ECLI:NL:GHSHE:2014:2537

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juli 2014
Publicatiedatum
29 juli 2014
Zaaknummer
HD 200.136.487_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een reisorganisatie voor niet nagekomen afspraken met een harmonie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van I.C. Productions B.V. (hierna: ICP) tegen Petrus en Paulus, Harmonie St. (hierna: Harmonie). ICP had een concertreis naar Reims georganiseerd voor Harmonie, maar de samenwerking liep spaak. De rechtszaak was het gevolg van een geschil over de aansprakelijkheid van Harmonie voor gemaakte kosten door ICP. De rechtbank Limburg had eerder de vorderingen van ICP afgewezen, wat ICP in hoger beroep aanvecht.

De feiten van de zaak zijn als volgt: ICP had in 2012 een offerte gestuurd aan Harmonie voor een concertreis naar Reims. Na enige correspondentie en een bespreking, waarin de prijs ter discussie werd gesteld, besloot ICP de organisatie van de reis af te blazen. ICP vorderde vervolgens betaling van gemaakte kosten en schadevergoeding van Harmonie, die volgens ICP onrechtmatig had gehandeld door de concertreis toch door te laten gaan zonder ICP te compenseren.

Het hof oordeelde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen die Harmonie aansprakelijk stelde voor de kosten die ICP had gemaakt. Het hof bevestigde dat de opzegging van de samenwerking aan ICP was toe te rekenen en dat Harmonie niet onrechtmatig had gehandeld door de concertreis zelfstandig te organiseren. De vorderingen van ICP werden afgewezen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in contractuele relaties en de gevolgen van het niet nakomen daarvan. Het hof wees ICP ook in de proceskosten van het hoger beroep, wat de financiële gevolgen van de rechtszaak voor ICP vergrootte.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.136.487/01
arrest van 29 juli 2014
in de zaak van
I.C. Productions B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als ICP,
advocaat: mr. R.L.A. van Buul te 's-Hertogenbosch,
tegen
Petrus en Paulus, Harmonie St.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Harmonie,
advocaat: mr. P.J.M. Brouwers te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 13 september 2013 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg van 19 juni 2013, gewezen tussen ICP als eiseres en Harmonie als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 510207/ CV EXPL 13-409)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met eiswijziging;
- de memorie van antwoord met producties.
-
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) ICP exploiteert sinds 2004 een onderneming die zich bezig houdt met het organiseren van
muziekreizen en in het bijzonder concertreizen ten behoeve van muziekgezelschappen.
b) Medio 2011 heeft Harmonie aan ICP verzocht een concertreis te organiseren, in de periode september/oktober 2012.
c) Bij e-mail van 27 februari 2012 heeft [medewerker van ICP], van ICP, aan [[mede)bestuurder en secretaris van Harmonie], (mede)bestuurder en secretaris van Harmonie, een offerte gestuurd, betreffende een concertreis op 13 en 14 oktober 2012 naar Reims. Volgens de offerte (hierna: de offerte van 27 februari 2012) worden twee concerten gegeven in de aula van het Conservatorium in Reims, in samenwerking met de Harmonie Reims. De prijs van de reis is € 235,00 per persoon.
d) Bij e-mail van 27 februari 2012 antwoordt [[mede)bestuurder en secretaris van Harmonie] aan [medewerker van ICP]:
“(…) Als we akkoord gaan, neem ik aan dat dat vooral geldt voor de prijs en het globale programma (…)”.
e) Op voorgaande e-mail heeft [medewerker van ICP] als volgt gereageerd (productie 9):
“(…) Geen probleem om het reisprogramma nader aan te passen; daar kunnen we het later altijd nog over hebben. Als u akkoord bent leggen we alles vast en komen we tot een fijnafstelling (…)”
f) Bij e-mail van 1 maart 2012 bericht [[mede)bestuurder en secretaris van Harmonie]:
“(…) We hebben maandag vrij soepeltjes besloten akkoord te gaan.
Wel willen wij als comité snel mezelf even binnenskamers afstemmen over wat en hoe we e.e.a. zelf willen inrichten.
Denk daarbij aan het bepalen van de eigen bijdrage van de leden en of we supporters moeten meenemen. Maar ook over de invulling van het programma.
B.v. de tijden van de concerten. Liggen die al helemaal vast? Waarschijnlijk niet.
Zodra wij zelf weten wat we willen, nemen we contact met U op en kunnen we verder wat meer de puntjes op de I gaan zetten (…)”.
g) Op 6 april 2012 heeft in [plaats 1] een bespreking plaatsgevonden tussen [medewerker van ICP] en (een delegatie van) het bestuur van Harmonie. Bij die bespreking is door het bestuur van Harmonie de door ICP in de offerte van 27 februari 2012 vermelde prijs van € 235,00 per persoon aan de orde gesteld.
h) Bij e-mail van 6 april 2012 bericht [medewerker van ICP] aan [[mede)bestuurder en secretaris van Harmonie]:

Toen ik vanochtend voor de derde keer vertrok naar [plaats 1] voor het gesprek met uw bestuur dacht ik het reisprogramma nogmaals door te nemen en vervolgens de hoofdlijnen van de overeenkomst te bespreken om de concertreis van uw orkest definitief vast te stellen. De inzet van het gesprek van de zijde van uw bestuur was echter onderhandeling over de prijs waarmee alles ineens op losse schroeven werd gezet. Ik kreeg verder de indruk dat er weinig vertrouwen was in onze organisatie daar waar het de prijs-kwaliteitverhouding betreft. Toen ik naar [plaats 2] terugreed kwam ik dan ook gaandeweg tot de conclusie dat uw ambitieniveau en uw beschikbaar budget niet met elkaar overeenkomen als wij die reis voor u organiseren. Zeer tot mijn spijt moet ik u dan ook meedelen van organisatie van de reis af te zien. Ik heb er te weinig vertrouwen in dat u na afloop van de reis er met genoegen op terugkijkt en dat is wat mij betreft altijd de bedoeling.
U begrijpt dat ik een dergelijke beslissing niet snel neem, zeker niet gelet op de tijdsinvestering die reeds is gedaan. (…) zo’n 40 uur die nu min of meer verloren tijd zijn.
Om de schade onzerzijds te beperken zal ik daarom de zaalreserveringen en de gelegde contacten benutten om hiermee concerten van andere orkesten te organiseren.
Mocht u in de toekomst toch een concertreis willen maken dan raad ik u aan deze zelf te organiseren (…).
i. i) Bij e-mail van 17 april 2012 antwoordt [[mede)bestuurder en secretaris van Harmonie] aan [medewerker van ICP]:
“Het bestuur heeft Uw beslissing m.b.t. het afzeggen van de concertreis naar Reims vernomen
Naar aanleiding daarvan is mij verzocht, U mede te delen, dat wij ons vrij voelen, zelf contact op te nemen met de mensen in Reims.”
j) Bij e-mail van 17 april 2012 reageert [medewerker van ICP] als volgt:
“In dat geval verzoek ik u Uw bestuur mee te delen dat, indien u gebruik maakt van het door ons verrichtte werk, wij de door ons gemaakte kosten (40 uren + vervoer en verblijf) in rekening zullen brengen.”
k) Bij factuur van 2 mei 2012 heeft ICP Harmonie € 4.826,87 in rekening gebracht. Het in rekening gebrachte bedrag betreft de voorbereiding van de concertreis naar Reims op 13 en 14 oktober 2012.
l) Bij brief van 11 juni 2012 schrijft [vice-voorzitter van Harmonie], vice-voorzitter van Harmonie, aan ICP:
“(…) Op de eerste plaats is er nooit een overeenkomst tot stand gekomen op basis waarvan wij kosten verschuldigd zouden zijn. De geïnvesteerde tijd en kosten behoren tot de normale ondernemersrisico’s. Wij werkten immers samen op basis van no cure no pay.
Daarnaast heeft u zelf in u mail van 6 april 2012 de samenwerking opgezegd en spreekt u ook niet van enige onkostenvergoeding of wat dan ook. U geeft ons zelfs het advies maar zelf een reis te organiseren. (…)
Wat de voorgenomen reis naar Reims betreft, die is nog lang niet geregeld (…). Het enige wat door u dus min of meer begin april jl. geregeld was, was een mondelinge toezegging dat de harmonie van Reims met ons een concert zou geven op zaterdagavond 13 oktober in Reims.
Harmonie heeft ICP een vergoeding van € 600,00 euro geboden, voor door [medewerker van ICP] gemaakte kosten, te weten benzinekosten en een hotelovernachting. Het voorgaande onder de voorwaarde dat Harmonie er in slaagt een tweedaagse reis naar Reims tot stand te brengen.
m) Bij brief van 14 augustus 2012 verzoekt ICP Harmonie de factuur van 2 mei 2012 te voldoen en schrijft ICP dat haar inmiddels is gebleken dat Harmonie zonder toestemming van ICP gebruik maakt van de door ICP verrichtte voorbereidingen voor de concerten op 13 en 14 oktober 2012.
n) Bij brief van 13 september 2012 heeft ICP Harmonie gesommeerd tot betaling van
€ 4.826,87 en Harmonie in gebreke gesteld.
o) Bij brief van 11 oktober 2012 schrijft de toenmalige advocaat van Harmonie, mr. J.G.A. Penders, aan ICP, dat Harmonie om te voorkomen dat afbreuk zou worden gedaan aan haar reputatie nadere informatie heeft ingewonnen. Op de website van de als gastheer optredende harmonie in Reims was het gezamenlijk optreden in oktober 2012 te Reims al aangekondigd. Vervolgens heeft het bestuur zelf alle noodzakelijke stappen ondernomen en het vervoer per bus, hotelaccommodatie en het gezamenlijk optreden met de harmonie in Reims gepland en vastgelegd.
Harmonie heeft ICP tegen finale kwijting € 900,00 geboden.
p) Bij brief van 15 oktober 2012 bericht IPC aan Penders het aanbod van € 900,00 niet te accepteren.
q) Bij brief van 14 december 2012 heeft de advocaat van ICP Harmonie gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 9.668,58, te weten € 4.283,00 ter zake gederfde winst en € 4.827,00 ter zake reeds gemaakte kosten, € 350,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 208,58 aan wettelijke rente vanaf 6 april 2012. Harmonie is tevens in gebreke gesteld.
3.2.
Bij inleidende dagvaarding van 16 januari 2013 heeft ICP de onderhavige procedure aanhangig gemaakt en gevorderd Harmonie te veroordelen tot:
1) betaling van een bedrag van € 9.110,00, althans een zodanig bedrag als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te horen, met wettelijke rente vanaf 7 april 2012;
2) betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 830,50;
met veroordeling van Harmonie in de proceskosten, met wettelijke rente.
3.2.1.
Aan haar vordering heeft ICP, kort samengevat, ten grondslag gelegd, dat tussen haar en Harmonie een overeenkomst bestond ingevolge welke overeenkomst ICP voor Harmonie een concertreis naar Reims zou organiseren.
Voorts stelt ICP dat Harmonie deze overeenkomst op 6 april 2012 heeft opgezegd en Harmonie daarom op grond van artikel 7:503 lid 2 BW schadeplichtig is jegens ICP. Voor het geval er vanuit moet worden gegaan dat ICP de overeenkomst heeft opgezegd, is Harmonie nog steeds schadeplichtig jegens ICP, nu de opzegging aan Harmonie is toe te rekenen en door haar is veroorzaakt, aldus ICP.
Verder heeft ICP aan haar vordering ten grondslag gelegd dat Harmonie jegens ICP onrechtmatig heeft gehandeld, door ondanks de opzegging van de overeenkomst de geoffreerde reis, met als kern de concerten in Reims, wel te hebben gemaakt, zonder daarvoor aan ICP te hebben betaald. Harmonie heeft, aldus ICP, andermaal onrechtmatig gehandeld, omdat zij door gebruik te maken van de concertreserveringen, aan ICP de kans heeft ontnomen haar schade te beperken door een andere organisatie van de concertreservering gebruik te laten maken.
3.2.2.
Harmonie heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.3.
Op 19 april 2013 is een comparitie van partijen gehouden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
3.2.4.
Bij vonnis van 19 juni 2013 heeft de rechtbank de vorderingen van ICP afgewezen. Gezien de grondslag van de vordering van ICP heeft de rechtbank in het midden gelaten of tussen ICP en Harmonie een overeenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet Harmonie maar ICP de overeenkomst heeft opgezegd en dat het standpunt van ICP dat deze opzegging aan Harmonie is toe te rekenen geen stand houdt. Hetgeen door ICP, ter onderbouwing van haar stelling dat Harmonie jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, is aangevoerd, is door de rechtbank voor onjuist gehouden.
ICP is in de proceskosten veroordeeld.
3.3.
In hoger beroep heeft ICP vijf grieven aangevoerd. Na eiswijziging heeft ICP geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en gevorderd:
- primair Harmonie te veroordelen tot betaling van € 9.110,00, althans een zodanig bedrag als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, met wettelijke rente vanaf 7 april 2012, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. Deze primaire vordering betreft het bij dagvaarding in eerste aanleg gevorderde;
- subsidiair Harmonie te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 9.110,00, als schadevergoeding als gevolg van ongerechtvaardigde verrijking, althans een zodanig bedrag als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, met wettelijke rente vanaf 7 april 2012, althans vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg, althans vanaf een door het hof in goede justitie te bepalen dag tot aan de dag der algehele voldoening;
- meer subsidiair Harmonie te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.826,87, althans een zodanig bedrag als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, met wettelijke rente vanaf 2 mei 2012, althans vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg, althans vanaf een door het hof in goed justitie te bepalen dag tot aan de dag der algehele voldoening;
- Harmonie te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 830,50, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen een week na betekening van het in dezen te wijzen vonnis (arrest, hof) zijn voldaan;
met veroordeling van Harmonie in de kosten van de procedures in beide instanties, met wettelijke rente en veroordeling van Harmonie in de nakosten.
3.3.1.
Het hof behandelt eerst grief 3.
3.3.2.
Met grief 3 en de inleiding van de memorie van grieven betoogt ICP dat de rechtbank ten onrechte niet heeft geoordeeld over de vraag of op 1 maart 2012 een overeenkomst tussen Harmonie en ICP tot stand is gekomen. ICP betoogt dat op basis van haar offerte van 27 februari 2012 een overeenkomst tot stand is gekomen, nu Harmonie de offerte bij e-mail van 1 maart 2012 heeft geaccepteerd. De overeenkomst betreft een reisovereenkomst, met als belangrijkste element het gezamenlijk concert van Harmonie met de harmonie in Reims, op 13 en 14 oktober 2012.
3.3.3.
Bij memorie van antwoord, onder randnummer 42, stelt Harmonie zich op het standpunt dat zij, zoals ook zij reeds bij conclusie van antwoord had aangevoerd, gebonden was aan de offerte van 27 februari 2012, en dat het bestaan van voornoemde reisovereenkomst uitgangspunt is. De reisovereenkomst is evenwel, zo betoogt Harmonie, opgezegd door ICP.
3.3.4.
Gezien het voorgaande dient uitgangspunt te zijn dat op basis van de offerte van 27 februari 2012 op 1 maart 2012 een reisovereenkomst tussen ICP en Harmonie tot stand is gekomen, waarvan, naar tussen partijen onbetwist vaststaat, de kern is het gezamenlijk concert van Harmonie met de harmonie in Reims, op 13 en 14 oktober 2012. Daarmee slaagt grief 3. Het slagen van de grief kan evenwel niet leiden tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep. Het oordeel van de rechtbank is gebaseerd op de door ICP aan haar vordering ten grondslag gelegde stelling dat Harmonie de overeenkomst heeft opgezegd, dan wel de opzegging van de overeenkomst aan Harmonie toerekenbaar is; en op de stelling van ICP dat Harmonie ondanks de opzegging onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van door ICP verrichte inspanningen en reserveringen.
3.3.5.
Grief 1 is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat het Harmonie vrij stond om na het sluiten van de overeenkomst onderdelen daarvan, waaronder de prijs, ter discussie te stellen. Uit het ter discussie stellen van de prijs kan, aldus de rechtbank, niet zonder meer worden afgeleid dat Harmonie daarmee de overeenkomst heeft opgezegd.
ICP stelt dat Harmonie gezien de e-mail van 27 februari 2012 (hiervoor 3.1 onder d), het antwoord daarop van ICP (hiervoor 3.1 onder e) en de e-mail van 1 maart 2012 (hiervoor 3.1 onder f) met de prijs van de reis ad € 235,00 per persoon akkoord is gegaan. De heropening van de onderhandelingen, ten tijde van de bijeenkomst op 6 april 2012 (hiervoor 3.1 onder g), kan in het kader van de reisovereenkomst niet anders worden gezien dan als een opzegging door Harmonie van de oorspronkelijke overeenkomst en een uitnodiging om opnieuw over de prijs te onderhandelen, op welke uitnodiging /welk aanbod ICP niet is ingegaan, aldus ICP.
3.3.6.
Harmonie heeft tegen het voorgaande aangevoerd dat zij de overeenkomst niet heeft opgezegd, maar dat zij de bedongen prijs op 6 april 2012 ter discussie heeft gesteld, omdat ICP mogelijk een vergissing had begaan bij de berekening van de geoffreerde prijs ad € 235 per persoon. In vergelijking met een eerdere offerte van ICP was de prijs van de onderhavige offerte hoog. Harmonie heeft ICP daarom om onderbouwing van de prijs gevraagd, welke onderbouwing op dat moment niet kon worden gegeven, nu [medewerker van ICP] niet de nodige bescheiden bij zich had. Naar Harmonie beweert zou [medewerker van ICP] de toelichting later geven.
3.3.7.
ICP heeft niet betwist dat Harmonie de prijs ter discussie heeft gesteld in verband met een vermeende vergissing en dat [medewerker van ICP] om toelichting is gevraagd. [medewerker van ICP] heeft wel betwist dat hij heeft toegezegd de nodige onderbouwing zou geven.
3.3.8.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het Harmonie vrij stond om de prijs ter discussie te stellen en dat het ter discussie stellen van de prijs niet zonder meer betekent dat Harmonie daarmee de reisovereenkomst heeft opgezegd. Nu ICP geen andere feiten of omstandigheden heeft gesteld die zich (ten tijde van de bijeenkomst van 6 april 2012) hebben voorgedaan op grond waarvan, indien bewezen, moet worden aangenomen de Harmonie de reisovereenkomst heeft opgezegd, heeft ICP niet voldoende onderbouwd dat Harmonie de overeenkomst heeft opgezegd. Anders dan ICP stelt, doet daar niet aan af dat Harmonie niet onmiddellijk na de e-mail van 6 april 2012 van ICP aan Harmonie heeft laten weten alsnog met de prijs akkoord te gaan. Bewijslevering is dan niet aan de orde. Grief 1 faalt.
3.3.9.
Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat niet Harmonie de overeenkomst heeft opgezegd, maar ICP en dat de opzegging door ICP niet aan Harmonie is toe te rekenen.
3.3.10.
Gezien hetgeen onder 3.3.8. is geoordeeld, gaat het betoog van ICP dat Harmonie heeft opgezegd niet op en daarmee evenmin het betoog van ICP dat zij van Harmonie geen nakoming kon vorderen en haar niets anders te doen stond dan te laten weten dat zij geen vertrouwen meer had in een overeenkomst met ICP.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat uit de e-mail van 6 april 2012 van [medewerker van ICP] aan Harmonie (hiervoor 3.1 onder h) blijkt dat ICP de overeenkomst heeft opgezegd. ICP schrijft “(…) van organisatie van de reis af te zien (…).” Harmonie heeft dat in ieder geval redelijkerwijze ook als een opzegging mogen begrijpen.
Daar het Harmonie vrij stond de bedongen prijs ter discussie te stellen, kan niet worden geoordeeld dat de opzegging door ICP aan Harmonie is toe te rekenen. Dat de opzegging door ICP is toe te rekenen aan de bejegening van [medewerker van ICP] door Harmonie ten tijde van de bijeenkomst op 6 april 2012 (hiervoor 3.1 onder g), of welke andere grond de vordering zou kunnen dragen, is onvoldoende onderbouwd. Bewijslevering is dan niet aan de orde.
Grief 2 faalt.
3.3.11.
De primaire vordering, voor zover betrekking hebbend op artikel 7: 503 BW en/of toerekening van de opzegging door ICP aan Harmonie, wordt afgewezen.
3.3.12.
De grieven 4 en 5 zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Harmonie niet onrechtmatig jegens ICP heeft gehandeld, nu onjuist is de stelling van ICP dat Harmonie feitelijk uitvoering heeft gegeven aan de opgezegde reisovereenkomst en eveneens onjuist is de stelling van ICP dat Harmonie aan ICP heeft verhinderd haar schade te beperken.
3.3.13.
Met grief 4 betoogt ICP dat op Harmonie een verzwaarde stelplicht rust ten aanzien van het standpunt van Harmonie dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de reeds door ICP geregelde en gereserveerde faciliteiten (vervoer en verblijf).
3.3.14.
Het hof stelt voorop dat op ICP de bewijslast rust van het door haar gestelde onrechtmatig handelen door Harmonie. Harmonie heeft als verweer aangevoerd haar vervoer en verblijf geheel zelf te hebben geregeld.
Daar ICP reeds bij inleidende dagvaarding heeft gesteld dat zij de accommodatie en het vervoer van de onderhavige reis heeft kunnen annuleren, heeft zij haar stelling dat Harmonie van door ICP geregelde en gereserveerde faciliteiten gebruik heeft gemaakt niet voldoende onderbouwd, reeds daarom is van een verzwaarde stelplicht aan de zijde van Harmonie geen sprake.
Ten aanzien van het door ICP gestelde gebruik door Harmonie van de reeds door ICP gelegde contacten en afspraken met het harmonie orkest in Reims geldt het volgende.
Harmonie heeft aangevoerd dat zij nadat ICP de reisovereenkomst had opgezegd op 11 april 2012 zelf contact heeft opgenomen met de harmonie te Reims en dat dit contact uiteindelijk heeft geleid tot een gezamenlijk optreden met de harmonie te Reims op 13 oktober 2012. Op 14 oktober 2012 heeft Harmonie, naar zij stelt, zonder medewerking van de harmonie Reims een mis in een naburige kerk verzorgd.
Het hof laat in het midden of Harmonie op 14 oktober 2012 al dan niet een ander optreden heeft geregeld dan met de harmonie te Reims. ICP heeft op laatstgenoemd, door Harmonie voor het eerst bij memorie van antwoord aangevoerde, standpunt nog niet kunnen reageren.
Naar het oordeel van het hof stond het Harmonie, gezien de opzegging van de reisovereenkomst door ICP, vrij met de harmonie te Reims afspraken voor een gezamenlijk optreden te maken. Dat Harmonie daarbij gebruik heeft gemaakt van door ICP gemaakte reserveringen/afspraken is, gezien de e-mail van 15 april 2012 (productie 3 c bij conclusie van antwoord) van [medewerker van ICP] aan de [bestuurder harmonie Reims], van het bestuur van de harmonie te Reims, bij welke e-mail ICP de concertreis van Harmonie op 13 en 14 oktober 2012 heeft geannuleerd, door ICP niet voldoende onderbouwd. Bewijslevering is dan niet aan de orde. Grief 4 faalt.
3.3.15.
Met grief 5 betoogt ICP dat zij in haar e-mail van 6 april 2012 aan Harmonie heeft geschreven dat zij de zaalreservering zou benutten om concerten met andere orkesten te organiseren. Harmonie heeft, aldus ICP, door de concertreservering voor zichzelf vast te leggen voor ICP de mogelijkheid afgesneden om de reservering te gebruiken voor een andere partij.
Harmonie heeft bij conclusie van antwoord gewezen op voornoemde e-mail van 15 april 2012. In deze e-mail schrijft [medewerker van ICP] aan [bestuurder harmonie Reims] de reis van 13 en 14 oktober van Harmonie te annuleren en voorts:

C’est pourqoi mon question pour une autre forme de collaboration. Je pouvais organiser un projet de chorale de Pays Bas a Reims le 13 et 14 octobre. En ce cas les concerts existent mais avec votre harmonie et notre chorale.”
Voorts heeft Harmonie eveneens bij conclusie van antwoord gewezen op de e-mail van 21 februari 2013 van [bestuurder harmonie Reims] aan [vertegenwoordiger van Harmonie], van Harmonie (productie 4 bij conclusie van antwoord), in welke e-mail [bestuurder harmonie Reims] schrijft dat de harmonie te Reims geen gevolg heeft gegeven aan het voorstel van ICP om gezamenlijk met een koor op te treden, nu de harmonie te Reims niet in een optreden met een koor geïnteresseerd was.
ICP heeft niet betwist dat de harmonie te Reims niet in een gezamenlijk optreden met een koor geïnteresseerd was. Dat de harmonie te Reims wel geïnteresseerd was in een door ICP te organiseren concert met een ander orkest is door ICP niet onderbouwd. Daar doet niet aan af dat ICP, naar zij stelt, geen inspanningen meer heeft verricht om andere partijen voor Reims te interesseren, omdat Harmonie de reserveringen al voor zichzelf had vastgelegd. Grief 5 faalt.
3.3.16.
Gezien het voorgaande is niet komen vast te staan dat Harmonie onrechtmatig jegens ICP heeft gehandeld noch dat zij ongerechtvaardigd is verrijkt. ICP suggereert wel dat Harmonie door haar inspanningen ongerechtvaardigd is verrijkt, maar zij stelt dit onvoldoende en onderbouwt dit in ieder geval niet genoegzaam met relevante feiten. Zo motiveert ICP bijvoorbeeld onvoldoende dat en in hoeverre Harmonie na de annuleringen door ICP nog iets aan de inspanningen van ICP heeft gehad en in hoeverre de vermogenspositie van Harmonie door enig behaald voordeel zou zijn verbeterd.
De op deze grondslagen gebaseerde primaire respectievelijk subsidiaire vordering moeten dan ook worden afgewezen.
Ook de meer subsidiaire vordering, te weten de veroordeling van Harmonie tot betaling aan ICP van de reeds door ICP gemaakte kosten ad € 4.826, 87 dient te worden afgewezen. Gesteld nog gebleken is dat partijen een vergoeding hebben afgesproken voor het geval de reis niet door zou gaan. Voor de gevorderde vergoeding wegens reeds gemaakte kosten concretiseert ICP verder niet, althans onvoldoende, welke grondslag deze vordering zou kunnen dragen.
3.3.17.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep bekrachtigen en ICP veroordelen in de kosten van het hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank van 19 juni 2013 waarvan beroep;
veroordeelt ICP in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Harmonie tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 683,-- aan verschotten en op € 632,-- aan salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en J.P. de Haan en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 juli 2014.