ECLI:NL:GHSHE:2014:2200

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
HV200.135.991_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake partneralimentatie en bijdrage jong meerderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 24 juli 2013, waarin de rechtbank een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw en de jong meerderjarige dochter heeft vastgesteld. De man, die op 23 oktober 1991 met de vrouw is gehuwd, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking te vernietigen, specifiek de vaststelling van de alimentatiebedragen. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 mei 2014, waarbij zowel de man als de vrouw en de dochter zijn gehoord. De rechtbank had bepaald dat de man met ingang van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, een bijdrage van € 250,- per maand voor de dochter en € 800,- per maand voor de vrouw moest betalen. De man is het niet eens met deze beslissing en stelt dat hij geen draagkracht heeft om deze bedragen te betalen. Het hof heeft de behoefte van de dochter aan de alimentatie niet betwist, maar heeft wel de draagkracht van de man beoordeeld. Het hof volgt de richtlijnen van de Werkgroep Alimentatienormen en komt tot de conclusie dat de man, gezien zijn netto besteedbaar inkomen en de lasten die hij heeft, geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van zowel de dochter als de vrouw. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg voor zover deze betrekking heeft op de alimentatie en wijst het verzoek van de vrouw tot betaling van de alimentatie af. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 juli 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 17 juli 2014
Zaaknummer: HV 200.135.991/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/04/120157/ FA RK 12-1859
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. N.M.F. Statnik,
tegen
[de vrouw],
en
[de dochter],
beiden wonende te [woonplaats],
verweersters,
hierna te noemen: de vrouw respectievelijk [de dochter],
advocaat: mr. R. Schoonbrood.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 24 juli 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 oktober 2013, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen, voor zover het betreft de vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in het levensonderhoud van [de dochter] en in het levensonderhoud van de vrouw en, naar het hof begrijpt, de verzoeken van de vrouw tot betaling van een bijdrage ten behoeve van [de dochter] en haarzelf alsnog af te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 mei 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. Statnik;
  • de vrouw en [de dochter], bijgestaan door mr. Schoonbrood.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw en [de dochter] d.d. 8 mei 2014;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 9 mei 2014.

3.De beoordeling

3.1.
De man en de vrouw zijn op 23 oktober 1991 gehuwd.
Uit het huwelijk van de man en de vrouw is, voor zover thans van belang, geboren:
- [de dochter], op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats].
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 17 maart 2014 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de man met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, thans levensonderhoud en studie van [de dochter] moet voldoen een bedrag van € 250,= per maand en als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw een bedrag van € 800,= per maand.
3.3.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De grieven van de man richten zich tegen de behoeftigheid van de vrouw en de draagkracht van de man en lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Ingangsdatum
3.5.
De ingangsdatum van de vastgestelde onderhoudsbijdragen, zijnde de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, derhalve 17 maart 2014, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
Behoefte [de dochter]
3.6.
De behoefte van [de dochter] aan een bijdrage van € 250,= per maand is in hoger beroep niet in geschil.
Draagkracht man
Ten behoeve van [de dochter]
3.7.
Vervolgens dient de draagkracht te worden beoordeeld. Het hof volgt in dit opzicht de nieuwe richtlijn van de Werkgroep Alimentatienormen die geldt per 1 april 2013. Hierbij is het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de alimentatieplichtige het uitgangspunt. Het bedrag aan draagkracht voor inkomens vanaf een netto besteedbaar inkomen (NBI) van € 1.500,- wordt vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 860)]. Voor de lagere inkomens (beneden een netto besteedbaar inkomen van € 1.500,-) zijn vaste bedragen per categorie van toepassing, volgens de gepubliceerde tabellen.
3.8.
Het jaarinkomen van de man is niet in geschil en bedraagt € 45.170,27 per jaar, inclusief vakantietoeslag. De pensioeninhouding van € 1.866,24 per jaar en de inhouding WIA-hiaatverzekering van € 97,08 per jaar zijn eveneens niet in geschil.
De man heeft recht op de volgende heffingskortingen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting,
maar niet meer dan de ingehouden loonheffing.
Op grond van het vorenstaande stelt het hof het netto besteedbaar inkomen van de man op een bedrag van € 2.485,= per maand.
3.9.
Voor de toepassing van voormelde formule kan met bepaalde lasten die tussen de onderhoudsplichtigen vast staan en drukken op de draagkracht van de onderhoudsplichtige, zoals dubbele woonlasten en huwelijkse schulden, rekening worden gehouden door het draagkrachtloosinkomen daarmee te verhogen. Naar het oordeel van het hof is hiervan sprake aan de zijde van de man. Het hof zal als eerste rekening houden met de dubbele woonlasten van de man uit hoofde van de voormalige echtelijke woning door het draagkrachtloos inkomen te verhogen met de helft van de netto maandelijkse hypotheeklasten ad € 334,=, de helft van de premie verzekering ad € 75,= en de helft van de forfaitaire eigenaarslasten ad € 47,50.
Voorts zal het hof rekening houden met de maandlasten van de volgende huwelijkse schulden die ter zitting van het hof zijn besproken:
- [X] ad € 50,= per maand, einddatum onbekend;
- CZ ad € 60,= per maand, einddatum 1 februari 2016;
- NEM ad € 82,= per maand, einddatum 28 juli 2014;
- CVZ via [tussenpersoon] ad € 94,= per maand, einddatum 30 augustus 2014;
- CZ via Flanderijn ad € 50,= per maand, einddatum 30 juni 2014;
- Waterleiding maatschappij Limburg via Intrum Justitia ad € 50,= per maand, einddatum 31 augustus 2014.
Op basis van het vorenstaande heeft de man volgens de formule geen draagkracht.
3.10.
Daar een aantal schulden binnenkort volledig zal zijn voldaan, zal het hof – uit praktische overwegingen, teneinde een verdeling in kleine periodes, met geringe effecten, te voorkomen – met ingang van 1 augustus 2014 de draagkracht opnieuw bepalen en vanaf dat moment geen rekening meer houden met de schulden aan NEM, CVZ, CZ en Waterleiding maatschappij Limburg. Op basis hiervan heeft de man echter ook na 1 augustus 2014 nog altijd geen draagkracht om bij te dragen in de kosten van levensonderhoud en studie van [de dochter].
Ten behoeve van de vrouw
3.11.
Het hof heeft hiervoor geoordeeld dat de man geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van levensonderhoud en studie van [de dochter]. De man heeft evenmin draagkracht om bij te dragen in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw. Gelet hierop gaat het hof niet in op de behoefte en de behoeftigheid van de vrouw.
3.12.
De beschikking waarvan beroep dient te worden vernietigd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 24 juli 2013, doch uitsluitend voor zover deze betreft de daarbij vastgestelde bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [de dochter] en van het levensonderhoud van de vrouw,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het verzoek van de vrouw tot betaling door de man van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [de dochter], geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats], alsmede tot betaling van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, E.L. Schaafsma-Beversluis en W.Th.M. Raab en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2014.