Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen [kind 2] en [kind 3]. De vader, appellant, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de kinderen voor een jaar onder toezicht zijn gesteld en de stichting is gemachtigd om hen uit huis te plaatsen. De vader betwist de noodzaak van deze maatregelen en stelt dat er geen feitelijke of juridische grondslag voor is. Hij voert aan dat de kinderen nooit bang voor hem zijn geweest en dat hij altijd een actieve rol in hun opvoeding heeft gespeeld. De (stief)moeder en de stichting hebben echter aangegeven dat de kinderen de vader als onveilig ervaren en dat de omgang met hem niet prettig is. Het hof heeft de minderjarigen in de gelegenheid gesteld hun mening te geven, wat heeft geleid tot zorgwekkende bevindingen over hun relatie met de vader. Het hof overweegt dat de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn voldaan, en dat het in het belang van de kinderen is dat zij bij de (stief)moeder blijven wonen. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.