3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Bij huurovereenkomst van 18 november 2009 heeft [geïntimeerde] als verhuurder aan [appellant 1] en [appellant 2] als huurders het woonhuis met aanhorigheden aan het adres [perceel] te [plaats] verhuurd voor een huurprijs van € 1.300,-- per maand. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte (ROZ-model 2003) van toepassing verklaard. Volgens artikel 3.1 van de huurovereenkomst is de overeenkomst aangegaan voor de duur van twee jaar, ingaande op 1 december 2009 en lopende tot en met 1 december 2011. De partijen hebben hierbij gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de Leegstandswet biedt voor tijdelijke verhuur van woonruimte.
Bij koopovereenkomst van (eveneens) 18 november 2009 heeft [geïntimeerde] als verkoper aan [appellant 1] en [appellant 2] als kopers hetzelfde woonhuis met aanhorigheden verkocht. In artikel 1 van de koopovereenkomst staat dat de voor de overdracht vereiste akte van levering zal worden verleden op 1 december 2011 of zoveel eerder of later als partijen nader zullen overeenkomen.
In artikel 15 lid 1 sub b van de koopovereenkomst is een ontbindende voorwaarde opgenomen voor het geval [appellant 1] en [appellant 2] niet vóór 1 september 2011 een financiering hebben kunnen verkrijgen voor de koopsom en kosten van de aankoop. In artikel 15 lid 3 van de koopovereenkomst staat, kort gezegd, dat een beroep van de koper op deze ontbindende voorwaarde moet geschieden door middel van een schriftelijke mededeling aan de notaris en dat deze mededeling uiterlijk op de dag na 1 september 2011 in het bezit van de notaris moet zijn.
Al in de eerste maanden van de huurperiode hebben [appellant 1] en [appellant 2] een huurachterstand laten ontstaan. Uit het overzicht dat is opgenomen in de brief van de toenmalige gemachtigde van [geïntimeerde] van 25 oktober 2011 (productie 6 bij inleidende dagvaarding) blijkt dat [appellant 1] en [appellant 2] in de eerste helft van 2010 huurtermijnen niet of te laat en slechts gedeeltelijk hebben betaald.
In verband daarmee heeft [geïntimeerde] met [appellant 1] en [appellant 2] nadere afspraken gemaakt die in een door partijen op 29 oktober 2010 ondertekend schriftelijk stuk als volgt zijn verwoord:
“Betreft: huuraanpassing met afspraken bij niet doorgaan van koop woning aan de Bies.
In juli 2010 hebben de verhuurder en de huurders de huurprijs bijgesteld onder de hieronder beschreven voorwaarden.
De huurprijs tot juni 2010 was € 1300,- per maand in goed overleg is overeengekomen om de huurprijs met ingang van 01 juli 2010 te verlagen naar € 1000,- per maand met dien verstande als de koop van de woning in december 2011 niet doorgaat de verlaging door de huurders van € 300,- alsnog wordt voldaan.
Dit betekend indien de huurders niet overgaan tot koop de verhuurder een vergoeding krijgt € 300,- over de maanden vanaf juli 2010 tot en met december 2011, dit betekend 18 x € 300,- dat een totaalbedrag is € 5400,-”
Bij brief van 23 augustus 2011 heeft [geïntimeerde] aan [appellant 1] en [appellant 2] het volgende meegedeeld:
“Op 18 november 2011(hof: bedoeld is kennelijk 2009)
is het huurcontract getekend betreffende het pand (…).
In opgemeld huurcontract zijn opgenomen de bepalingen met betrekking de wet leegstand, waarin wordt bepaald dat de huurovereenkomst voor maximaal 2 jaar is aangegaan. In verband met opgemelde bepaling, zeg ik de huurovereenkomst per 1 september 2011(hof: bedoeld is kennelijk 1 december 2011)
op.
Het woonhuis, bijgebouwen en tuin, dienen derhalve per 1 december2011 geheel ontruimd en in oorspronkelijke staat en conditie ter beschikking gesteld te worden aan de verhuurder.
De achterstallige huur dient per 1 december 2011 voldaan te zijn, conform eerder gemaakte afspraken.”
Bij brief van 25 oktober 2011 heeft de toenmalige gemachtigde van [geïntimeerde] aan [appellant 1] en [appellant 2] onder meer meegedeeld dat zij niet voor 1 september 2011 een beroep hebben gedaan op de ontbindende voorwaarde met betrekking tot de financiering van de aankoop van de woning en dat zij de woning dus op 1 december 2011 moeten afnemen en de koopprijs van € 462.000,-- dan moeten betalen.
Bij brief van 2 december 2011 heeft de advocaat van [appellant 1] en [appellant 2] aan de gemachtigde van [geïntimeerde] onder meer meegedeeld dat [appellant 1] en [appellant 2] vóór 1 september 2011 aan [geïntimeerde] hebben aangegeven de financiering niet rond te kunnen krijgen en dat [geïntimeerde] daarmee akkoord is gegaan.
Bij brief van 19 januari 2012 heeft de advocaat van [geïntimeerde] aan [appellant 1] en [appellant 2] meegedeeld dat zij zich niet rechtsgeldig hebben beroepen op de ontbindende voorwaarde, dat de koopovereenkomst dus nog bestaat, dat [appellant 1] en [appellant 2] in verzuim verkeren omdat zij ten onrechte weigeren om de woning af te nemen en dat [geïntimeerde] de koopovereenkomst daarom met ingang van 20 januari 2012 ontbindt en aanspraak maakt op de contractuele boete en op schadevergoeding.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [geïntimeerde] zich op het standpunt gesteld dat [appellant 1] en [appellant 2] de koopovereenkomst ten onrechte niet zijn nagekomen zodat zij aan [geïntimeerde] de contractuele boete van 10% van de koopprijs, derhalve € 46.200,--, en verdere schadevergoeding verschuldigd zijn.
Verder heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat [appellant 1] en [appellant 2] een huurachterstand hebben laten ontstaan en dat zij de woning aan het eind van de huurperiode, ondanks een hen geboden herstelmogelijkheid, in slechte en verwaarloosde staat hebben achtergelaten. Volgens [geïntimeerde] zijn [appellant 1] en [appellant 2] op grond van deze tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst ook verplicht tot betaling van boetes en schadevergoeding.
Op grond van deze kort samengevatte stellingen heeft [geïntimeerde] een aantal verklaringen voor recht gevorderd en een aantal daarmee samenhangende vorderingen ingesteld. De inhoud van die vorderingen, voor zover in hoger beroep van belang, blijkt uit het vervolg van dit arrest.
3.2.2.[appellant 1] en [appellant 2] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.1.In het beroepen vonnis van 19 september 2012 heeft de kantonrechter het door [appellant 1] en [appellant 2] gevorderde verweer niet gehonoreerd.
De kantonrechter heeft vervolgens in het dictum van het vonnis, zakelijk weergegeven,
voor recht verklaard dat de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden bij de brief van de advocaat van [geïntimeerde] van 19 januari 2012.
[appellant 1] en [appellant 2] hoofdelijk veroordeeld, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om binnen 2 dagen na betekening van het vonnis aan [geïntimeerde] te betalen:
terzake achterstallige huurpenningen een bedrag van € 10.200,- te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand vanaf de respectieve vervaldata tot de dag der algehele voldoening;
terzake contractuele boete uit hoofde van de koopovereenkomst een bedrag van € 46.200,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2012 tot de dag der algehele voldoening;
terzake vergoeding van schade aan het gehuurde een bedrag van € 31.482,51;
terzake van verschuldigde hypotheeklast ad € 1.101,10 per maand vanaf 1 december 2011 tot de dag dat [geïntimeerde] de woning heeft geleverd aan een derde, de koopsom heeft ontvangen en de hypotheekschuld heeft afgelost, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de maandelijkse vervaldata tot de dag der algehele voldoening;
terzake van buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 5.141,82 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.955,40 vanaf 1 februari 2012 en over € 1.236,17 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
terzake boete in verband met de niet nakoming van de betaling van de huurpenningen tot en met 2 april 2012 een bedrag van € 5.025,- te vermeerderen met een bedrag van € 25,- per dag vanaf 3 april 2012 tot de dag der algehele voldoening;
terzake boete in verband met de niet nakoming van de juiste oplevering per 9 december 2011 tot en met 2 april 2012 een bedrag van € 2.850,- te vermeerderen met een bedrag van € 25,- per dag vanaf 3 april 2012 tot de dag der algehele voldoening;
3. voor recht verklaard dat [appellant 1] en [appellant 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade die [geïntimeerde] lijdt ten gevolge van beschadiging van het gehuurde door [appellant 1] en [appellant 2] en/of door het niet op juiste wijze opleveren van het gehuurde aan [geïntimeerde], een en ander als neergelegd in het rapport van mr. R. Plitscher d.d. 9 december 2011, en [appellant 1] en [appellant 2] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van deze schade aan [geïntimeerde], op te maken bij staat, voor zover die schade meer bedraagt dan € 31.482,51.
4. voor recht verklaard dat [appellant 1] en [appellant 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade die [geïntimeerde] lijdt ten gevolge van de niet nakoming en ontbinding van de koopovereenkomst en gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van deze schade aan [geïntimeerde], op te maken bij staat, voor zover deze schade niet reeds is toegewezen in de eerdere onderdelen van het dictum.
De kantonrechter heeft [appellant 1] en [appellant 2] hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld, het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.