7.1.In rov. 3.1 van het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter feiten weergegeven. Gezien de toelichting van ROC bij haar eerste grief in incidenteel appel en de reactie daarop van [appellante] in haar memorie van antwoord in incidenteel appel, zijn partijen het eens dat deze feitenweergave een aantal onjuistheden bevat. Het hof zal de feitenweergave verbeterd weergeven. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Sinds 1 augustus 2001 is [appellante] krachtens arbeidsovereenkomst met ROC werkzaam op het tot het ROC behorende Cingel College in [vestigingsplaats].
Ten behoeve van de eerstejaarsstudenten van het ROC is gedurende een reeks van jaren een introductiekamp georganiseerd.
De ROC-werknemers [ROC-werknemer 1] en [ROC-werknemer 2] waren in en voor het schooljaar 2009-2010 de feitelijke organisatoren van het introductiekamp en benaderden collega-docenten voor het begeleiden van het introductiekamp.
Het introductiekamp voor het schooljaar 2009-2010 vond plaats op kampeerboerderij De Kiek te [vestigingsplaats].
Het programma stak aldus in elkaar, dat de studenten in twee groepen waren verdeeld, dat de eerste groep bestond uit alle studenten van niveau 2 en de helft van niveau 4 en de tweede groep uit alle studenten van niveau 3 en de andere helft van niveau 4, dat de eerste groep een tweedaags programma had en de overnachting in de nacht van 9 op 10 september en de tweede groep een tweedaags programma en de overnachting in de nacht van 10 op 11 september 2009.
[appellante], die ook al het introductiekamp voor het schooljaar 2008-2009 op dezelfde locatie had begeleid, is door [ROC-werknemer 1] aangezocht voor de begeleiding van de tweede groep in welk kader zij ook ter plaatse zou overnachten.
In de nacht van 10 op 11 september 2009 waren in totaal negen docenten als begeleider aanwezig: drie (onder wie [appellante]) in de kampeerboerderij zelf, waar ook alle ongeveer 80 studenten overnachtten, vijf in een tent aan de rand van het sportveld, dat nabij de kampeerboerderij is gelegen, en een in een camper aan de rand van het sportveld “op de andere hoek”.
Nadat de eigenaresse van de kampeerboerderij die nacht omstreeks 02.30 uur de docenten in de kampeerboerderij had gewaarschuwd, dat een aantal studenten nabij de hooizolder aan het roken was en de docenten in de kampeerboerderij voorzagen, dat zij assistentie nodig hadden om aan deze situatie een einde te maken, is [appellante], die haar collega’s “in het veld” niet telefonisch kon bereiken, in het nachtelijk donker eerst naar de camper en vervolgens naar de tent gelopen.
Bij de terugkeer van de tent naar de kampeerboerderij is [appellante] gestruikeld over een scheerlijn van de bewuste tent en ongelukkig terecht gekomen.
[appellante] is in het Twee Steden Ziekenhuis in Tilburg behandeld aan een wond aan het linkerbeen en aan een gebroken arm.
[appellante] heeft ROC op grond van de artikelen 7:658 BW (en oorspronkelijk ook op grond van 7:611 BW) aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade, onder meer bestaande in een beperking in het strekvermogen van de rechterarm.
Op basis van de ongevallenverzekeringspolis, die ROC ten behoeve van docenten had gesloten, is aan [appellante] een uitkering van € 634,21 gedaan.
De aansprakelijkheidsverzekeraar van ROC heeft geweigerd de aansprakelijkheid van ROC voor het [appellante] overkomen ongeval te erkennen.