Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- mr. Van Gans;
- de heer [medewerker van de gemeente], namens het college.
3.De beoordeling
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man die in een procedure tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maastricht is verwikkeld. De man, die zonder bekende woon- of verblijfplaats is, heeft in eerste aanleg verzocht om de bijstandsbijdrage die hij moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van zijn zoon, te verlagen naar nihil. De rechtbank Limburg had eerder bepaald dat de man een bijdrage van € 484,92 per maand moest betalen, welke bijdrage was vastgesteld in een beschikking van 18 oktober 2011. De man is van mening dat zijn financiële situatie is verslechterd en dat hij niet in staat is deze bijdrage te betalen. Het college heeft echter betoogd dat de man zijn financiële situatie niet voldoende heeft onderbouwd en dat hij zijn onderhoudsplicht jegens zijn zoon niet nakomt. Tijdens de mondelinge behandeling is de man niet verschenen, ondanks dat hij opgeroepen was. Het hof heeft vastgesteld dat de man geen verificatoire bescheiden heeft overgelegd om zijn financiële situatie te onderbouwen. Het hof concludeert dat de man in staat is de vastgestelde bijdrage te betalen en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 31 juli 2014.