Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant B.V.] ,
wonende en kantoorhoudende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde in het principaal appel,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer: 123368 / HA ZA 07-924)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
“Centrum binnenstad” + “Centrum binnenstad, herz. ‘95”om het gebruik van het pand te wijzigen in café in plaats van discotheek/dancing. Dit besluit bevat verder de navolgende bepalingen, voor zover hier relevant:
Primair geldt voor deze zone het handhaven c.q. bevorderen van de multifunctionaliteit en het bevorderen van het publiekgerichte karakter, de kwaliteit, de levendigheid en het functioneren van dit deel van het centrum.
De hoofdfunctie op de begane grond dient een overwegend publiekgerichte functie of een woonfunctie te zijn. Daar waar dit op de kaart ‘functionele karakteristiek’ met de aanduiding ‘grootschalige forumfuncties’ is aangeduid, moet deze functie worden gehandhaafd.
In deze zone is het wonen de hoofdfunctie voor de verdiepingen. Voor de verdiepingen geldt het behouden en zo mogelijk het versterken van de woonfunctie. (…)
In deze zone zijn niet toegestaan: winkelgebonden horeca, restaurants, cafés en fastfoodbedrijven, discotheken en coffeeshops; (…)
“realiseren bedrijfskeuken op de eerste verdieping van het pand (…)”heeft de gemeente onder meer aan [appellant] meegedeeld dat
wonen”, dat voor de horecafunctie binnen het deconcentratiegebied geen vrijstellingsmogelijkheid is opgenomen voor een andere dan een woonfunctie op de verdieping en dat een horeca-exploitatie op de verdieping zich niet verdraagt met de woonbestemming op de verdieping van de omliggende panden.
vanhaar] wordt afgewezen. In reconventie was de vordering tegen [appellant B.V.] ingesteld voor het geval komt vast te staan dat mede tussen [appellant B.V.] en [geïntimeerde] de overeenkomst bestaat. Dat laatste blijkt niet het geval te zijn, zodat de voorwaarde niet is vervuld en in reconventie alleen de vordering tegen [appellant] aan de orde is. Tegen deze oordelen zijn geen grieven gericht, zodat in conventie en in reconventie [appellant B.V.] als partij verder buiten beschouwing blijft.
allevorderingen van [appellant] uit hoofde van de gestelde onjuiste advisering ten aanzien van de bedrijfskeuken zijn verjaard. Het gaat in dit geval om een aantal afzonderlijke schadeposten die op verschillende tijdstippen zijn ontstaan. Alleen voor de schadeposten die zijn ontstaan tussen 30 september 2000 en 29 juni 2001, vijf jaar voor de brief van [appellant] van 29 juni 2006 (hiervoor in 4.1 onder 2.13 vermeld), geldt dat het beroep op verjaring van [geïntimeerde] opgaat. Voor het overige gaat dit beroep ten aanzien van de advisering over de bedrijfskeuken niet op. Tegen het oordeel van de rechtbank dat het beroep op verjaring niet opgaat ten aanzien van de advisering over de bestemming als eetcafé heeft [geïntimeerde] geen grieven gericht, zodat het hof van dat oordeel uitgaat.
chade