Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 januari 2014, waarbij zij ontheven is van het gezag over haar dochter. De moeder, die het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent, verzoekt het hof om de ontheffing van het ouderlijk gezag ongedaan te maken. De Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering zijn betrokken als verweerders. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 juni 2014, waarbij de moeder en haar stiefvader niet verschenen, maar de minderjarige heeft haar mening kenbaar gemaakt via een brief aan het hof.
De rechtbank had eerder besloten dat de moeder ongeschikt was om haar dochter op te voeden, wat leidde tot de benoeming van de stichting als voogd. De moeder betwist deze beslissing en stelt dat zij in staat is om goede opvoedingsbeslissingen te nemen. De Raad en de stichting wijzen echter op de problematiek rondom de opvoeding van de dochter en de onbetrouwbaarheid van de moeder en stiefvader in hun contacten met de hulpverlening.
Het hof overweegt dat de moeder niet in staat is om een stabiele en veilige opvoedingssituatie te bieden, en dat de belangen van de dochter, die sinds 2008 onder toezicht staat, voorop staan. De moeder's verzet tegen de ontheffing van het gezag staat niet in de weg aan de beslissing van het hof. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij de moeder ontheven is van het gezag over haar dochter, en benadrukt het belang van duidelijkheid voor de toekomst van de minderjarige.