ECLI:NL:GHSHE:2014:2778
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake verblijfplaats minderjarige na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de verblijfplaats van een minderjarige, [de zoon], na de echtscheiding van de ouders. De moeder, appellante, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, met het verzoek om de vader te gelasten [de zoon] aan haar over te dragen. De voorzieningenrechter heeft op 14 januari 2014 de vordering van de moeder afgewezen en in reconventie bepaald dat [de zoon] bij de vader zal verblijven totdat in de bodemprocedure is beslist over de wijziging van zijn hoofdverblijfplaats.
De moeder heeft tegen deze beslissing vier grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis. De vader heeft de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de situatie bij de moeder en dat het in het belang van [de zoon] is dat hij bij de vader verblijft, in afwachting van de resultaten van een raadsonderzoek en de beslissing van de bodemrechter.
Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en geoordeeld dat de voorzieningenrechter op juiste wijze heeft gehandeld. De beslissing van de voorzieningenrechter is niet in strijd met het recht op 'family life' zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.