Bij memorie van grieven betoogt [appellant] dat er, anders dan in de ontslagbrief is verwoord, niet sprake was van gevaarzetting. Hij voert aan dat hij bij het afbranden van het stukje koperdraad het oventje heeft gebruikt zoals bij het schoonbranden van de mallen, die hij dagelijks afbrandt. Tegelijkertijd met het schoonbranden van het stukje draad werden de mallen schoongebrand. Het betreffende oventje werd constant afgezogen, zodat er bij het verbranden van het kabelomhulsel geen giftige dampen zijn vrijgekomen, aldus [appellant].
Het hof stelt voorop dat [appellant] door het afbranden van de koperdraad heeft gehandeld in strijd met de binnen DSM geldende regels. Het hof verwijst naar de rechtsoverwegingen 7.6.2 en 7.6.3. [appellant] heeft ook niet aangevoerd dat hij conform deze regels heeft gehandeld.
Het hof acht het voldoende aannemelijk dat de handelwijze van [appellant] heeft geleid tot een gevaarlijke situatie.
Volgens [appellant] zelf is inherent aan het afbranden van plastic het ploffen van het oventje. Dat er sprake is geweest van een plof, zoals verwoord in de brief van [medewerker DSM Ahead B.V.] (zie r.o. 7.1.2), staat daarmee voor het hof vast. Overigens heeft [appellant] in de kern genomen niet meer aangevoerd dan dat het incident van de 13de mei 2011, waarbij hij betrokken was, in de genoemde brief niet gedetailleerd is weergegeven. Het hof verwerpt dat standpunt. In de brief, die is geaccordeerd door twee medewerkers die van het incident getuige zijn geweest (zie r.o. 7.1.4), wordt het incident immers als volgt omschreven:
“Na melding van een tweetal medewerkers van MSC bleek uit een van de afbrandovens, eigendom van MSC en frequent in zijn werkzaamheden gebruikt door dhr. [appellant] na een korte doffe plof een steekvlam te zijn gekomen uit zowel de ontgassing als door de kieren van de deur.”
Het hof acht het dan ook voldoende aannemelijk dat er na de plof een steekvlam is geweest. Vervolgens wordt ook de stankoverlast in genoemde brief gedetailleerd omschreven en wel als volgt:
“Een van de toevallige aanwezige MSC medewerkers vond de ontstane stank overlast lijken op verbrande bekabeling.”
Volgens [appellant] werd het oventje voortdurend afgezogen en kan er daarom geen stankoverlast zijn geweest. Vaststaat echter dat er niet sprake is geweest van het afbranden van de gebruikelijke objecten, te weten mallen, maar van koperdraad. In het licht daarvan en gelet op het ploffen van het oventje en de steekvlam, die het hof aannemelijk oordeelt, komt het hof tot het oordeel dat [appellant] de alleszins aannemelijke stelling dat sprake was van gevaarzetting door vrijkomende dampen onvoldoende heeft betwist, zodat dit vast staat.