ECLI:NL:GHSHE:2014:2338

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
24 juli 2014
Zaaknummer
20-000322-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belastingfraude met betrekking tot valsheid in geschrift en onjuiste belastingaangiften

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte, geboren in 1965, was betrokken bij belastingfraude en had gedurende een lange periode een groot aantal strafbare feiten gepleegd, waarbij hij een leidinggevende rol vervulde. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden had gevorderd. De raadsman steunde deze vordering.

Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen en zich verenigd met het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde straf. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte had opzettelijk een valse bedrijfsadministratie opgezet en had belastinggeld onterecht teruggevraagd, wat leidde tot grote materiële schade en misbruik van vertrouwen in het financieel-economisch verkeer.

Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 16 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en daarnaast een taakstraf van 240 uren opgelegd. De verdachte moet zich gedurende de proeftijd onder toezicht van de reclassering stellen, met bijzondere voorwaarden ter controle van zijn alcoholgebruik, gezien zijn eerdere veroordelingen voor rijden onder invloed. Het hof heeft de straf zwaarder opgelegd dan de advocaat-generaal had gevorderd, om de ernst van de feiten voldoende tot uitdrukking te brengen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-000322-13
Uitspraak : 1 juli 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 29 januari 2013 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-997534-10 en 01-994063-12, tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
verblijfadres: [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:

parketnummer 01-997534-10 feit 1 primair
medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven of feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

parketnummer 01-997534-10 feit 2
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven of feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

parketnummer 01-997534-10 feit 3
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven of feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

parketnummer 01-994063-12 feit 1
medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven of feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

parketnummer 01-994063-12 feit 2
medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven of feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

parketnummer 01-994063-12 feit 3
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven of feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van de door de rechtbank bewezen verklaarde feiten zal veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
De raadsman heeft zich achter de vordering van de advocaat-generaal geschaard.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij is acht geslagen op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft bij de strafoplegging evenals de rechtbank in het nadeel van de verdachte rekening gehouden met het volgende. De verdachte heeft gedurende een zeer lange periode een groot aantal strafbare feiten gepleegd en heeft dat bewust en weloverwogen gedaan. Hij vervulde daarbij een leidinggevende rol en nam het initiatief tot het plegen van de strafbare feiten. De verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden. In het bijzonder verwijt het hof de verdachte, dat hij langdurig en met bedrog omzetbelasting, die hij niet aan leveranciers of dienstverleners had betaald, toch bij de rijksbelastingdienst heeft teruggevraagd en dat hij van afnemers ontvangen omzetbelasting ten onrechte niet aan de rijksbelastingdienst heeft afgedragen en aldus de Staat heeft benadeeld door zich gelden toe te eigenen die hem niet toekwamen. Hij heeft grote materiële schade veroorzaakt door het plegen van die strafbare feiten en ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen in het financieel-economisch verkeer.
Het hof neemt de verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij na het plegen van de feiten in de zaak met parketnummer 01-997534-10 (pleegperiode januari 2006 – mei 2009) met een nieuwe rechtspersoon is voortgegaan met het plegen van soortgelijke feiten in de zaak met parketnummer 01-994063-12 (pleegperiode augustus 2010 – april 2012).
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde – de verdachte heeft doelbewust een valse bedrijfsadministratie opgezet om zijn verslavingen te kunnen bekostigen –, de lange pleegperiode en de veroorzaakte maatschappelijke schade, acht het hof, evenals de rechtbank, in beginsel een gevangenisstraf van 16 maanden passend en geboden.
In de ter terechtzitting in hoger beroep gebleken persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof aanleiding een groter deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan.
Het hof zal de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Teneinde de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking te brengen, acht het hof daarnaast oplegging van een taakstraf van 240 uren aangewezen.
Het hof komt aldus tot een zwaardere strafoplegging dan de door de advocaat-generaal gevorderde en door de raadsman bepleite strafoplegging. Een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf brengt de ernst van het bewezen verklaarde naar het oordeel van het hof onvoldoende tot uitdrukking.
Aan het voorwaardelijke strafdeel zal het hof de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden. De verdachte werd immers in het verleden meermalen veroordeeld ter zake van rijden onder invloed. Het reclasseringsrapport d.d. 19 april 2012 noemt alcoholgebruik als een criminogene factor die bij de verdachte in ernstige mate aanwezig is. Nu de verdachte zich blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 29 april 2014 (p. 6) in december 2012 nog heeft schuldig gemaakt aan rijden onder invloed, acht het hof reclasseringstoezicht aangewezen, in het bijzonder ter controle van het alcoholgebruik van de verdachte.
Met voornoemde deels voorwaardelijke strafoplegging wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is, naast de door de rechtbank vermelde wetsartikelen, tevens gegrond op de artikelen 9, 14d, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van de reclassering, te weten Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering te Eindhoven, en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door of namens deze instelling te geven.
Geeft deze instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 1 juli 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.