4.4.[appellant] voert in de toelichting op de eerste grief aan dat de kantonrechter zijn stellingen verkeerd heeft geïnterpreteerd. Nu het hoger beroep mede is bedoeld om eventuele fouten of onduidelijkheden in de eerste aanleg te herstellen en/of weg te nemen, gaat het hof uit van de stellingen zoals door [appellant] in dit hoger beroep aangevoerd. Hij heeft in zoverre geen belang bij de eerste grief.
4.5.1.[appellant] voert aan dat de auto ten tijde van de koop niet voldeed aan hetgeen hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Naar het hof begrijpt, heeft hij bedoeld aan te voeren dat de auto (ook) ten tijde van de aflevering niet voldeed aan hetgeen hij mocht verwachten. Hij voert immers aan dat de versnellingsbak korte tijd nadat de auto aan hem was geleverd tijdens het rijden blokkeerde, waarna rijden onmogelijk was.
4.5.2.[geïntimeerde] heeft de auto nadat [appellant] had geconstateerd dat deze blokkeerde een aantal maal gerepareerd. [geïntimeerde] voert aan dat [appellant] enkel heeft aangevoerd dat de auto na reparatie niet voldeed en niet dat deze vanaf het moment van aflevering niet voldeed aan hetgeen hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Naar het oordeel van het hof kunnen de stellingen van [appellant] niet anders worden uitgelegd dan dat hij heeft bedoeld te stellen dat de auto ten tijde van de koop, althans de aflevering niet voldeed aan hetgeen hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten, aldus dat sprake is van non-conformiteit. Voormeld standpunt van [geïntimeerde] gaat dan ook niet op.
4.5.3.[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg een beroep gedaan op de door hem gehanteerde algemene voorwaarden, waarvan hij een kopie in het geding heeft gebracht. Hoewel [appellant] de toepasselijkheid daarvan niet heeft betwist, zal het hof deze niet in de beoordeling betrekken, nu [geïntimeerde] zich niet op één of meerdere bepalingen daarvan heeft beroepen.
4.5.4.In artikel 7:17 BW is bepaald dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. In lid 2 van dit artikel is bepaald dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Voorts is bepaald dat de koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen. De bewijslast van de stelling dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordde rust krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv op [appellant].
4.5.5.Indien de verkoper weet dat met de auto aan het verkeer zal worden deelgenomen, deze een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert en sprake is van een gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, beantwoordt de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst (vgl. HR 15 april 1994, NJ 1995/614 en HR 8 juli 2005, NJ 2006/22). Nu vaststaat dat de auto als gevolg van het gebrek aan de versnellingsbak tijdens het rijden blokkeerde, waarna niet meer verder kon worden gereden, staat naar het oordeel van het hof vast dat de auto een gevaar voor de verkeersveiligheid opleverde. Daarnaast kon het gebrek niet op eenvoudige wijze worden hersteld, nu [geïntimeerde] niet heeft weersproken dat vervanging van de versnellingsbak de enige manier is om de auto te repareren. De Renault garage heeft hiervoor een bedrag geoffreerd van € 2.546,27, terwijl is gesteld noch gebleken dat dit niet overeenkomt met het gebruikelijke tarief voor een dergelijke reparatie. Voorts is geen sprake van een gebrek dat direct zichtbaar is. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de auto niet beantwoordt aan hetgeen [appellant] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Dat de auto is verkocht zonder garantie, doet hier niet aan af, omdat [appellant] niet behoefde te verwachten dat met de auto niet veilig aan het verkeer kon worden deelgenomen.
4.5.6.Nu het gebrek zich daarnaast binnen zes maanden na aflevering heeft geopenbaard en sprake is van een consumentenkoop, wordt gelet op het bepaalde in artikel 7:18 lid 2 BW vermoed dat de auto reeds op het moment van aflevering niet voldeed aan hetgeen [appellant] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Het hof merkt hierbij op dat de aard van de zaak noch de aard van de afwijking zich ertegen verzet dit vermoeden in het onderhavige geval aan te nemen. [geïntimeerde] heeft hiertegen slechts feiten aangevoerd die hebben plaatsgevonden nadat met de auto is gereden, dus na de aflevering van de auto. Bezien in het licht van het feit dat de auto voor de aflevering al olie lekte en dat [geïntimeerde] niet heeft betwist dat een olielekkage problemen als de onderhavige kan veroorzaken, heeft [geïntimeerde] hiermee - zonder nadere toelichting, die ontbreekt – het hiervoor bedoelde vermoeden onvoldoende gemotiveerd betwist. Aan bewijslevering komt het hof derhalve niet toe.
4.5.7.Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat vaststaat dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordde. Dat de auto ten tijde van de koop ongeveer veertien jaar oud was en bijna 200.000 kilometer had gereden, terwijl volgens de verklaring van de getuige J. Venema een versnellingsbak van een Renault Megane een levensduur heeft van ongeveer vijftien jaar, leidt niet tot een ander oordeel, aangezien de auto een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert.
4.5.8.[appellant] heeft in de tweede grief nog aangevoerd dat [geïntimeerde] de auto niet naar behoren heeft gerepareerd, nu de versnellingsbak na reparatie wederom kapot is gegaan. Nu echter vaststaat dat de auto niet voldeed aan hetgeen [appellant] op grond van de overeenkomst mocht verwachten en dat de reparatie niet het beoogde resultaat heeft gehad, behoeft deze stelling niet verder te worden beoordeeld.
4.5.9.Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat [appellant] gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden. Dit betekent dat op beide partijen een ongedaanmakingsverbintenis rust. [appellant] is gehouden de auto terug te geven en [geïntimeerde] is gehouden de koopprijs terug te betalen. Het vonnis wordt vernietigd en [geïntimeerde] wordt veroordeeld de koopprijs van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2011, aan [appellant] te betalen.
4.6.1.[appellant] vordert voorts betaling van een bedrag van € 1.296,29 ter zake van schadevergoeding, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2011. In artikel 6:277 BW is bepaald dat indien een overeenkomst geheel of gedeeltelijk wordt ontbonden, de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht is de schade te vergoeden aan de wederpartij die deze lijdt doordat geen wederzijdse nakoming, maar ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt.
4.6.2.[appellant] vordert vergoeding van de door hem betaalde verzekeringspremie en motorrijtuigenbelasting. Het hof overweegt dat, hoewel [appellant] deze kosten ook had moeten maken indien de overeenkomst niet was ontbonden, deze wel toewijsbaar zijn. Immers, ook de door de toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerde] veroorzaakte schade komt voor vergoeding in aanmerking. [appellant] heeft deze kosten moeten maken, terwijl hij niet het genot van de auto heeft gehad. Nu [geïntimeerde] de hoogte van de gevorderde bedragen van € 739,84 en € 209,00 niet heeft betwist, worden deze toegewezen, te vermeerderen met de (niet-betwiste) wettelijke rente vanaf 26 mei 2011.
4.6.3.De kosten van het huren van een vervangende auto (€ 114,60) en de reparatiekosten (€ 125,00) komen eveneens voor vergoeding in aanmerking. [appellant] had deze kosten immers niet hoeven maken als hem een auto was geleverd zonder het onderhavige gebrek. Hetzelfde geldt voor de kosten van het opmaken van een offerte en van het aan de auto verrichte onderzoek (€ 107,85 in totaal). Dit deel van de vordering wordt dan ook toegewezen tot een bedrag van € 347,45, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2011.