In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin een zorgregeling voor de kinderen is vastgesteld na de echtscheiding van partijen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. Annema, verzoekt om de beschikking te vernietigen voor zover deze betrekking heeft op de uitbreiding van de contactregeling door de week, de verdeling van de kerstdagen en de zomervakantie. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.C.E. Wilschut, verzoekt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar appel of dit af te wijzen als ongegrond.
De mondelinge behandeling vond plaats op 14 januari 2014, waarbij zowel de moeder als de vader en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De Raad heeft een rapport uitgebracht waarin zorgen worden geuit over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, die onder druk staan door de onderlinge problematiek van de ouders. De Raad adviseert om de huidige zorgregeling in stand te houden en de ouders aan te sporen om onder deskundige begeleiding met elkaar in gesprek te gaan.
Het hof overweegt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de echtscheiding en dat de huidige regeling niet in strijd is met de belangen van de kinderen. De kinderen hebben zelf aangegeven de huidige regeling als prettig te ervaren. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de zorgregeling niet wordt gewijzigd. De ouders worden aangespoord om te werken aan hun communicatie en de moeder wordt aangeraden hulp te zoeken voor haar emotieregulatie. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 10 juli 2014.