Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
in hoedanigheid van curator in het faillissement van [failliet], voorheen handelend onder de naam East-West Intermediaire,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 105902 / HA ZA 11-7)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
(b) voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] niet heeft aangetoond dat zij vermogensbestanddelen zoals het huis kan terugnemen (artikel 61 lid 4 Fw),
(c) [geïntimeerde] te veroordelen binnen veertien dagen na betekening van dit arrest mee te werken aan de ondertekening van de notariële akte van levering aan [failliet] en te bepalen (i) dat de curator bevoegd is het huis aan een derde te verkopen en te leveren, (ii) dat [geïntimeerde] na een dergelijke verkoop en levering moet meewerken aan de ondertekening van een notariële akte van levering aan de koper en (iii) dat de verkoopopbrengst na aflossing van de hypotheekschuld met kosten aan de boedel toekomt, op straffe van een dwangsom,
‘Op de belegging of wederbelegging is artikel 95, eerste lid, eerste volzin, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing’.Deze eerste volzin van artikel 1:95 lid 1 BW luidt: ‘
Een goed dat een echtgenoot anders dan om niet verkrijgt, blijft buiten de gemeenschap, indien het bij de verkrijging voor meer dan de helft van de tegenprestatie ten laste van zijn eigen vermogen komt’
.Deze nieuwe bepaling heeft directe werking vanaf 1 januari 2012 en is aldus op de rechtsverhouding in dit geding van toepassing, nu in het overgangsrecht (artikel V van de wet van 18 april 2011) geen andere regeling is opgenomen (artikel V lid 3 van de wet van 18 april 2011 betreft uitsluitend de tweede en derde zinnen van artikel 1:95 lid 1 BW alsmede artikel 1:95 lid 2 BW).
(a) of en tot welk bedrag zij heeft afgelost op de geldlening voor de verkrijging van het huis (antwoord in appel, 46); en