging ontbreekt, aangezien de getuigen uit het kamp van de moeder van aangever komen, de getuigen elkaar hebben beïnvloed bij hun verklaringen en verklaringen innerlijk tegenstrijdig, maar ook onderling tegenstrijdig zijn.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

B.2

Volgens artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Deze bepaling verbiedt daarom de rechter tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarvan is in deze zaak evenwel geen sprake, nu de verklaringen van aangever [slachtoffer] niet op zichzelf staan en voldoende bevestiging en steun vinden in de overige door het hof gebezigde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en in onderling tijdsverband bezien.

B.3

Naar het oordeel van het hof zijn de verklaringen van aangever [slachtoffer] en moeder [getuige 2], voor zover het hof deze heeft gebezigd tot het bewijs, in de kern consistent en vinden zij in voldoende mate bevestiging en steun in de overige verklaringen, zowel afgelegd bij de politie als bij de rechter-commissaris, in onderlinge samenhang en tijdsverband bezien. De stelling van de verdediging dat de verklaringen op elkaar zijn afgestemd, is niet aannemelijk geworden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van de als bewijs gebezigde verklaringen moeten worden getwijfeld.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het gaat om langdurig huiselijk geweld ten aanzien van verdachtes nog schoolgaand kind, terwijl juist een veilig thuis, een thuis zonder fysiek geweld, de basis is voor een gezonde ontwikkeling van een kind tot een zelfstandige volwassene.
  • de mate waarin door het bewezen verklaarde pijn is toegebracht aan het slachtoffer en bij het slachtoffer gevoelens van machteloosheid en onveiligheid zijn veroorzaakt.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
  • de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf van na te melden duur in het onderhavige geval een passende reactie.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Bij vonnis waarvan beroep is de vordering van de benadeelde partij toegewezen.
De benadeelde partij heeft gepersisteerd bij haar in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Daartoe overweegt het hof dat nader onderzoek noodzakelijk zou zijn voor de beantwoording van de vraag in hoeverre de gestelde immateriële schade het gevolg is van het bewezen verklaarde, nu de vordering blijkens het schadeonderbouwingsformulier mede betrekking heeft op geweldshandelingen van verdachte jegens de benadeelde partij die niet zijn ten laste gelegd. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Het hof zal de proceskosten compenseren in dier voege dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het
Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagenhechtenis.
Verklaartde benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaaltdat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
mr. G.Th.C. van der Bilt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.