ECLI:NL:GHSHE:2014:2245

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
HD 200.148.823_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in hoger beroep met niet-ontvankelijkheid van appellant

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is appellant, een man wonende te [woonplaats], in hoger beroep gegaan tegen de gemeente Veere. Het hoger beroep is ingeleid op 14 april 2014, tegen twee tussenvonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, gewezen op 5 en 19 februari 2014. In deze tussenvonnissen heeft de rechtbank een deskundige benoemd en later een andere deskundige aangewezen, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Het hof heeft vastgesteld dat de vonnissen niet als eindvonnissen kunnen worden aangemerkt, omdat er geen uitdrukkelijk dictum is gegeven over enig deel van het gevorderde. Dit leidt tot de conclusie dat appellant niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, zoals bepaald in artikel 337 Rv, dat stelt dat hoger beroep van tussenvonnissen alleen openstaat tegelijk met dat van het eindvonnis, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Het hof heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechter tussentijds hoger beroep heeft toegestaan. Aangezien appellant niet-ontvankelijk wordt verklaard, is hij ook veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de gemeente op nihil zijn begroot, omdat deze niet is verschenen. Het arrest is gewezen op 22 juli 2014 en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.148.823/01
arrest van 22 juli 2014
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant],
advocaat: mr.drs. J. Wouters te Middelburg,
tegen
gemeente Veere,
gevestigd te Domburg, gemeente Veere,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de gemeente,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 14 april 2014 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 5 februari 2014 en 19 februari 2014, gewezen tussen [appellant] als eiser en de gemeente als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/12/78104/HA ZA 11-158)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het herstelexploot van 5 mei 2014;
- de rolbeslissing van 27 mei 2014;
- de akte van [appellant].
2.2.
Het hof heeft arrest bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
Het hof heeft in de rolbeslissing overwogen dat [appellant] hoger beroep heeft ingesteld van twee tussenvonnissen. [appellant] heeft hierop bij akte gereageerd en aangevoerd dat in de vonnissen waarvan beroep wel degelijk een eindbeslissing is genomen. Het hof kan [appellant] niet volgen in deze stelling. De rechtbank heeft in het vonnis van 5 februari 2014 een deskundige benoemd en de aan de deskundige te stellen vragen geformuleerd. In het vonnis van 19 februari 2014 is zij teruggekomen van de benoeming van de betreffende deskundige en heeft zij een andere deskundige benoemd. In beide vonnissen is iedere verdere beslissing aangehouden. Uit het voorgaande volgt dat de vonnissen niet kunnen worden aangemerkt als een (gedeeltelijk) eindvonnis, aangezien daarbij niet door een uitdrukkelijk dictum omtrent enig deel van het gevorderde een einde is gemaakt.
3.2.
Artikel 337 Rv bepaalt dat van tussenvonnissen, behoudens van vonnissen waarbij een voorlopige voorziening wordt getroffen of geweigerd, hoger beroep slechts openstaat tegelijk met dat van het eindvonnis, tenzij de rechter anders heeft bepaald. In het vonnis is niet bepaald dat tussentijds hoger beroep van het vonnis openstaat. Niet is gesteld of gebleken dat de rechter na het tussenvonnis desgevraagd alsnog verlof heeft verleend voor het tussentijds instellen van hoger beroep. Voor zover [appellant] bedoelt te stellen dat de rechtbank een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken, faalt dit. De doorbrekingsjurisprudentie geldt niet ten aanzien van de uitsluiting van tussentijds hoger beroep van een tussenvonnis. De conclusie is dan ook dat [appellant], zo nodig ambtshalve,
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep (vgl. HR 14 juli 2006, LJN AV9442).
3.3.
Aangezien [appellant] niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, wordt hij veroordeeld in de kosten van de procedure. Omdat de gemeente niet is verschenen, worden de kosten aan haar zijde begroot op nihil.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de gemeente tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 juli 2014.