ECLI:NL:GHSHE:2014:2155

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
HD 200.124.036_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een tweedehands auto en de gevolgen voor de verkeersveiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde] over de non-conformiteit van een tweedehands auto. [appellant] had op 27 november 2010 een Renault Megane gekocht van [geïntimeerde], die bedrijfsmatig handelt in tweedehands auto’s. De auto werd pas geleverd nadat [appellant] zijn rijbewijs had behaald. Na de levering op 4 februari 2011 bleek de auto gebreken te vertonen, waaronder een defecte versnellingsbak, waardoor de auto op 20 februari 2011 stil kwam te staan. Ondanks meerdere reparaties door [geïntimeerde] bleef de auto mankementen vertonen, wat leidde tot een brief van de advocaat van [appellant] waarin de koopovereenkomst werd ontbonden.

In eerste aanleg werd de vordering van [appellant] afgewezen, omdat hij niet had bewezen dat de auto niet voldeed aan de overeenkomst. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die [appellant] op grond van de overeenkomst mocht hebben, vooral omdat de auto een gevaar voor de verkeersveiligheid opleverde. Het hof verwees naar artikel 7:17 BW, dat stelt dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Aangezien het gebrek aan de versnellingsbak niet eenvoudig kon worden hersteld en de auto niet veilig was voor gebruik, concludeerde het hof dat [appellant] gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis en veroordeelde [geïntimeerde] tot terugbetaling van de koopprijs van € 1.500,00, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van schadevergoeding van € 1.296,29. Daarnaast werd [geïntimeerde] verplicht om de auto op zijn naam te laten registreren, met een dwangsom voor het geval hij hier niet aan voldeed. De proceskosten werden ook aan [geïntimeerde] opgelegd, aangezien hij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.124.036/01
arrest van 15 juli 2014
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. M.M. Dezfouli te 's-Gravenhage,
tegen
[de man] h.o.d.n. C.S. Auto's,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. C.A.M.H. Vink te 's-Hertogenbosch,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 maart 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, locatie Breda gewezen vonnis van 9 januari 2013 tussen appellant - [appellant] - als eiser en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 702430 CV EXPL 12-882)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis alsmede het vonnis van 20 juni 2012.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
2.2.
Het hof heeft arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg. Het hof merkt hierbij op dat van de in eerste aanleg gehouden comparitie van partijen geen proces-verbaal is overgelegd (voor zover opgemaakt). Daarnaast merkt het hof op dat productie 15 bij de inleidende dagvaarding ontbreekt.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1.
[geïntimeerde] handelt bedrijfsmatig in tweedehands auto’s en voert reparaties uit. [appellant] heeft op 27 november 2010 een auto bij [geïntimeerde] gekocht van het merk Renault, type Megane, bouwjaar 1996 met kenteken [kenteken] voor een koopprijs van € 1.500,00 (hierna: de auto). Omdat [appellant] ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet over een rijbewijs beschikte, zijn partijen overeengekomen dat de auto eerst zou worden geleverd nadat hij zijn rijbewijs had gehaald. In de tussentijd is de auto bij [geïntimeerde] blijven staan.
4.1.2.
Nadat [appellant] zijn rijbewijs had behaald hebben partijen aanvankelijk afgesproken dat de auto op 2 februari 2011 aan [appellant] zou worden geleverd. [geïntimeerde] heeft echter meegedeeld dat de auto olie lekte, waardoor deze eerst op 4 februari 2011 kon worden geleverd. [geïntimeerde] heeft de auto vervolgens op die dag geleverd.
4.1.3.
Op 20 februari 2011 is de auto op de snelweg stil komen te staan. [appellant] heeft de auto naar het bedrijf van [geïntimeerde] laten slepen. [geïntimeerde] heeft een reparatie aan de auto uitgevoerd, waarna [appellant] de auto op 2 maart 2011 heeft opgehaald. [geïntimeerde] heeft [appellant] verzocht een bedrag van € 250,00 te betalen voor de uitgevoerde reparatie. [appellant] heeft onder protest een bedrag van € 125,00 betaald. [geïntimeerde] heeft diezelfde dag een factuur gedateerd 4 februari 2011 aan [appellant] gegeven met betrekking tot de koop van de auto. Op de factuur is onder meer vermeld (productie 5 inleidende dagvaarding): “ € 1500 per kas voldaan Gekocht zoals gezien en bereden geen garantie”
4.1.4.
Op 3 maart 2011 is de auto wederom stil komen te staan.
4.1.5.
[geïntimeerde] heeft bij brief van 7 maart 2011 (die niet volledig in het geding is gebracht, productie bij conclusie van antwoord) onder meer aan [appellant] aangeboden de auto terug te nemen tegen betaling van een vergoeding door [appellant].
4.1.6.
De advocaat van [appellant] heeft bij brief van 10 maart 2011 onder meer het volgende aan [geïntimeerde] meegedeeld (productie 6 inleidende dagvaarding):
“Cliënt stelt dat de ingekochte auto niet voldeed aan de eisen welke (…) redelijkerwijs aan een auto mag stellen, nu dat blijkt dat de versnellingsbak gebrekkig is geweest tijdens de aankoop van de auto.
Voorts geeft cliënt aan dat de auto al een keer door u zou zijn gerepareerd. U heeft aangegeven de auto na behoren te hebben hersteld. Echter de auto bevat nog steeds dezelfde mankementen.
(…)
De afgeleverde zaak beantwoordt in de onderhavige zaak niet aan de overeenkomst. (…)
Mijn cliënt mocht bij aankoop van de auto in ieder geval verwachten dat de auto in die staat zou verkeren waarmee veilig kon worden gereden. U bent tekort gekomen in uw nakomingsplicht, nu dat voor redelijke gebruik van de auto reparaties nodig zijn van grote omvang.
Voordat de auto naar een andere garage wordt gebracht voor reparatie, bied ik u namens cliënt de laatste mogelijkheid om deze mankementen zelf te herstellen. De auto is bij u gestald en u bent in het bezit van de sleutels. Heb ik binnen een termijn van 3 dagen, derhalve uiterlijk op 13 maart niet van u vernomen dat u accepteert de auto te herstellen, zal de auto naar een andere garage worden gebracht en de kosten voor de reparaties tracht ik op u te verhalen.”
4.1.7.
[appellant] heeft de auto laten onderzoeken door een Renault garage. Deze heeft op 1 april 2011 een offerte uitgebracht voor het compleet vervangen van de versnellingsbak voor een bedrag van € 2.546,27 inclusief btw (productie 7 inleidende dagvaarding).
4.1.8.
[geïntimeerde] heeft vervolgens nogmaals een reparatie uitgevoerd aan de auto. De auto is na de reparatie wederom stil komen te staan.
4.1.9.
De advocaat van [appellant] heeft bij brief van 26 mei 2011 onder meer het volgende aan [geïntimeerde] meegedeeld (productie 10 inleidende dagvaarding):
“Inmiddels heb ik van cliënt vernomen dat de auto (…) opnieuw dezelfde mankementen toont welke voor reparatie aan u werd aangeboden. De auto staat geblokkeerd stil en cliënt kan er niet mee rijden. Deze mankementen zijn onder andere een defecte versnellingsbak en een gebrekkige koppeling. (…) Dit was de tweede keer dat deze auto voor deze mankementen door u hersteld zou worden echter zijn de mankementen hoe dan ook niet verholpen en zoals reeds vermeldt staat de auto stil.
(…)
U begrijpt dat cliënt onder deze omstandigheden geen vertrouwen meer heeft in deze auto en hierbij de koopovereenkomst ontbindt.”
4.2.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat [geïntimeerde] werd veroordeeld, zakelijk weergegeven:
  • tot terugbetaling van de koopprijs van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2011 tot de dag van algehele voldoening;
  • tot betaling van een bedrag van € 1.296,29 ter zake van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • de auto binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis op naam van [geïntimeerde] te laten registreren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat [geïntimeerde] hiermee in gebreke mocht blijven;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.
4.2.2.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 20 juni 2012 aan [appellant] te bewijzen opgedragen dat hij bij de koop van de auto, 15 jaar oud en tweedehands, bij normaal gebruik niet hoefde te verwachten dat de versnellingsbak binnen enkele weken na de koop kapot zou gaan, in die zin dat het schakelen in het geheel niet meer mogelijk was. De kantonrechter heeft bij eindvonnis van 9 januari 2013 geoordeeld dat [appellant] niet was geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs en de vorderingen afgewezen.
4.2.3.
[appellant] concludeert in dit hoger beroep tot vernietiging van het vonnis van 9 januari 2013 en tot alsnog toewijzing van zijn vorderingen zoals in eerste aanleg ingesteld.
4.3.
Het hof overweegt als volgt.
4.4.
[appellant] voert in de toelichting op de eerste grief aan dat de kantonrechter zijn stellingen verkeerd heeft geïnterpreteerd. Nu het hoger beroep mede is bedoeld om eventuele fouten of onduidelijkheden in de eerste aanleg te herstellen en/of weg te nemen, gaat het hof uit van de stellingen zoals door [appellant] in dit hoger beroep aangevoerd. Hij heeft in zoverre geen belang bij de eerste grief.
4.5.1.
[appellant] voert aan dat de auto ten tijde van de koop niet voldeed aan hetgeen hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Naar het hof begrijpt, heeft hij bedoeld aan te voeren dat de auto (ook) ten tijde van de aflevering niet voldeed aan hetgeen hij mocht verwachten. Hij voert immers aan dat de versnellingsbak korte tijd nadat de auto aan hem was geleverd tijdens het rijden blokkeerde, waarna rijden onmogelijk was.
4.5.2.
[geïntimeerde] heeft de auto nadat [appellant] had geconstateerd dat deze blokkeerde een aantal maal gerepareerd. [geïntimeerde] voert aan dat [appellant] enkel heeft aangevoerd dat de auto na reparatie niet voldeed en niet dat deze vanaf het moment van aflevering niet voldeed aan hetgeen hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Naar het oordeel van het hof kunnen de stellingen van [appellant] niet anders worden uitgelegd dan dat hij heeft bedoeld te stellen dat de auto ten tijde van de koop, althans de aflevering niet voldeed aan hetgeen hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten, aldus dat sprake is van non-conformiteit. Voormeld standpunt van [geïntimeerde] gaat dan ook niet op.
4.5.3.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg een beroep gedaan op de door hem gehanteerde algemene voorwaarden, waarvan hij een kopie in het geding heeft gebracht. Hoewel [appellant] de toepasselijkheid daarvan niet heeft betwist, zal het hof deze niet in de beoordeling betrekken, nu [geïntimeerde] zich niet op één of meerdere bepalingen daarvan heeft beroepen.
4.5.4.
In artikel 7:17 BW is bepaald dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. In lid 2 van dit artikel is bepaald dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Voorts is bepaald dat de koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen. De bewijslast van de stelling dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordde rust krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv op [appellant].
4.5.5.
Indien de verkoper weet dat met de auto aan het verkeer zal worden deelgenomen, deze een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert en sprake is van een gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, beantwoordt de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst (vgl. HR 15 april 1994, NJ 1995/614 en HR 8 juli 2005, NJ 2006/22). Nu vaststaat dat de auto als gevolg van het gebrek aan de versnellingsbak tijdens het rijden blokkeerde, waarna niet meer verder kon worden gereden, staat naar het oordeel van het hof vast dat de auto een gevaar voor de verkeersveiligheid opleverde. Daarnaast kon het gebrek niet op eenvoudige wijze worden hersteld, nu [geïntimeerde] niet heeft weersproken dat vervanging van de versnellingsbak de enige manier is om de auto te repareren. De Renault garage heeft hiervoor een bedrag geoffreerd van € 2.546,27, terwijl is gesteld noch gebleken dat dit niet overeenkomt met het gebruikelijke tarief voor een dergelijke reparatie. Voorts is geen sprake van een gebrek dat direct zichtbaar is. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de auto niet beantwoordt aan hetgeen [appellant] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Dat de auto is verkocht zonder garantie, doet hier niet aan af, omdat [appellant] niet behoefde te verwachten dat met de auto niet veilig aan het verkeer kon worden deelgenomen.
4.5.6.
Nu het gebrek zich daarnaast binnen zes maanden na aflevering heeft geopenbaard en sprake is van een consumentenkoop, wordt gelet op het bepaalde in artikel 7:18 lid 2 BW vermoed dat de auto reeds op het moment van aflevering niet voldeed aan hetgeen [appellant] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Het hof merkt hierbij op dat de aard van de zaak noch de aard van de afwijking zich ertegen verzet dit vermoeden in het onderhavige geval aan te nemen. [geïntimeerde] heeft hiertegen slechts feiten aangevoerd die hebben plaatsgevonden nadat met de auto is gereden, dus na de aflevering van de auto. Bezien in het licht van het feit dat de auto voor de aflevering al olie lekte en dat [geïntimeerde] niet heeft betwist dat een olielekkage problemen als de onderhavige kan veroorzaken, heeft [geïntimeerde] hiermee - zonder nadere toelichting, die ontbreekt – het hiervoor bedoelde vermoeden onvoldoende gemotiveerd betwist. Aan bewijslevering komt het hof derhalve niet toe.
4.5.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat vaststaat dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordde. Dat de auto ten tijde van de koop ongeveer veertien jaar oud was en bijna 200.000 kilometer had gereden, terwijl volgens de verklaring van de getuige J. Venema een versnellingsbak van een Renault Megane een levensduur heeft van ongeveer vijftien jaar, leidt niet tot een ander oordeel, aangezien de auto een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert.
4.5.8.
[appellant] heeft in de tweede grief nog aangevoerd dat [geïntimeerde] de auto niet naar behoren heeft gerepareerd, nu de versnellingsbak na reparatie wederom kapot is gegaan. Nu echter vaststaat dat de auto niet voldeed aan hetgeen [appellant] op grond van de overeenkomst mocht verwachten en dat de reparatie niet het beoogde resultaat heeft gehad, behoeft deze stelling niet verder te worden beoordeeld.
4.5.9.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat [appellant] gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden. Dit betekent dat op beide partijen een ongedaanmakingsverbintenis rust. [appellant] is gehouden de auto terug te geven en [geïntimeerde] is gehouden de koopprijs terug te betalen. Het vonnis wordt vernietigd en [geïntimeerde] wordt veroordeeld de koopprijs van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2011, aan [appellant] te betalen.
4.6.1.
[appellant] vordert voorts betaling van een bedrag van € 1.296,29 ter zake van schadevergoeding, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2011. In artikel 6:277 BW is bepaald dat indien een overeenkomst geheel of gedeeltelijk wordt ontbonden, de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht is de schade te vergoeden aan de wederpartij die deze lijdt doordat geen wederzijdse nakoming, maar ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt.
4.6.2.
[appellant] vordert vergoeding van de door hem betaalde verzekeringspremie en motorrijtuigenbelasting. Het hof overweegt dat, hoewel [appellant] deze kosten ook had moeten maken indien de overeenkomst niet was ontbonden, deze wel toewijsbaar zijn. Immers, ook de door de toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerde] veroorzaakte schade komt voor vergoeding in aanmerking. [appellant] heeft deze kosten moeten maken, terwijl hij niet het genot van de auto heeft gehad. Nu [geïntimeerde] de hoogte van de gevorderde bedragen van € 739,84 en € 209,00 niet heeft betwist, worden deze toegewezen, te vermeerderen met de (niet-betwiste) wettelijke rente vanaf 26 mei 2011.
4.6.3.
De kosten van het huren van een vervangende auto (€ 114,60) en de reparatiekosten (€ 125,00) komen eveneens voor vergoeding in aanmerking. [appellant] had deze kosten immers niet hoeven maken als hem een auto was geleverd zonder het onderhavige gebrek. Hetzelfde geldt voor de kosten van het opmaken van een offerte en van het aan de auto verrichte onderzoek (€ 107,85 in totaal). Dit deel van de vordering wordt dan ook toegewezen tot een bedrag van € 347,45, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2011.
4.7.
[appellant] vordert voorts dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld de auto op eigen naam te zetten. Deze vordering wordt eveneens toegewezen, waarbij het hof ervan uitgaat dat [appellant], indien noodzakelijk, zijn medewerking verleent aan de overschrijving. [geïntimeerde] moet binnen een door het hof vastgestelde redelijke termijn van dertig dagen na betekening van het onderhavige arrest de overschrijving gereed hebben. De dwangsom wordt gesteld op € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00.
4.8.
Het vonnis wordt vernietigd en de vorderingen van [appellant] worden toegewezen zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt.
4.9.
[geïntimeerde] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep als hierna onder de uitspraak te vermelden.

5.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van een bedrag van
€ 2.796,29, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen dertig dagen na betekening van het onderhavige arrest de auto over te laten schrijven op zijn eigen naam in het daarvoor bestemde register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag dat [geïntimeerde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 5.000,00;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van de eerste aanleg, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellant] worden begroot op € 90,64 aan explootkosten, € 30,00 aan taxe, € 207,00 aan griffierecht en op € 612,50 aan salaris advocaat in eerste aanleg;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellant] worden begroot op € 103,82 aan explootkosten, € 299,00 aan griffierecht en op € 894,00 aan salaris advocaat en voor wat betreft de nakosten op € 131,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. S. Riemens, L.R. van Harinxma thoe Slooten en J.R. Sijmonsma en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 juli 2014.