Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/04/112076/HA ZA 11-592)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
”Op deze overeenkomst zijn uitsluitend van toepassing de Algemene Inkoopvoorwaarden van [unica] Installatietechniek B.V. (...) ”.
Onderaan de overeenkomst is vermeld:
“Bijlagen: - Algemene inkoopvoorwaarden [unica] Installatietechniek N.B. (...)”.
“De leverancier zal de rechten en verplichtingen die voor hem uit de overeenkomst voortvloeien noch geheel, noch gedeeltelijk aan derden overdragen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [unica].”Art. 17.3 van de algemene voorwaarden luidt:
“Het is leverancier niet toegestaan om vorderingen die aan de belastingdienst of een bedrijfsvereniging moeten worden afgedragen te cederen, te verpanden of aan een derde over te dragen.”
onoverdraagbaarheidsbedingmaar) geen
onverpandbaarheidsbedinginhoudt. Volgens [unica] is met het uitsluiten van de mogelijkheid tot het gedeeltelijk overdragen van rechten uit de overeenkomst ook de mogelijkheid tot de vestiging van een beperkt recht (zoals een pandrecht) expliciet uitgesloten en is bovendien verpanding van een onoverdraagbaar verklaarde vordering zonder meer niet mogelijk aangezien ingevolge art. 3:228 BW een pandrecht alleen kan worden gevestigd op goederen die voor overdracht vatbaar zijn. Daarom heeft Rabobank volgens [unica] nimmer een pandrecht verkregen op eventuele vorderingen van [installatiebedrijf] op haar, [unica].
onoverdraagbaarheidsbedingals bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW inhoudt. Hoewel dit standpunt van Rabobank op grond van de devolutieve werking van het appel eerst aan de orde komt indien grief I zou slagen, zal het hof dit standpunt reeds aanstonds bij de beoordeling betrekken nu een uitleg van het beding in zijn totaliteit in de door Rabobank voorgestane zin zonder meer al tot gevolg zou hebben dat grief I geen doel kan treffen.
4.De uitspraak
J.R. Sijmonsma en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 juli 2014.