ECLI:NL:GHSHE:2014:2530

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juli 2014
Publicatiedatum
29 juli 2014
Zaaknummer
HD 200.128.383_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding wegens ontbreken ingebrekestelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot schadevergoeding van Bowergy B.V. tegen Overslagbedrijf [vestigingsnaam] B.V. (OBM). Bowergy, die zich bezighoudt met de verwerking van rest- en afvalstoffen tot biomassa, had OBM ingeschakeld voor de opslag van houtsnippers. Na een periode van opslag, waarin OBM naar eigen zeggen niet tekort is geschoten, vorderde Bowergy een schadevergoeding van € 56.596,58 wegens onbetaalde facturen en extra kosten door vermeende tekortkomingen van OBM. OBM voerde aan dat Bowergy haar niet in gebreke had gesteld, wat volgens de wet noodzakelijk is voor het ontstaan van verzuim en daarmee voor de toewijsbaarheid van de schadevergoeding.

Het hof oordeelde dat Bowergy niet had aangetoond dat OBM in verzuim was geraakt, omdat er geen ingebrekestelling had plaatsgevonden. Het hof benadrukte dat voor toewijzing van een schadevergoeding vereist is dat de schuldenaar in verzuim is, wat in dit geval niet was aangetoond. De rechtbank had eerder de vordering van Bowergy afgewezen, en het hof bevestigde deze beslissing. De vordering van Bowergy tot schadevergoeding werd afgewezen, en OBM werd in het gelijk gesteld met betrekking tot de kosten van de zeefwerkzaamheden. Het hof vernietigde de eerdere veroordeling van OBM tot betaling van € 8.629,88 en wees deze vordering af. Bowergy werd veroordeeld in de proceskosten van OBM in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte ingebrekestelling in het civiele recht en de gevolgen van het ontbreken daarvan voor de toewijsbaarheid van schadevergoedingen. Het hof concludeerde dat Bowergy niet had voldaan aan de vereisten voor het inroepen van schadevergoeding, waardoor de vordering niet kon worden toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.128.383/01
arrest van 29 juli 2014
in de zaak van
Bowergy B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Bowergy,
advocaat: mr. I.J.A.J. Hanssen te Boxmeer,
tegen
Overslagbedrijf [vestigingsnaam] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als OBM,
advocaat: mr. L.M.F. Relouw te Nijmegen,
op het bij exploot van dagvaarding van 29 mei 2013 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 6 maart 2013, gewezen tussen Bowergy als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en OBM als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/04/113318/HA ZA 11/658)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en eiswijziging in reconventie;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3. De gronden van het hoger beroep

Voor de grieven wordt verwezen naar de desbetreffende memories.
4 De beoordeling
in principaal en incidenteel hoger beroep
4.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
OBM verricht onder meer werkzaamheden als expediteur, stuwadoor, op- en [medewerker 1 Bowergy] en als verwerker van (sloop- en bouw) hout. Sinds 1996 slaat OBM voor zichzelf en voor derden houtsnippers op. Bowergy verwerkt rest- en afvalstoffen tot biomassa.
Op 14 september 2010 hebben de heren [medewerker 1 Bowergy] en [medewerker 2 Bowergy] (hierna: [medewerker 2 Bowergy]) namens Bowergy een bezoek gebracht aan OBM.
Een opdrachtbevestiging van OBM gedateerd 21 september 2010 gericht aan Bowergy ter attentie van [medewerker 3 Bowergy] (hierna: [medewerker 3 Bowergy]) houdt onder meer het volgende in:
“Zoals besproken met de heer [medewerker 2 Bowergy] hierbij de opdrachtbevestiging voor op- en overslag van B-houtsnippers op OBM.Als uitgangspunten gelden:- Het materiaal betreft B-Houtsnippers 5-90 mm, (…)- Aanvoer per coaster door de klant ca. 1000-2500 ton/keer, afvoer per vrachtwagen- Materiaal blijft maximaal ca. 2 weken liggen: meer opslagmogelijkheden beschikbaar in overleg(…)- Transport (…) naar [vestigingsplaats] door de klant te organiseren, tarief laden gebaseerd op volledige dagdiensten 5 dagen/wk (…)”[medewerker 3 Bowergy] heeft deze opdrachtbevestiging op 27 september 2010 voor akkoord ondertekend.
De duur van de opslag van de houtsnippers was vooraf onduidelijk omdat deze afhankelijk was van de (omvang van de) vraag van de eindafnemer van Bowergy. Deze eindafnemer was Essent, die in [vestigingsplaats] in haar elektriciteitscentrale de houtsnippers verwerkt tot biomassa. De verwerking door Essent vindt plaats door vergassing in plaats van door verbranding. Om die reden is de invoer van de installatie een stuk smaller en zijn de kwaliteitseisen anders dan wanneer verwerking door middel van verbranding plaats vindt.
In de periode van 22 september 2010 tot en met 16 augustus 2011 heeft OBM zes partijen houtsnippers in opdracht van Bowergy opgeslagen op haar terrein. De laatste partij werd aangevoerd op 30 oktober 2010.
Op 8 oktober 2010 hebben [medewerker 3 Bowergy] en [medewerker 2 Bowergy] namens Bowergy een bezoek aan het terrein van OBM gebracht. Een e-mail van 11 oktober 2010 van Bowergy aan OBM heeft onder meer de volgende inhoud:
“Aller eerst bedankt voor de prettige ontvangst afgelopen vrijdag (…)Hierbij een korte samenvatting van de besproken zaken.Gesproken over de opslag van het gesnipperde hout, zowel buiten als binnen. Het hout binnen opslaan is in principe mogelijk, (…) Waarschijnlijk is dit geen interessante optie omdat dit financieel ook hogere posten met zich mee brengt.Vanuit Bowergy is er aangegeven dat we graag naar een situatie toe willen, waar we de mogelijkheid hebben om een x-hoeveelheid (…) willen opslaan. (…) Om de prijs per ton te drukken kan er wellicht gekeken worden naar een (opslag) prijs per m2. (…) OBM werkt dit uit.Optie is besproken om coasters direct om te slaan in binnenvaartschepen, (…) OBM werkt voorstel uit voor zowel de overslag als eventueel de binnenvaart die daarop volgt.(…) zal een afspraak plannen met (….) om andere logistieke zaken (spoor) te bespreken.Zaken met betrekking tot (…) kunnen worden besproken in een nieuwe afspraak met [medewerker 3 Bowergy]. Dit wordt dus niet besproken in de afspraak van 19 oktober a.s.Bowergy zal altijd proberen OBM op de hoogte te houden van actuele aanleveringen. Voor deze week staan er geen schepen gepland, indien dit wijzigt wordt dit uiteraard meteen doorgegeven. De verwachting is dat eind deze week/ begin volgende week de aanlevering per as richting Essent weer opstart.(…)”
Op 19 oktober 2010 bezochten [medewerker 3 Bowergy] en [bestuurder van Bowergy] (bestuurder van Bowergy) wederom OBM. Partijen hebben toen geconstateerd dat een deel van de voet van de berg houtsnippers tegen de voet van een berg rubberdelen en C-hout (bielzen etc.) heeft gelegen. Afgesproken is toen dat OBM de bergen beter van elkaar zou scheiden en gescheiden houden
.
Een e-mail van 21 oktober 2010 van OBM aan Bowergy houdt voor zover van belang het volgende in:
“ Zoals telefonisch gisteren besproken hierbij onze werkzaamheden en zorg voor de opslag van houtsnippers van Bowergy.Wij hebben voor dat de houtsnippers in opslag gingen de ruimte schoongemaakt en ontdaan van andere materialen. Een gedeelte van de opslag is compleet afgezet met keerwanden.De andere gedeelte van de opslag zal morgen afgezet worden met megablokken.Verder zullen wij zorgdragen dat er geen andere materialen bij de houtsnippers komen.Voordat wij de vrachtwagens gaan laden vanuit de opslag zullen wij de voet van de opslag schoon maken.Aan de voet van de opslag kan altijd rij en windvuil komen.(…)”
Ook op 29 oktober 2010 is door de heren [medewerker 4 Bowergy] en [medewerker 1 Bowergy] namens Bowergy een bezoek aan OBM gebracht.
Een e-mail van 15 december 2010 van OBM aan Bowergy behelst onder meer het volgende:
“De foto’s zeggen wel iets maar niet alles. De situatie is als volgt mijns inziens zoals ook met jullie besproken tijdens mijn bezoek (…)- wij zijn enigszins overvallen door de plotselinge en grote opslagbehoefte voor jullie materiaal (…)- de tijd was te kort om daar vooraf allerlei scheidingswanden tussen en omheen aan te brengen- ik ben van mening dat de, voor dit soort materiaal, extreme zuiverheids eisen vooraf niet goed met ons zijn gecommuniceerd- desondanks hebben wij schoon gewerkt met schone bakken en schone grijpers daar dit bij ons de standaard procedures zijn (…)- de pin ijzer die in het materiaal gevonden zou zijn is niet in het materiaal gevonden maar in een vak wat wij nog aan het schoon maken waren voor jullie product (…)- doordat tijdens lossing een vak iets te klein bleek is er een beetje materiaal over de berg ongebroken C hout gerold: dat hoort natuurlijk niet zo: we hebben daar naderhand dan ook een scheidingsmuur tussen geplaatst: voor de zekerheid zou je daar een paar shovelbakken uit die hoek kunnen weghalen en over de zeef draaien- dat er losse planken langs de teen van een berg gevonden zijn kan gebeuren: dit is echter aan de oppervlakte doordat bij het langsrijden iets van de auto of shovel is gevallen: nu de instructie helder is haalt de machinist dergelijke planken weg als die deze ziet liggen: desgewenst zou een berg afgezet kunnen worden met een rij megablokken zoals we op oost hebben gedaan- voor de stukjes rubber geldt hetzelfde: nu de instructie helder is zorgen we ervoor dat dat er niet inkomt: bij de houtsnippers die we normaal afhandelen is een enkel stukje rubber geen probleem maar hier kennelijk wel: nu weten we dat: het rubber hebben we nu verplaatst naar obm-oost om vermenging te voorkomenZoals ik in de bespreking al aangaf en zoals uit het bovenstaande blijkt deel ik jullie mening dat niet alles goed gegaan is en dat er voor beide partijen leermomenten zijn geweest. (…..) De handreikingen die ik kan en wil doen naar jullie zijn de volgende. (…)- daarnaast willen we jullie kosteloos de optie bieden om het materiaal desgewenst bij ons op het terrein zelf te komen zeven: voorwaarde daarbij is dat er (..) geen stofverspreiding buiten de inrichting mag plaatsvinden- om jullie tegemoet te komen kan ik 2 weken gratis opslag bieden voor dit materiaal, zijnde week 1 en 2 in 2011.Verder lijkt het mij dat als we hiermee doorgaan, we met elkaar hele goede afspraken moeten maken hoe we de gewenste zuiverheid van het materiaal handhaven. Graag verneem ik van je. (…) “
In de eerste twee weken van april 2011 is ongeveer een kwart van de berg houtsnippers op het terrein van OBM door Bowergy gezeefd. De gezeefde houtsnippers bevonden zich aan de randen en de teen van de berg. In het midden van de berg kan geen vervuiling door OBM hebben plaats gevonden.
Ook het niet gezeefde deel van de berg houtsnippers is door Bowergy doorgeleverd aan Essent.
OBM heeft aan Bowergy over de periode 22 september 2010 tot en met 16 augustus 2011 facturen gezonden tot een totaalbedrag van € 164.404,74 (exclusief BTW). Hiervan heeft Bowergy een bedrag van € 56.596,58 niet voldaan.
4.2.
OBM heeft Bowergy voor de rechtbank gedagvaard en in conventie betaling gevorderd van € 56.596,58 te vermeerderen met rente en kosten. Aan de vordering heeft OBM ten grondslag gelegd de met Bowergy gesloten overeenkomst tot het overslaan en opslaan van houtsnippers en de in dat verband onbetaald gebleven facturen.
4.2.1.
Bowergy heeft tegen de vordering verweer gevoerd en een eis in reconventie ingesteld. Aan deze vordering heeft Bowergy ten grondslag gelegd dat OBM toerekenbaar tekort is gekomen bij de uitvoering van de overeenkomst van bewaargeving en de daardoor door Bowergy geleden schade dient te vergoeden.
4.2.2.
OBM heeft verweer gevoerd tegen de reconventionele vordering.
4.3.
Bij het eindvonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het (verrekenings- en opschortings) verweer van Bowery verworpen en de vordering
in conventiein hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, toegewezen. De buitengerechtelijke incassokosten wees de rechtbank af. Bowery werd in de proceskosten veroordeeld.
In reconventieheeft de rechtbank de vordering van Bowery tot een bedrag van € 8.629,88 als schadevergoeding voor gemaakte zeefkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, toegewezen, de proceskosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt en de vordering voor het overige afgewezen.
4.4.
Bowergy heeft in principaal hoger beroep vijf grieven aangevoerd. Bowergy heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen eindvonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van OBM
in conventieen tot toewijzing van de vorderingen
in reconventie.
In reconventieheeft Bowergy haar eis gewijzigd. Zij vordert in hoger beroep OBM te veroordelen tot:
(1)
primair,namelijk voor zover in conventie het beroep van Bowergy op verrekening wordt gehonoreerd, betaling van een bedrag van € 22.033,33 (zijnde € 78.629,88 minus € 56.596,58);
(2)
subsidiair,voor het geval voormeld beroep op verrekening niet wordt gehonoreerd, betaling van € 78.629,88 één en ander te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van instellen van de reconventionele vordering;
(3) betaling van € 61.945,47 ten titel van onverschuldigde betaling, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het moment van betaling;
(4) betaling van de proceskosten van beide instanties.
4.4.1.
Bowergy baseert haar vordering (1)
primairop de stelling dat zij schade tot een bedrag van € 78.629,88 heeft geleden. Deze schade bestaat voor een deel groot € 8.629,88 uit de kosten die zij heeft moeten maken om de houtsnippers te zeven. Voor een bedrag van € 70.000,-- bestaat de schade van Bowergy uit de aan OBM verschuldigde kosten van opslag over de langere opslagduur van zes maanden (van oktober 2010 tot en met maart 2011), die door de contaminatie van de houtsnippers op het terrein van OBM nodig is geweest. Deze schade wenst Bowergy te verrekenen met het door haar verschuldigde bedrag aan opslagkosten ad € 56.596,58. Voor het geval haar verrekeningsberoep wordt verworpen vordert Bowergy
subsidiairhaar totale schade ad € 78.629,88.
Voorts stelt Bowergy dat zij onverschuldigd aan OBM heeft betaald € 61.945,47, zijnde (naar het hof begrijpt) het totaal van de door de rechtbank bij het beroepen vonnis toegewezen bedragen, vermeerderd met een bedrag aan wettelijke handelsrente.
4.5.
OBM heeft het in principaal appel gevorderde bestreden en in incidenteel hoger beroep vier grieven aangevoerd tegen de toewijzing van het bedrag van € 8.629,88
in reconventie. OBM heeft geconcludeerd tot, kort gezegd, vernietiging van het vonnis waarvan beroep voor zover daarbij
in reconventieeen bedrag aan Bowergy is toegewezen, met verklaring voor recht dat OBM niet is tekortgeschoten in haar verplichtingen en OBM derhalve niet hoeft bij te dragen in de zeefkosten, tot bekrachtiging van dat vonnis voor het overige, met veroordeling van Bowergy tot (terug)betaling van € 8.946, (het hof begrijpt:)88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat dit bedrag door OBM (middels verrekening) is voldaan.
4.6.
Het hof zal de grieven 1 en 2 in principaal appel en de grieven 2 en 4 in incidenteel appel gezamenlijk behandelen. Bowergy betoogt in dit verband dat de rechtbank ten onrechte in conventie haar beroep op verrekening dan wel opschorting heeft verworpen. OBM betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat OBM haar verplichtingen uit de overeenkomst van bewaarneming niet is nagekomen en dat Bowergy door die tekortkoming schade wegens zeefkosten ad € 8.629,88 heeft geleden.
4.6.1.
Het hof stelt voorop dat de vordering van OBM in conventie tot een bedrag van € 56.596,58 in hoofdsom door Bowergy op zich niet bestreden wordt. Bowergy beroept zich op verrekening met een tegenvordering: indien haar beroep op verrekening slaagt dient het hof te beoordelen of haar schadevordering ad € 22.033,33 toewijsbaar is. Als dat beroep niet slaagt ligt de schadevordering ad € 78.629,88 ter beoordeling voor. Voor de vordering tot terugbetaling van € 61.945,47 heeft Bowergy geen feitelijke onderbouwing gegeven.
4.6.2.
Vast staat dat partijen een overeenkomst tot bewaarneming hebben gesloten als bedoeld in artikel 7:600 BW. Op grond van artikel 7:602 BW moet OBM als bewaarnemer bij de bewaarneming de zorg van een goed bewaarnemer in acht nemen. Wat die vereiste zorg inhoudt hangt onder meer af van de aard van de te bewaren zaak en de hoedanigheid van de (al dan niet) professionele bewaarnemer. De bewaarnemer dient de zaak op grond van artikel 7:605 lid 4 BW terug te geven in de staat waarin hij deze heeft ontvangen.
4.6.3.
De kern van het geschil tussen partijen is of OBM bij de uitvoering van de overeenkomst die partijen hebben gesloten toerekenbaar tekort is gekomen en of OBM om die reden schadeplichtig is jegens Bowergy.
4.6.4.
Het hof zal er in het navolgende voorshands veronderstellenderwijs van uitgaan dat OBM in de nakoming van haar verbintenis is tekortgekomen door de in bewaring gegeven houtsnippers niet correct op te slaan waardoor op enig moment contaminatie optrad. Vervolgens dient dan beoordeeld te worden of de schadevordering van Bowergy in dat geval toewijsbaar is. De schade bestaat volgens Bowergy uit € 8.629,88 aan zeefkosten en
€ 70.000,-- aan kosten wegens de, vanwege de contaminatie van de houtsnippers, verlengde opslagduur van zes maanden (oktober 2010 tot en met maart 2011). Het meest verstrekkende verweer van OBM is dat Bowergy haar nimmer in gebreke heeft gesteld.
4.6.5.
Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding is op grond van artikel 6:74 BW, wanneer nakoming van de verbintenis niet reeds blijvend onmogelijk is, nodig dat de schuldenaar, in dit geval OBM, in verzuim is. Het verzuim treedt op grond van artikel 6:82 BW in wanneer na ingebrekestelling van de schuldenaar, dat wil zeggen na een schriftelijke aanmaning waarin de schuldenaar een redelijke termijn wordt gesteld voor de nakoming, die nakoming binnen die termijn uitblijft. Op grond van artikel 6:83 sub a en c BW treedt het verzuim, voor zover in dit geval relevant, zonder ingebrekestelling in wanneer een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen en wanneer de schuldeiser (in dit geval Bowergy) uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten.
4.6.6.
Nu Bowergy heeft erkend (memorie van antwoord incidenteel appel sub 45) dat de nakoming door OBM van haar verbintenis niet reeds blijvend onmogelijk was (omdat OBM, naar het hof het standpunt van Bowergy begrijpt, door de benodigde maatregelen te nemen haar verplichting tot correcte opslag en teruggave alsnog kon nakomen), had zij OBM in beginsel in gebreke moeten stellen, alvorens kosten te maken die zij later, als schade, op OBM wenste te verhalen. Anders dan Bowergy bij voormelde memorie sub 46 en volgende stelt, vermag het hof niet in te zien dat de schade bestaande in de zeefkosten en de langere opslagkosten in oktober 2010 reeds definitief was geleden.
4.6.7.
In dit verband overweegt het hof voorts dat gesteld noch gebleken is dat OBM haar verbintenis tot teruggave van de in bewaring gegeven houtsnippers binnen een bepaalde termijn (artikel 6:83 sub a BW) moest nakomen, bijvoorbeeld omdat Bowergy de houtsnippers moest doorleveren aan haar uiteindelijke afnemer Essent. Weliswaar was tussen partijen afgesproken dat uitgangspunt was dat de houtsnippers maximaal twee weken bij OBM werden opgeslagen, maar Bowergy heeft niet concreet aangegeven op welke termijn OBM de houtsnippers terug had moeten geven. Bovendien heeft Bowergy pas in de eerste twee weken van april (slechts) een kwart van de houtsnippers gezeefd en hebben de houtsnippers naar tussen partijen vast staat in elk geval tot en met april 2011 bij OBM in opslag gelegen. Ook dit alles wijst niet op een in oktober 2010 reeds verstreken termijn voor nakoming door OBM van haar verbintenis tot teruggave.
4.6.8.
Evenmin is gesteld of anderszins gebleken dat Bowergy uit een mededeling van OBM moest afleiden dat OBM in de nakoming van haar verbintenis zou tekortschieten (artikel 6:83 sub c BW). De inhoud van de e-mail van OBM van 15 december 2010 (zie 4.1.j.), waarin OBM samenvat wat partijen (kennelijk) kort vóór die datum hebben besproken, wijst daar geenszins op en Bowergy stelt niets concreets over de inhoud van het tussen partijen gevoerde overleg.
4.6.9.
Feiten of omstandigheden die tot de conclusie dwingen dat OBM op grond van de redelijkheid en billijkheid zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt of dat OBM zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op het ontbreken van een ingebrekestelling kan beroepen, heeft Bowergy evenmin aangevoerd. Aan het bewijsaanbod van Bowergy gaat het hof daarom voorbij.
4.6.10.
De conclusie van het voorgaande is dat de vordering van Bowergy tot schadevergoeding zal worden afgewezen omdat OBM door het ontbreken van een ingebrekestelling, niet in verzuim is geraakt. De rechtbank heeft daarom terecht het verrekenings- en opschortingsverweer van Bowergy verworpen. De grieven 1 en 2 in principaal appel falen en de grieven 2 en 4 in incidenteel hoger beroep slagen in zoverre.
4.6.11.
OBM vordert in hoger beroep een verklaring voor recht dat zij “
niet tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens Bowergy en derhalve niet hoeft bij te dragen in de zeefkosten”. Voor zover deze vordering al voldoende bepaald en duidelijk is heeft OBM daarbij, gelet op al het voorgaande, geen belang. De vordering zal daarom worden afgewezen. Bij de behandeling van grief 1 in incidenteel appel heeft OBM om die reden geen belang.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven 3 en 4 in principaal hoger beroep falen, terwijl grief 5 geen zelfstandige betekenis heeft. De vordering van Bowergy tot (naar het hof begrijpt: terug) betaling van € 61.945,47 zal, gelet op het falen van de grieven, worden afgewezen.
4.8.
In incidenteel appel slagen de grieven 2 en 4 van OBM. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover OBM daarbij is veroordeeld tot betaling van € 8.629,88 wegens zeefkosten. Deze vordering zal alsnog worden afgewezen. De vordering van OBM in hoger beroep tot terugbetaling van dit bedrag (vermeerderd met reeds vervallen niet weersproken rente en) te vermeerderen met de niet weersproken wettelijke rente als gevorderd, zal worden toegewezen. Dit brengt met zich dat ook grief 3 in incidenteel appel, die gericht is tegen de compensatie van de proceskosten in reconventie slaagt. Nu Bowergy de in het ongelijk gestelde partij is dient zij veroordeeld te worden in de proceskosten van het geding in reconventie in eerste aanleg.
4.9.
De slotsom luidt dat het vonnis waarvan beroep voor zover gewezen in conventie zal worden bekrachtigd. Voor zover bij dat vonnis in reconventie de vordering tot betaling van € 8.629,88 is toegewezen zal dat vonnis worden vernietigd, met afwijzing alsnog van die vordering. Bowergy zal in de proceskosten van het geding in reconventie worden veroordeeld. Nu Bowergy voorts zowel in principaal als in incidenteel hoger beroep de in het ongelijk gestelde partij is zal zij tevens worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

5. De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
5.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover
in conventiegewezen;
5.2.
vernietigt dat vonnis voor zover
in reconventiegewezen en, in zoverre opnieuw recht doende:
wijst het door Bowergy gevorderde af;
5.3.
veroordeelt Bowergy aan OBM te betalen € 8.946,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat dit bedrag aan Bowergy (middels verrekening) is voldaan tot de datum van terugbetaling aan OBM;
5.4.
veroordeelt Bowergy in de proceskosten van de eerste aanleg in reconventie en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van OBM worden begroot op nihil aan verschotten en op € 447,-- aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 1.862,-- aan verschotten en op € 4.893,-- aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
5.5. verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.W.T. Vriezen, J.R. Sijmonsma en H.R. Quint en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 juli 2014.