Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant],wonende te [woonplaats 1],
[appellante],wonende te [woonplaats 1],
1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats 2],
[geïntimeerde 2],wonende te [woonplaats 2],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/256913/HA ZA 12-783)
2.Het geding in hoger beroep
- de appeldagvaarding;
- de memorie van grieven met een productie;
- de memorie van antwoord met twee producties.
3.De beoordeling
Op het perceel waarop thans huisnrs. [huisnummer 2] en [huisnummer 3] zijn gesitueerd is in het verleden, vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw, een chemische wasserij gevestigd geweest welke onder meer gebruikt maakte van Per en Tri. Deze stoffen zijn in de bodem terecht gekomen en veroorzaken daar thans bodemverontreiniging. Achter de bebouwing op huisnrs. [huisnummer 2] en [huisnummer 3] ligt een verhard perceel [sectieletter 1][sectienummer A] (op een eerdere kaart: [oud-sectienummer ]), dat via een hek toegang geeft tot de [straatnaam 3] (die achter de [straatnaam 1] ligt).
Vervolgens bleek dat de verontreiniging vanuit de voormalige wasserij op (thans) huisnrs. [huisnummer 2] en [huisnummer 3] zich had verspreid tot een deel van perceel nr. [sectieletter 1][sectienummer C], doch enkel onder het niet-bebouwde deel daarvan.
In de jaren 1998-2000 gingen alle betrokkenen ervan uit dat de verontreiniging gesaneerd zou moeten worden, ook onder perceel nr. [sectieletter 1][sectienummer C].
- Binnen drie maanden nadat door de hiertoe bevoegde overheidsinstantie een verklaring is afgegeven dat het perceel gemeente [plaats] sectie [sectieletter 1] nummer [sectienummer E] gesaneerd is, heeft verkoper de plicht het voornoemde perceel aan te bieden aan koper, […] onder de volgende voorwaarden.
- In geval van verkoop van het achtergelegen grondperceel, hierna te noemen “het perceel”, gemeente [plaats] sectie [sectieletter 1][sectienummer E] […], zal verkoper hiervan eerst aan koper, bij aangetekende brief of deurwaardersexploit, kennis moeten geven.
- Koper heeft gedurende twee maanden na ontvangst hiervan de gelegenheid bij aangetekende brief of deurwaardersexploit aan verkoper te berichten dat hij het perceel wenst te kopen.
- Indien koper binnen twee maanden niet bericht aan verkoper of als koper aan verkoper bericht dat hij niet geïnteresseerd is in aankoop, dan zal het recht op koop volledig vervallen en is verkoper gerechtigd voor iedere prijs het perceel aan derden te verkopen en koper kan verkoper nimmer aansprakelijk stellen.
Op 31 oktober 2012 antwoordde [appellanten] (door tussenkomst van zijn belangenbehartiger) dat hij gebruik wenste te maken van zijn voorkeursrecht tot koop, conform het in de akte bepaalde en dus nadat sanering had plaatsgevonden, nu immers blijkens die akte het perceel gesaneerd dient te worden alvorens dit aan de koper werd aangeboden.
Op 2 november 2012 heeft [geïntimeerden] in reactie daarop aan [appellanten] bericht dat [appellanten] het contract (zie hiervoor onder 3.1.7.) verkeerd interpreteerde door diens stellingname dat slechts punt a) onder “vestiging voorkeursrecht tot koop” van toepassing zou zijn, daar die paragraaf slechts zegt dat er een aanbiedingsplicht is na sanering. Dat sluit volgens [geïntimeerden] geen vervreemding aan derden uit, als beschreven onder b). Nu de situatie zich voordeed dat aan derden vervreemd kon worden is het contract gevolgd zoals onder punt b) omschreven. De door [appellanten] gestelde voorwaarde van sanering is in de kennisgeving van 4 september 2012 reeds uitgesloten, Desondanks werd aan [appellanten] nog een korte termijn gegund, tot 6 november 2012, om kenbaar te maken of deze gebruik wenste te maken van het voorkeursrecht.
Bij brief van 5 november 2012 gaf [appellanten] (andermaal) te kennen het perceel te willen kopen in gesaneerde staat.
[geïntimeerden] heeft perceel nr. [sectieletter 1][sectienummer E] verkocht aan [eigenaar percelen huisnrs. 2 en 3], maar nog niet geleverd, daar [appellanten] daarop conservatoir beslag heeft gelegd.
Hierna zal bij de bespreking van de grieven blijken in hoeverre zijn vorderingen toewijsbaar zijn.
heeft zijn grieven tamelijk onoverzichtelijk gepresenteerd, maar duidelijk is dat grieven I tot en met III zijn gericht tegen r.o. 3.7 en 3.9 tot en met 3.13.
Geen grief is gericht tegen r.o. 3.8 en [geïntimeerden] heeft geen incidenteel appel ingesteld en dus ook geen grief gericht tegen r.o. 3.8 waarin een door hem verdedigd standpunt werd verworpen. Slechts in het geval van vernietiging van het vonnis wegens het slagen van een van de grieven van [appellanten] dienen in het kader van de devolutieve werking van het appel ook de verworpen verweren van [geïntimeerden] (die overigens door [geïntimeerden] in zijn mva sub 2.2.20-23 worden herhaald) alsnog in de beschouwingen te worden betrokken.
Feitelijk betekent dit overigens dat het geschil in volle omvang aan het hof ter beoordeling is voorgelegd.
Vorderingen 1 tot en met 3 stellen feitelijk alle aan de orde dat in de gegeven situatie [geïntimeerden] het perceel in gesaneerde staat had moeten leveren aan [appellanten] en vordering sub 4 stelt aan de orde dat [geïntimeerden] tenminste het perceel in ongesaneerde toestand had moeten aanbieden aan [appellanten].
Partijen zijn het er ook wel over eens dat er destijds, in 2000, door alle betrokkenen werd verwacht dat het hoe dan ook – en op afzienbare termijn - tot een sanering zou komen.
De omstandigheid dat de sanering door of in opdracht van de Provincie ter hand zou worden genomen laat echter de mogelijkheid dat die sanering (deels) op [geïntimeerden] verhaald zou worden onverlet.
Anderzijds is evenmin uit te sluiten dat, gegeven de volgende omstandigheden:
a) dat de verontreiniging niet door [geïntimeerden] of door zijn rechtsvoorgangers op perceel nr. [sectieletter 1][sectienummer C]/[sectienummer E] was veroorzaakt,
b) de bulk van de verontreiniging onder de percelen zat waarop huisnrs. [huisnummer 2] en [huisnummer 3] stonden en niet op perceel nr. [sectieletter 1][sectienummer E], en
c) het voor de hand lijkt te liggen dat als er gesaneerd zou worden, dat in een totale aanpak zou dienen te geschieden waarbij verreweg de meeste kosten verband hielden met de sanering van de ondergrond van huisnrs. [huisnummer 2] en [huisnummer 3], en niet van perceel nr. [sectieletter 1][sectienummer E],
de Provincie van kostenverhaal zou hebben afgezien.
Kortom: de vraag in hoeverre vast staat dat de kosten van sanering uiteindelijk al dan niet door [geïntimeerden] gedragen zouden moeten worden is met teveel onzekerheden omgeven om met de uitkomst daarvan in rechte rekening te houden.
- door middel van uitleg bepaald kan worden of de overeenkomst een afdoende regeling gaf of beoogde te geven voor de verschillende situaties welke konden optreden;
- sprake is van een lacune welke aanvulling behoeft;
- zich gewijzigde omstandigheden als bedoeld in art. 6:258 BW welke aanleiding geven tot wijziging van de overeenkomst hebben voorgedaan.
kon er dus – tenzij hij daartoe werd gedwongen door Provincie of Gemeente – niet toe gedwongen worden kosten te maken teneinde het perceel te saneren. Zou hij daartoe wel gedwongen worden door de Provincie of Gemeente, dan kwam dat voor zijn risico en in dàt geval was hij verplicht het perceel aan [appellanten] aan te bieden.
Ook als deze vordering gelezen zou moeten worden als een vordering tot het openen van onderhandelingen of het sluiten van een overeenkomst met betrekking tot het perceel in gesaneerde staat, dan nog is deze niet toewijsbaar, aangezien in het hiervoor overwogene ligt besloten dat [appellanten] dat niet kan verlangen.
Bij comparitie in eerste aanleg heeft [appellanten] echter te kennen gegeven wel van het nieuwe onderzoek op de hoogte te zijn, doch stelde hij dat volgens de ene deskundige de sanering moest worden aangepakt en volgens de andere het nogal mee viel; de gemeente wilde echter geen garantie geven dat saneringskosten niet op [appellanten] zouden worden verhaald. Bij die stand van zaken vond [appellanten] het risico van aankoop te groot.
Hoe begrijpelijk dat standpunt ook moge zijn, dit laat onverlet dat [appellanten] in zijn standpunt dat hem een keuze was onthouden omdat hij het rapport niet kende niet kan worden gevolgd. Aldus overwoog ook de rechtbank; de daartegen gerichte grief faalt.
De conclusie blijft dat in 2012 [appellanten] op een aanbod van [geïntimeerden] om het ongesaneerde perceel aan te kopen niet is ingegaan, zodat hij dat thans in rechte niet meer kan vorderen.
ongesaneerdte kunnen vervreemden aan een derde verplicht in
gesaneerdevorm moet aanbieden aan [appellanten] zou vanzelfsprekend elke zin ontberen.
De bij wijze van voorbeeld geschetste situatie heeft zich evenwel niet voorgedaan, noch een daarmee vergelijkbare situatie.
Het hof verwijst naar producties 23 tot en met 26 bij de akte van [appellanten] van 17 april 2013 ter voorbereiding op de comparitie. Het gaat om brieven van de Gemeente en een rapport van Oranjewoud. De brieven van de Gemeente zijn deels op dat rapport geënt.
feitengesteld en/of te bewijzen aangeboden welke – indien bewezen – tot de gevolgtrekking kunnen leiden dat sanering op overzienbare termijn te verwachten valt. Mitsdien gaat het hof ook aan dat bewijsaanbod voorbij.
De nevenvorderingen 6 tot en met 8 (beslagkosten, buitengerechtelijke kosten en proceskosten) zijn evenmin toewijsbaar, nu geen van de hoofdvorderingen toewijsbaar is.